Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 28 november 2023,
- de akte van [eisers] c.s. van 6 december 2023 met producties 1 tot en met 47,
- de door Mediahuis Noord c.s. op 23 januari 2024 ingediende incidentele conclusie tot verwijzing tevens conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 9,
- de door [eisers] c.s. op 6 februari 2024 ingediende conclusie van antwoord in het incident met productie 48,
- de door Mediahuis Noord c.s. op 20 februari 2024 ingediende akte uitlaten productie,
- de door [eisers] c.s. op 13 maart 2024 ingediende antwoordakte,
- het vonnis in incident van 17 april 2024,
- het door [eisers] c.s. op 22 juli 2024 ingediende B16-formulier,
- het door Mediahuis Noord c.s. op 23 juli 2024 ingediende B11-formulier,
- het door [eiser sub 1] op 24 juli 2024 ingediende B11-formulier,
- het door Mediahuis Noord c.s. op 25 juli 2024 ingediende B11-formulier,
- het bericht van de rechtbank van 13 augustus 2024 waarin partijen wordt medegedeeld dat de rechter heeft beslist dat elke partij tijdens de mondelinge behandeling een spreektijd krijgt van 20 minuten,
- de op 22 augustus 2024 door [eisers] c.s. ingediende akte houdende aanvullende producties 49 tot en met 52 en eisvermeerdering,
- de op 22 augustus 2024 door Mediahuis Noord c.s. ingediende akte bezwaar,
- het op 23 augustus 2024 ingediende B16-formulier met een reactie van [eisers] c.s. op het bezwaar van Mediahuis Noord c.s. tegen de akte houdende aanvullende producties 49 tot en met 52 en eisvermeerdering,
- het bericht van de rechtbank van 23 augustus 2024 waarin partijen wordt medegedeeld dat de behandeld rechter de akte houdende aanvullende producties 49 tot en met 52 en eisvermeerdering van [eisers] c.s. niet toestaat,
- de e-mail van 26 augustus 2024 van de rechtbank waarin een rechterwisseling wordt aangekondigd,
- het bericht van 27 augustus 2024 van [eisers] c.s. waarin zij bezwaar maken tegen de weigering van hun akte houdende aanvullende producties 49 tot en met 52 en eisvermeerdering,
- de e-mail van 27 augustus 2024 van Mediahuis Noord c.s. waarin zij verzoeken het bezwaar van [eisers] c.s. tegen de weigering van hun akte houdende aanvullende producties 49 tot en met 52 en eisvermeerdering af te wijzen,
- het bericht van de rechtbank van 28 augustus 2024 waarin partijen is medegedeeld dat de rechter bij de eerdere beslissing tot weigering van de akte houdende aanvullende producties 49 tot en met 52 en eisvermeerdering blijft, met dien verstande dat producties 49 tot en met 52 wel aan het dossier zullen worden toegevoegd,
- de akte van [eisers] c.s. van 29 augustus 2024 houdende aanvullende producties 49 tot en met 52,
- de akte overleggen producties 10 tot en met 14 van Mediahuis Noord c.s. van 29 augustus 2024,
- het B11-formulier van 29 augustus 2024 waarin [eisers] c.s. bezwaar maken tegen producties 11 en 12 van Mediahuis Noord c.s.
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van het geschil
Het Suikerterrein
alle in, op en/of boven de Grond aan te (doen) brengen gebouwen, werken en beplantingen’ omvat.
In aanmerking nemende:
[bedrijf 2] BV eigenaar is van het pand gelegen aan de [adres] (voorheen [adres] )(toevoeging rechtbank: het Zeefgebouw)
te Groningen;
[bedrijf 3] BV voornemens is zonnepanelen te plaatsen en te exploiteren op de daken van [bedrijf 2] BV.’
nooit toestemming(heeft, toevoeging rechtbank)
gegeven voor het op deze wijze in gebruik geven van het dak en dat ook niet(zal, toevoeging rechtbank)
doen. De gemeente Groningen wil hier zelf zonnepanelen realiseren.’ In de e-mail stelt de Gemeente voor om de subsidie aan haar over te dragen of om de Subsidie in te trekken zodat de Gemeente een nieuwe subsidie kan aanvragen. [bedrijf 2] wist hiervan. Op 19 september 2023 heeft de Gemeente [bedrijf 2] overgenomen.
[artikel 1];
[artikel 2];
[artikel 3];
[artikel 4];
[artikel 5];
[artikel 6];
[artikel 7];
[artikel 8];
- een verklaring voor recht dat Mediahuis Noord c.s. ieder voor zich onrechtmatig jegens hen hebben gehandeld door de Beschuldigingen te (blijven) publiceren,
- een bevel voor DvhN tot rectificatie van de Beschuldigingen in het DvhN en op de Website,
- een bevel voor DvhN tot de-indexatie van de betreffende artikelen en het doen van een verzoek tot de-indexatie (of de-listing) van de betreffende artikelen bij Google en Bing, en een verbod voor Mediahuis c.s. om de Beschuldigingen te herhalen,
- vergoeding van de door [eisers] c.s. geleden schade, nader op te maken bij staat,
- hoofdelijke veroordeling van Mediahuis Noord c.s. in de buitengerechtelijke kosten en
- veroordeling van Mediahuis Noord c.s. in de proceskosten inclusief nakosten.
4.De beoordeling van de vorderingen
- de aard van de uitlatingen,
- dragen de uitlatingen bij aan een debat over een zaak van algemeen belang?
- wie doet de uitlatingen?
- hebben de uitlatingen voldoende steun in het beschikbare feitenmateriaal?
- de totstandkoming en inkleding van de uitlatingen,
- over wie gaan de uitlatingen?
- de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie de uitlatingen betrekking hebben.
.
[artikel 1]in een aparte vetgedrukte kolom aan het woord en daarin erkent hij dat er sprake was van een onjuiste verklaring:
[eiser sub 1] van [bedrijf 2] BV zegt dat onder de subsidieaanvraag ‘wellicht, formeel gezien een handtekening van een ambtenaar had moeten staan’.(…)
Natuurlijk weet ik wel dat ik niet juridisch eigenaar ben van het Zeefgebouw. We zijn huurder. Maar ik dacht, we hebben de aanvraag overlegd met de gemeente en dus is het oké.(…).’
[artikel 3]ook de foto en het (beknopte) CV van [eiser sub 3] centraal en uitgelicht op de pagina is weergegeven.
[artikel 2]’. Ook in het artikel ‘
[artikel 5]wordt deze kwalificatie herhaalt, en ook in de artikelen ‘
[artikel 6]en ‘
[artikel 7]wordt deze kwalificatie genoemd. Volgens [eisers] c.s. is hiermee sprake van een zeer ernstige strafrechtelijke beschuldiging, die onjuist is en daarmee onrechtmatig.
ethics of journalism’. [4] Hoe ver die plicht gaat, hangt onder meer af van de aard van de uitlating en de te verwachten gevolgen voor degene op wie deze uitlating ziet. Hoe ernstiger een feitelijke beschuldiging van aard is, hoe meer eisen worden gesteld aan de feitelijke basis waarop die beschuldiging steunt. Daarbij kan ook een rol spelen welke mate van vertrouwen de pers mag toedichten aan de bron(nen) op wie zij zich in verband met de beschuldiging baseert. Verder moet worden gelet op de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM. [5]
[artikel 2]refereren Mediahuis Noord c.s. in de kop en in de tekst van het artikel naar een gesprek dat [gedaagde sub 3] heeft gehad met mr. [C] (hierna: [C] ), docent strafrecht en criminologie aan de Rijksuniversiteit Groningen (hierna: RUG). [C] wordt in dit artikel in deze hoedanigheid aangekondigd. De in een groter lettertype weergegeven introtekst van dit artikel luidt:
Tonnen subsidie binnenhalen door je voor te doen als eigenaar van een pand. Bestuurders van [bedrijf 2] bv hebben volgens strafrechtdeskundigen valsheid in geschrifte begaan. Met een handtekening verklaarden ze eigenaar te zijn van het Zeefgebouw op het Suikerterrein in Groningen.’
Dit lijkt me zonder enige twijfel een geval van valsheid in geschrifte’,
[artikel 1]waarin staat dat [bedrijf 2] zich had voorgedaan als eigenaar van het Zeefgebouw.
Wie in een subsidieaanvraag met handtekening verklaart een pand in eigendom te hebben dat niet van jou is, heeft een document opgesteld met een zogeheten ‘bewijsbestemming’. Doel is een rijksdienst ervan te overtuigen dat jij de eigenaar bent en daarom subsidie moet krijgen. Hier is denk ik niet veel speelruimte voor onduidelijkheid.’
Valsheid in geschrifte wordt behandeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. “Iemand die een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, wordt als schuldig aan valsheid in geschrifte gestraft”. Het wetboek voorziet in een maximale gevangenisstraf van zes jaren of een geldboete van 90 mille.’
[artikel 5]wordt ten aanzien van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] herhaalt dat volgens strafrechtdeskundigen van de RUG sprake is van valsheid in geschrifte. Zo luidt de (in groter lettertype weergegeven) introtekst van dit artikel:
Met een maximumstraf van zes jaar geldt valsheid in geschrifte als een ernstig misdrijf. Behalve in Groningen, lijkt het. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] verklaarden valselijk dat ze juridisch eigenaar waren van het Zeefgebouw om een subsidie te krijgen. Toch doet de overheid geen aangifte. Hoe kan dat?’
Zonder twijfel is dit een geval van valsheid in geschrifte, menen strafrechtdeskundigen van de RUG. Wie in een subsidieaanvraag met handtekening valselijk verklaart een pand in eigendom te hebben, heeft immers een document opgesteld met een zogeheten bewijsbestemming. Doel was de rijksdienst ervan te overtuigen dat ze de eigenaar waren en daarom subsidie moesten krijgen. En dat lukte.’
De rijksdienst trok de subsidie een jaar later in toen de gemeente over de kwestie aan de bel trok: de twee heren waren niet de rechtmatige eigenaren van het gebouw.’
Nu gemeente en RVO beide geen aangifte hebben gedaan, hoeven [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zich dus geen zorgen te maken. Hoewel? Het Groninger college, met een jurist als burgemeester en bestuurders die wethouders heten, zou ertoe geïnspireerd kunnen worden door de CDA-vragen.’
[artikel 6]
[artikel 7]staat over de exploitatie van het Suikerterrein door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] (in welk verband de namen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] worden genoemd):
Het belangrijkste wat mij in deze rommelige hap-snap-zaak opvalt”, zegt prof. [D] , integriteitsdeskundige en oud-hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, “is dat er sprake is van valsheid in geschrifte, onder andere bij de zonnepanelen”.’
De Gemeente zegt dat van valsheid in geschrifte geen sprake is omdat ze haar huurder ‘mondelinge toestemming’ gaf om subsidie aan te vragen. Uit niets blijkt echter dat de gemeente de twee toestaat om als eigenaren handtekeningen te zetten.’
[artikel 2]heeft de toenmalige advocaat van [bedrijf 2] , [eiser sub 1] en [eiser sub 2] navraag gedaan bij [C] . In een schriftelijke reactie stelt [C] dat hij naar aanleiding van een door [gedaagde sub 3] gepresenteerde casus kort en in algemene zin de vereisten voor strafbaarheid van het delict valsheid in geschrifte (artikel 225 Sr) heeft besproken, met de nadruk op de delictsgedraging en de bewijsbestemming die het geschrift moet hebben, en dat er dan wel sprake moet zijn van opzet/oogmerk. Daarna stelt [C] te hebben aangegeven dat als de aan hem voorgelegde feiten zouden kloppen, en er sprake zou zijn van opzet, de casus een goed voorbeeld zou kunnen zijn van valsheid in geschrifte, maar hij stelt dat hij zich niet heeft uitgelaten over de vraag of deze feiten en omstandigheden ook daadwerkelijk kloppen of bewezen zouden kunnen worden. Daarbij heeft hij ook niet met zekerheid gesteld dat de betrokkenen in concreto pleger zouden zijn van valsheid in geschrifte, aldus [C] . De inhoud van het telefonische gesprek dat hij met [gedaagde sub 3] had was bedoeld ‘
bij wijze van uitleg en niet als oordeel, maar als juridische achtergrondinformatie ten behoeve van de journalist, derhalve vanuit strafrechtelijke kennis, en niet om uitvergroot als speerpunt van een artikel te dienen. Zoals dat soms gaat, lijkt de krant hier een eigen, meer concrete op de partijen gerichte, draai aan te hebben gegeven’. De inhoud van het artikel is volgens [C] niet met hem besproken of ter goedkeuring voorgelegd, en als dit wel het geval was geweest, dan had hij daarmee niet ingestemd.
Als je het krantenartikel leest, riekt de constructie naar oplichting of bedrog.” (…)
De [E] plaatst wel een kanttekening. “Voor een goed oordeel is dossierkennis nodig.” Volgens haar wordt een bezitter van een gebouw vaak al snel geacht eigenaar te zijn, maar dat moet wel goed onderzocht worden. “Het argument van de toestemming is in ieder geval geen aperte onzin.”
[artikel 1],
[artikel 2]en ‘
[artikel 3]) heeft [gedaagde sub 3] telefonisch vragen aan [eiser sub 1] gesteld over de gang van zaken ten aanzien van de Subsidie, maar hierbij is de beschuldiging van valsheid in geschrifte niet aan de orde gekomen. Wel heeft [gedaagde sub 3] op basis van dit gesprek in het artikel
[artikel 1]een reactie van [eiser sub 1] geplaatst, met de kop ‘
We hebben naar eer en geweten gehandeld’. In deze reactie geeft [eiser sub 1] toe dat hij weet dat hij geen juridisch eigenaar is van het Zeefgebouw, maar dat de Gemeente toestemming voor de aanvraag had gegeven. [eiser sub 2] is verder niet door [gedaagde sub 3] voorafgaand aan de eerste artikelen benaderd. Pas na de eerste artikelen is er medio februari vanuit [eiser sub 1] en [eiser sub 2] contact ontstaan met [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] . Toen was het kwaad echter al geschied.
[artikel 1],
[artikel 2]en ‘
[artikel 3]) heeft [gedaagde sub 3] via Whatsapp weer contact met [eiser sub 3] opgenomen over de afwikkeling van het [bedrijf 2] / [bedrijf 3] zonnedakplan. Door [eiser sub 3] zelf is na het verschijnen van de eerste artikelen actief contact gezocht met [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] om zijn kant van het verhaal te kunnen doen, maar hij kreeg daarbij niet veel voet aan de grond.
[artikel 1]
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
mogelijkheiddat zij schade hebben geleden of zullen leiden voldoende
aannemelijkhebben gemaakt. [7] Dit houdt niet in dat aannemelijk moet zijn dat enige schade is geleden. [8]
5.De beslissing
[artikel 1]
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
- ‘
RECTIFICATIE
RECTIFICATIE