4.3Het oordeel van de rechtbank
Het
proces-verbaal van verdachte, houdende de verklaring van [getuige 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
lk zat met een bekende jongen, [A] te praten. En toen kwam [slachtoffer]
aan [A] om een sigaret vragen en deze kreeg hij. Ik zag dat [slachtoffer] met zijn rechterhand, die in zijn zak zat, een mes pakte en [A] stak. [A] ging toen in de ambulance, hij belde toen met zijn broer. Met het telefonische contact hoorde ik dat de broer van [A] (de rechtbank begrijpt: verdachte) zei dat hij mijn nummer moest sturen zodat hij mij kon contacten. Ik werd vervolgens gebeld en hoorde dat hij zei ‘met de broer van [A] ’ (de rechtbank begrijpt: verdachte) en vroeg mij waar ik was. Hij zei dat hij met een kwartiertje bij mij zou zijn.lk zag dat er een auto aankwam rijden en ik zag dat het de broer van [A] was. Hij en [slachtoffer] kenden elkaar. [slachtoffer] was ongeveer 50 meter bij mij vandaan. Ik zag dat de broer van [A] rechtstreeks naar [slachtoffer] liep. Ik hoorde dat de broer van [A] zei: “Ik had je toch gewaarschuwd". Ik hoorde ineens dat er geschoten werd, 3 of 4 keer.
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op maandag 4 oktober 2021 te Almere zag ik de meneer die mij had geschoten aan komen lopen. Het eerste wat ik hoorde: ‘ik heb je gewaarschuwd’. Toen hoorde ik de eerste knal. Toen ik dat hoorde, ik voelde iets in mijn gezicht. Van die eerste knal, kwam een tweede, derde, vierde en vijfde knal. Allemaal in mijn gezicht. Die eerste zat vast in mijn jukbeen, die hebben ze operatief weggehaald. Die tweede die kwam tegen mijn wenkbrauw. Het was een schampschot denk ik. Die derde heb ik wel gevoeld, die kwam tegen mijn neus en toen begon mijn neus te bloeden. Ik weet niet of het erin is gegaan. Die vierde kwam ook tegen mijn neus en die vijfde weet ik niet waar die is.De afstand bij het eerste schot was vijf tot zes meter. De afstand bij het tweede schot was ik dichter bij hem gekomen. Ik denk drie meter. Bij het derde schot was ik echt dichtbij, een halve tot één meter. Bij het vierde en vijfde schot was de afstand hetzelfde als bij het derde schot.Hij hield het wapen vast met gestrekte arm recht vooruit.
Een schriftelijk bescheid,te weten een schrijven van het Amsterdam UMC, opgemaakt op 14 oktober 2021 door [B] , kaakchirurg i.o., voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Anamnese (via AIOS chirurgie en patiënt op traumakamer):
Patiënt is neergeschoten tijdens ruzie, in totaal 5 schoten, waarvan 2 schoten in het aangezicht. Pijn wang links en neus rechts.
Tweemaal schotverwonding aangezicht/hoofd, met:
- Een kogel links subcutaan, oppervlakkig van het zygoma gelegen. Geen fracturen.
- Tweede kogel in de retrofaryngeale ruimte, rechts van de midlijn, anterieur van de boog Cl gelegen.
Het
proces-verbaal van verhoor aangever, houdende de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Dus u bent zes keer beschoten daarvan zijn er twee raak geweest?
A: Nee ik ben zes keer geraakt.
ik ben één keer boven mijn linker oog geraakt.
Eén keer aan de linkerkant van mijn neus.
Eén keer aan de rechterkant van mijn neus die is ook doorboort.
Eén keer aan de linkerkant van mijn gezicht bij mijn jukbeen
En ik ben geraakt aan mijn linkerarm en aan de rechterzijde bij mijn borst.
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Kunt u mij vertellen wat er gebeurd is op 4 oktober 2021 te Almere?
A: Ik hoorde een schot. Ik zag toen een man met lang haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) de andere man slaan (de rechtbank begrijpt: verdachte). lk zag dat die andere man (de rechtbank begrijpt: verdachte), ik zag alleen de achterkant, ik zag dat hij twee keer op die andere man (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) schoot.
V: Waarom denkt u dat het een vuurwapen was?
V: Ik zag die man staan met zijn arm omhoog en toen twee keer knal.
O: De getuige staat op. En doet voor wat er gebeurd is. Ik zie dat hij zijn rechterarm omhoog doet en met zijn hand een pistool maakt. En dan twee keer schiet.
V: Op hoeveel afstand stond de verdachte van het slachtoffer?
A: Ik denk ongeveer een halve meter tot één meter.
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een oudere man die ik alleen van gezicht ken, stuurde mij weg. Ik hoorde hem zeggen : “Ga weg van hier anders krijg je mankementen”. Toen ik aan het eind van het grasveldje was, zag ik een man richting [bijnaam slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) aflopen. Ik zag en hoorde dat er ongeveer zeven keer op [bijnaam slachtoffer] geschoten werd.lk zag dat de schutter op [bijnaam slachtoffer] schoot. lk zag dat de schutter namelijk zijn rechterarm strekte en ik hoorde een paf geluid. lk zag dat [bijnaam slachtoffer] , die op het bankje zat, op stond. Ik hoorde dat de schutter nog vier keer schoot, ik zag dat [bijnaam slachtoffer] geraakt werd. lk zag dat hij in zijn bovenlichaam en in zijn hoofd geraakt werd. lk zag geen bloed want ik stond op ongeveer 30 a 35 meter. lk zag dat terwijl dit gebeurde zowel [bijnaam slachtoffer] als de schutter op elkaar af liepen. lk zag dat de schutter en [bijnaam slachtoffer] op de grond vielen. lk hoorde en zag dat terwijl zij op de grond vielen er nog drie keer werd geschoten door de schutter. lk zag dat [bijnaam slachtoffer] op zijn bovenlichaam weer werd geraakt. lk zag dat daarna de schutter heel snel weg liep.
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
lk zag [bijnaam slachtoffer] zitten. lk zag dat er een vreemde man op [bijnaam slachtoffer] af kwam lopen. lk zag dat de man gelijk begon te schieten. De afstand tussen de man en [bijnaam slachtoffer] betrof ongeveer 3 meter. Waarbij de man richting [bijnaam slachtoffer] bleef lopen. lk hoorde meerdere schoten. lk denk wel 5 à 6 schoten.
Het
proces-verbaal van bevindingen,houdende de analyse historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoon] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Te zien is dat het mobiele nummer [telefoon] omstreeks 17.43 uur de zendmast in Diemen aanstraalde en vervolgens omstreeks 18.15 uur de zendmast aanstraalde op de [straat] in Almere. Te zien is dat het nummer [telefoon] in gebruik bij [verdachte] op de dag van het incident veelvuldig contact heeft met het nummer [telefoon] , in gebruik bij [getuige 1] . Het toestel van [getuige 1] vlak voor het schietincident de Cell- ID van de [adres] aanstraalde. Omstreeks 18.31 uur straalde het toestel in gebruik bij [verdachte] dezelfde Cell-ID aan, [adres] in [woonplaats] .
Het
proces-verbaal van bevindingen, houdende de analyse historische verkeersgegevens van telefoonnummer [telefoon] , inhoudende, zakelijk weergegeven:
Voor de interpretatie is het van belang om te weten dat het schietincident bij de politie gemeld wordt op 4 oktober 2021 te 18.33 uur.
Tijdstip
Inkomend of uitgaand
Duur in seconden
Tegencontact
Locatie zendmast
17:45
Uitgaand
32
[telefoon]
[straat] te [woonplaats]
18:15
Uitgaand
368
[telefoon]
[adres] te [woonplaats]
18:24
Uitgaand
3
[telefoon]
[adres] te [woonplaats]
18.25
Uitgaand
2
[telefoon]
[straat] te [woonplaats]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2024, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 4 oktober 2021 werd gebeld door mijn broer [A] dat hij door [slachtoffer] was gestoken. Ik wist hoe [slachtoffer] eruit zag. Ik ben met een vuurwapen, een pistool, naar Almere gegaan. Ik ging naar de plek was [getuige 1] was. Ik zag aldaar [slachtoffer] op een bankje zag zitten. Ik ben vervolgens naar hem toe gegaan.
Voorbedachte rade
Aangevoerd is dat verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld, althans dat dit onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat de omstandigheden waaronder het schietincident heeft plaatsgevonden, erop wijzen dat bij verdachte sprake is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Verdachte zou [slachtoffer] toevallig zijn tegengekomen, waarna zij ruzie met elkaar kregen en in een worsteling terechtkwamen. Verdachte zou tijdens die worsteling hebben geschoten op [slachtoffer] . De rechtbank komt echter tot een ander oordeel en baseert dit op de wijze waarop de beschieting van het slachtoffer plaatsvond en hetgeen daaraan vooraf is gegaan, zoals uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten.
De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, maar dat hoeft de rechter niet ervan te weerhouden een zwaarder gewicht toe te kennen aan contra-indicaties (HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342; HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963; HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2761). Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden redengevend.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 4 oktober 2021 telefonisch contact had met zijn broer en dat zijn broer vertelde dat hij was gestoken door [slachtoffer] . Op het moment van dat telefoongesprek was [getuige 1] bij de broer van verdachte. Verdachte heeft tijdens het telefoongesprek het telefoonnummer gevraagd waarop [getuige 1] bereikbaar was. Verdachte is daarop naar Almere gegaan, met een geladen vuurwapen op zak. Ter terechtzitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij naar Almere ging omdat hij van [getuige 1] wilde horen wat er was gebeurd. Verdachte heeft, daarnaar gevraagd door de rechtbank, niet uitgelegd waarom dit niet telefonisch kon en waarom het nodig was om daarvoor – met een geladen vuurwapen – naar Almere te gaan. Onderweg heeft verdachte op meerdere momenten contact gehad met [getuige 1] . Een paar minuten voordat de politie de melding ontvangt van het schietincident, is er nog telefonisch contact tussen verdachte en [getuige 1] . Verdachte is naar de locatie gegaan waar [getuige 1] aanwezig was, namelijk een plein waar ook [slachtoffer] aanwezig was; [slachtoffer] zat op een bankje op ongeveer 50 meter afstand van [getuige 1] . Verdachte is bij aankomst op het plein direct op [slachtoffer] afgelopen en is meteen begonnen met schieten, waarbij duidelijk is dat verdachte richtte op [slachtoffer] . Verdachte heeft met gestrekte arm meerdere keren in de richting van [slachtoffer] geschoten terwijl hij op [slachtoffer] afliep. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij hem had gewaarschuwd. Ook verklaart [getuige 3] dat iemand – vlak voordat de schietpartij plaats vond – tegen hem zei dat hij beter kon vertrekken omdat hij anders ‘mankementen’ zou krijgen. Deze verklaringen vormen voor de rechtbank een onderbouwing van voorbedachte rade, omdat dit wijst op een vooropgezet plan.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte (1) wist dat [slachtoffer] zijn broer had neergestoken, (2) hij vervolgens veelvuldig telefonisch contact opneemt met [getuige 1] , terwijl (3) hij afreist naar Almere met een geladen vuurwapen op zak, waarna (4) [getuige 1] en verdachte elkaar vervolgens treffen op een plaats waar [slachtoffer] zich ook (nagenoeg) bevindt, (5) verdachte direct op [slachtoffer] afloopt, en (6) verdachte op korte afstand het geladen vuurwapen op [slachtoffer] richt en schiet. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte het plan had om [slachtoffer] van het leven te beroven, en hij dus ook vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van contra-indicaties is onvoldoende gebleken. Zo is niet gebleken dat verdachte in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling zou hebben gehandeld. Dat blijkt niet uit het dossier en ook niet uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting, waarbij hij verklaarde dat hij niet boos was op [slachtoffer] en alleen met hem wilde praten. Daaruit blijkt niet dat bij verdachte sprake was van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De omstandigheid dat er – nadat verdachte op [slachtoffer] schoot – sprake is geweest van een worsteling, waarbij ook mogelijk enkele schoten zijn gelost, is evenmin een contra-indicatie dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Die worsteling vond immers plaats nadat verdachte van dichtbij, gericht op [slachtoffer] heeft geschoten.
Het door de raadsman gevoerde verweer dat verdachte niet de wil zou hebben gehad om verdachte van het leven te beroven wordt door de bewijsmiddelen en de hierboven genoemde overwegingen weersproken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht poging moord bewezen.