ECLI:NL:RBMNE:2024:7030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/7702
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van artikel 13b Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Urk om zijn woning te sluiten voor een periode van drie maanden. Dit besluit is genomen op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat in de woning een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en andere verboden middelen was aangetroffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2024 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van de verzoeker en de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs die de handelshoeveelheid overschrijdt. De rechter weegt de belangen van de verzoeker tegen die van de burgemeester en concludeert dat de sluiting noodzakelijk is voor het beschermen van de openbare orde. De verzoeker had aangevoerd dat de sluiting niet noodzakelijk was, omdat hij publiekelijk afstand had gedaan van zijn druggebruik en er geen overlast was. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de ernst van de situatie en de aangetroffen middelen de sluiting rechtvaardigen.

Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de woning gesloten blijft. De rechter benadrukt dat de burgemeester in de beslissing op bezwaar meer aandacht moet besteden aan de evenwichtigheid van de sluiting, maar op dit moment is er geen aanleiding om de sluiting niet in stand te houden. De uitspraak is gedaan op 20 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7702

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. R.J. Sterk),
en

de burgemeester van Urk, de burgemeester

(gemachtigde: D. Borghuis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 29 november 2024 van de burgemeester tot het sluiten van zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] voor een periode van 3 maanden.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de burgemeester.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker huurt de woning van [woonstichting] (de woonstichting).
3. Uit een bestuurlijke rapportage van 20 november 2024 komt naar voren dat de politie verzoeker op 6 november 2024 heeft aangehouden en zijn woning heeft doorzocht. Bij de doorzoeking is een handelshoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. Dit betreft 219,89 gram harddrugs (lijst I van de Opiumwet), 191,5 gram softdrugs (lijst II van de Opiumwet) en 44,6 gram stoffen van de geneesmiddelenwet. Hiernaast zijn er vier op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een kapmes aangetroffen.
4. Op 21 november 2024 heeft de burgemeester een voornemen uitgebracht om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten en verzoeker de gelegenheid gegeven om zijn zienswijze te geven. Dit heeft verzoeker op 26 november 2024 gedaan. De burgemeester heeft met het bestreden besluit van 29 november 2024 de woning met ingang van 11 december 2024 voor een periode van drie maanden gesloten op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet en met toepassing van het Damoclesbeleid Urk 2019 (het Damoclesbeleid).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Beoordelingskader
5. De voorzieningenrechter beoordeelt of het nodig is om het besluit van 29 november 2024 te schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Daarnaast weegt zij de belangen van verzoeker en de burgemeester bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoeker bij het schorsen daarvan. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter. De rechtbank is in een eventuele latere procedure niet aan dit oordeel gebonden.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is voldaan aan het beginsel van equality of arms?
7. Verzoeker voert aan dat de bestuurlijke rapportage die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt niet met hem is gedeeld. Hierdoor beschikt verzoeker niet over dezelfde informatie als de burgemeester en hij kan daarom niet goed reageren op de motivering. Dit is in strijd met het equality of arms beginsel.
8. Ter zitting heeft verzoeker deze grond ingetrokken zodat de rechtbank dit verder onbesproken laat.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
9. De burgmeester is op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd om een woning te sluiten als er in deze woning drugs wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) gebruikt hiervoor als uitgangspunt dat als er in de woning meer dan 0,5 gram harddrugs aanwezig is, de burgemeester in beginsel ervan mag uitgaan dat de drugs bestemd is voor verkoop, aflevering of verstrekking. [1] Het is dan aan verzoeker om aannemelijk te maken dat dit niet het geval is.
10. De voorzieningenrechter stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat een handelshoeveelheid drugs in de woning gevonden en de burgemeester daarom bevoegd was om de woning te sluiten. Partijen verschillen wel van mening over de vraag of de burgemeester zijn bevoegdheid tot het sluiten van de woning ook daadwerkelijk mocht gebruiken. Dit wordt hieronder besproken.
Mocht de burgemeester van zijn bevoegdheid tot sluiting gebruik maken?
11. Als vast staat dat de burgemeester de bevoegdheid had om de woning te sluiten, moet worden gekeken of deze sluiting ook noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken en evenwichtig is gelet op de gevolgen van de maatregel voor de betrokkene en de met de sluiting te dienen doelen. [2]
Is de sluiting van de woning noodzakelijk?
12. Bij de vraag of het noodzakelijk is een woning te sluiten, moet worden beoordeeld of de burgemeester een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten inzetten omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. [3] Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Soms is de noodzaak om de woning te sluiten groter, bijvoorbeeld als er een grote hoeveelheid harddrugs aanwezig is, er vanuit de woning werd gehandeld of als er sprake is van recidive.
13. Verzoeker stelt dat de sluiting van zijn woning niet noodzakelijk is om het woon- en leefklimaat of de openbare orde rondom zijn woning te beschermen. Hij heeft na de inval door de politie namelijk een bericht verstuurd naar zijn vrienden en bekenden met daarin kortgezegd de boodschap dat hij geen drugs meer gebruikt en dat zijn huis hier geen plek meer voor is. Hij heeft dit bericht ook op het raam naast zijn voordeur geplakt. Hierdoor heeft hij publiekelijk afstand gedaan van het leven dat hij leidde, waardoor het niet langer noodzakelijk is om de woning te sluiten. Daarnaast is er een kleine kans op recidive omdat dit de eerste keer is dat hij een misdrijf heeft gepleegd, hij open staat voor hulp van verslavingszorg en reclassering en aan het solliciteren is. Tijdens de zitting heeft verzoeker toegelicht dat hij ondertussen een baan heeft gevonden en vijf dagen per week werkt. Hiernaast benadrukt verzoeker dat er nooit feitelijke overlast of drugshandel is geconstateerd rondom zijn woning en dat daarom de openbare orde niet is geschonden. Er kwamen wel mensen bij verzoeker in huis met wie hij drugs gebruikte, maar er is geen sprake geweest van loop naar zijn woning.
14. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich op het standpunt mogen stellen dat sluiting van de woning, gelet op de ernst van de situatie, noodzakelijk is. Er is in de woning een grote hoeveelheid drugs gevonden die de handelshoeveelheid in de zin van de Opiumwet ruim overschrijdt. De burgemeester heeft daarom op basis van vaste jurisprudentie van de Afdeling mogen aannemen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf een belang tot sluiting op. [4] Hierbij weegt mee dat er een grote hoeveelheid harddrugs (219,89 gram) is gevonden. Dit kan in ieder geval als een ernstig geval worden aangemerkt en maakt de noodzaak tot sluiting groter. [5] De burgemeester heeft zich daarnaast op het standpunt mogen stellen dat uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in of vanuit de woning feitelijke drugshandel heeft plaatsgevonden. In de bestuurlijke rapportage staat namelijk dat verzoeker heeft verklaard dat er mensen bij hem over de vloer kwamen om drugs te gebruiken en hier soms voor betaalden. Ook zijn er weegschalen, gripzakjes en wapens in de woning aangetroffen en hebben buurtbewoners anonieme meldingen gedaan over het dealen.
15. In het licht van het voorgaande is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de burgemeester het noodzakelijk heeft mogen vinden om de woning te sluiten met het doel om zo de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de openbare orde te beschermen. Dat verzoeker publiekelijk afstand heeft gedaan van het leven dat hij leidde, gaat eraan voorbij dat sluiting een pandgerichte aanpak is en maakt de noodzaak tot sluiting niet minder. De burgemeester heeft sluiting dan ook noodzakelijk mogen vinden.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
16. Als de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, moet hij nagaan of de sluiting ook evenwichtig is, ook als de duur van de sluiting in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. [6] Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. [7] De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. [8]
17. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de sluiting van de woning niet evenwichtig is vanwege de gevolgen die dit voor hem heeft. Tijdens de zitting heeft hij toegelicht dat hij bij bekenden op de bank kan slapen, maar dat hij niet weet hoe lang hij daar kan blijven. Als hij daar niet verblijven, moet hij overnachten in de nachtopvang of in een gebruikerslocatie van [A] omdat hij verslaafd is. Dit is volgens de reclassering niet bevorderlijk voor zijn herstel en brengt het risico met zich dat hij verder afglijdt. Daarnaast staat verzoeker onder financieel bewind en kan hij geen dubbele huurlasten betalen. Ter zitting heeft verzoeker ook verklaard dat de woonstichting bezig is met het ontbinden van zijn huurovereenkomst en dat hij dan een jaar niets mag huren.
18. De voorzieningenrechter stelt vast dat de nadelige gevolgen die verzoeker noemt, door de burgemeester moeten worden betrokken in de beoordeling van de evenwichtigheid van de sluiting. De burgemeester heeft in het bestreden besluit in dit kader gesteld dat er geen zwaarwegende gronden zijn om af te wijken van het Damoclesbeleid dat sluiting van de woning voorschrijft en dat het risico op verstoring van de openbare orde zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van verzoeker. Volgens de burgemeester zijn de aangetroffen wapens op grond van het Damoclesbeleid een verzwarende omstandigheid die normaal gesproken zou leiden tot een langere sluitingsduur, maar kan desondanks worden volstaan met een sluiting van drie maanden. Hoewel de burgemeester op die manier rekening heeft gehouden met de belangen van verzoeker, is de burgemeester niet kenbaar ingegaan op de belangen die verzoeker naar voren heeft gebracht.
19. Over deze belangen overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Inherent aan de sluiting van de woning is dat verzoeker zijn woning moet verlaten. Dit is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Dat kan anders zijn als verzoeker een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. [9] Hiervan is in dit geval niet gebleken. Verzoeker heeft tijdens de zitting wel verklaard dat de woning emotionele betekenis voor hem heeft en dat de woning zorgt voor stabiliteit tijdens zijn herstelproces, maar dit is niet voldoende om een bijzondere binding met de woning aan te nemen. Ter zitting heeft de burgemeester gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van verzoeker om onderdak te vinden en gewezen op de noodopvang als optie als dit niet lukt. De voorzieningenrechter volgt de burgemeester in zijn standpunt dat het in principe de verantwoordelijkheid van verzoeker is om vervangende woonruimte te zoeken, maar de burgemeester moet wel onderzoeken of verzoeker in staat is om vervangende woonruimte te vinden en zo nodig verzoeker helpen bij het vinden van vervangende woonruimte als verzoeker daar om verzoekt. Ook moet de burgemeester in zijn belangenafweging betrekken dat de woonstichting de huurovereenkomst wil ontbinden en dat verzoeker het komende jaar dan niets meer zal mogen huren.
20. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat de sluiting evenwichtig is, te meer omdat de burgemeester dit in de beslissing op bezwaar nader kan motiveren.
21. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment geen aanleiding is om te oordelen dat de sluiting niet in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft de burgemeester wel mee dat in de beslissing op bezwaar meer aandacht moet worden besteed aan de vraag of de sluiting evenwichtig is, omdat deze afweging onvoldoende zichtbaar is in het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

22. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal het besluit tot sluiting van de woning in bezwaar stand houden en heeft het bezwaar weinig kans van slagen. De voorzieningenrechter weegt daarom het belang van de burgemeester om het bestreden besluit te handhaven zwaarder dan het belang van verzoeker bij het treffen van een voorlopige voorziening.
23. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten mag blijven. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Koopmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3078.
2.Zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2444.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1139.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3950.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.