ECLI:NL:RBMNE:2024:6543

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/132
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 18 november 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het Uwv inzake de WIA-uitkering van de ex-werknemer beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de ex-werknemer, die als IT-medewerker werkzaam was, volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is bevonden. Eiseres, de werkgever, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv dat de ex-werknemer recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is geweest, omdat dezelfde verzekeringsarts zowel in de primaire- als in de bezwaarfase betrokken was en de mate van arbeidsongeschiktheid niet op de juiste momenten is beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer niet duurzaam is. De rechtbank biedt het Uwv de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen en stelt een termijn van dertien weken in.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/132 T
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] ., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. L.J.Y. Hoeneveld-Mol)
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder

(gemachtigde: J. van Dalfsen)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[ex werknemer] ,uit [plaats] (de ex-werknemer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 30 november 2023. Hierin heeft het Uwv beslist dat de ex-werknemer van eiseres toch recht houdt op een uitkering op grond van de Wet werk en Inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering).

Totstandkoming van het besluit

2. De ex-werknemer werkte als medewerker IT Servicedesk voor ongeveer 36 uur per week. Hij meldde zich arbeidsongeschikt voor dit werk. Na het doorlopen van de wachttijd van 104 weken die geldt voor een WIA-uitkering werd hij, na een gegrond bezwaar, volledig arbeidsongeschikt geacht in het kader van de WIA.
2.1
Eiseres vroeg op 26 januari 2022 een herbeoordeling aan, omdat de ex-werknemer aangaf dat er meer gezondheidsklachten waren ontstaan. Na een fysiek onderzoek door de verzekeringsarts en arbeidskundig onderzoek door de arbeidsdeskundige werd de ex-werknemer minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Met het primaire besluit van 8 juni 2023 werd daarom beslist dat de WIA-uitkering die de ex-werknemer eerder ontving, per 9 augustus 2023 zal eindigen.
2.2
De ex-werknemer heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Na een telefonisch spreekuur heeft dezelfde verzekeringsarts gerapporteerd dat de ex-werknemer geen benutbare mogelijkheden heeft. Met het bestreden besluit van 30 november 2023 is het bezwaar van de ex-werknemer gegrond verklaard en is bepaald dat de ex-werknemer doorlopend recht heeft op een WIA-uitkering.
2.3
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
2.4
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2024 op zitting behandeld. Hier zijn de gemachtigde van eiseres en de partner van de ex-werknemer verschenen. Het Uwv is zonder bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Deze zaak gaat over de vraag of de ex-werknemer recht heeft op een IVA-uitkering. Dat is het geval als de ex-werknemer volledig (80-100%) arbeidsongeschikt is en deze arbeidsongeschiktheid duurzaam is.
3.1
De ex-werknemer heeft geen toestemming gegeven om de gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken. In deze uitspraak zal dan ook zoveel mogelijk in algemene termen gesproken worden over de medische gegevens van de ex-werknemer om te voorkomen dat deze gegevens alsnog via deze uitspraak bekend worden gemaakt.
3.2
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de ex-werknemer volledig arbeidsongeschikt is omdat hij geen benutbare mogelijkheden heeft, maar volgens het Uwv is deze arbeidsongeschiktheid niet duurzaam. Eiseres betwist niet dat de ex-werknemer volledig arbeidsongeschikt is, maar volgens haar gaat het Uwv er ten onrechte van uit dat de ex-werknemer geen benutbare mogelijkheden (GBM) heeft. Verder voert eiseres aan dat de ex-werknemer wel duurzaam arbeidsongeschikt is.
Beoordelingskader
Beroep door een (ex)-werkgever4. Uit vaste rechtspraak [1] van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat als de werkgever de mate of duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van een (ex)werknemer betwist, de aard van de betrokken belangen meebrengt dat op het Uwv het besluit ten aanzien van de arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk motiveert.
Beoordelingskader duurzaamheid
5. Het Uwv heeft bij de beoordeling gebruik gemaakt van het beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen (het beoordelingskader duurzaamheid). De toepasselijkheid van het beoordelingskader duurzaamheid is hier niet in geschil.
Volgens het beoordelingskader duurzaamheid is sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of niet of nauwelijks te verwachten is. Daarnaast bevat het beoordelingskader duurzaamheid een stappenplan om de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde vast te stellen. Er wordt daarbij gekeken naar de medische situatie de beoordelingsdatum.
5.1
Er is sprake van stap één als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Hiervan is sprake bij een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Als de eerste stap niet leidt tot kwalificatie van duurzame arbeidsongeschiktheid, is verbetering van de belastbaarheid niet uitgesloten. Dan volgt de tweede stap. In stap twee geeft de verzekeringsarts aan hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Er is ofwel een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden dan wel verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten. Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid wordt verwacht, beoordeelt de verzekeringsarts in het kader van stap 3 of, en zo ja, in hoeverre, die verbetering van de belastbaarheid na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht.
De beoordeling van de beroepsgronden van eiseres
Rapporten van de verzekeringsarts van eiseres
6. Eiseres heeft haar beroepsgronden onderbouwd met een rapport van haar verzekeringsarts van 4 januari 2024. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 augustus 2024. Op de zitting heeft eiseres een aanvullend rapport van haar verzekeringsarts overgelegd, waarin de verzekeringsarts ingaat op het rapport van 10 augustus 2024. In dit rapport staat een nieuwe beroepsgrond, namelijk dat ten onrechte geen lichamelijk onderzoek is gedaan naar de huidproblemen en de rugklachten van de ex-werknemer. De rechtbank vindt deze beroepsgrond te laat. Niet valt in te zien waarom deze beroepsgrond niet eerder aangevoerd had kunnen worden. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is van 10 augustus 2024, terwijl de zitting pas op 4 oktober 2024 was. Daar komt bij dat het rapport van de verzekeringsarts van eiseres is gedateerd op 25 september 2024, (ruim) een week voor de zitting. De rechtbank laat deze beroepsgrond daarom buiten beschouwing wegens strijd met de goede procesorde. Voor het overige is het rapport van 25 september 2024 een herhaling van, of verdere toelichting op eerder aangevoerde beroepsgronden en betrekt de rechtbank dit bij de beoordeling van de beroepsgronden van eiseres.
Was het medisch onderzoek zorgvuldig?
7. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat in de bezwaarfase geen herbeoordeling door een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid bij de ex-werknemer alleen beoordeeld op 9 augustus 2023 en niet tevens op de datum dat eiseres een herbeoordeling heeft aangevraagd, namelijk 26 januari 2022.
7.1
De rechtbank is het met eiseres eens dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen De ex-werknemer is namelijk in de primaire- en bezwaarfase gezien door dezelfde (primaire) verzekeringsarts. Daarnaast heeft eiseres op 26 januari 2022 een herbeoordeling aangevraagd, waardoor het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van de ex-werknemer ook op deze datum had moeten beoordelen. Het Uwv heeft erkend dat in de bezwaarfase ten onrechte geen verzekeringsarts bezwaar en beroep is ingeschakeld. Daarom heeft het Uwv in de beroepsfase het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 augustus 2024 ingediend. Uit dit rapport volgt dat een bezwaarverzekeringsarts de ex-werknemer op 1 juli 2024 fysiek heeft gezien en de mate van arbeidsongeschiktheid bij de ex-werknemer heeft beoordeeld op zowel 26 januari 2022 als 9 augustus 2023.
7.2
De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijkt inhoudelijk niet af van de conclusies van de verzekeringsarts in het rapport van 29 november 2023. Uit het rapport van 10 augustus 2024 volgt dus dat de ex-werknemer op 26 januari 2022 en 9 augustus 2023 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De rechtbank toetst hierna of de medische beoordeling juist is. Dat doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Was sprake van GBM of had een FML opgesteld moeten worden?
8. Eiseres voert aan dat bij de ex-werknemer geen sprake was van GBM , omdat dd ex-werknemer voldoende zelfredzaam is op het gebied van zelfzorg. Daarom had het Uwv een functionelemogelijkhedenlijst (FML) moeten opstellen. Volgens eiseres is de ex-werknemer met deze beperkingen ook volledig arbeidsongeschikt.
8.1
De situatie van GBM geregeld is in artikel 2, vijfde lid van het schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit). Hierin is bepaald dat sprake is van GBM als de betrokkene psychisch niet zelfredzaam is en deze psychische niet zelfredzaamheid het gevolg is van een ernstige psychische stoornis. [2] De psychische niet zelfredzaamheid dient zich te manifesteren op drie verschillende niveaus, te weten: zelfverzorging, het gezinsverband en sociale contacten waaronder zijn begrepen werkrelaties. Uit vaste jurisprudentie volgt dat de verzekeringsarts deze drie niveaus ook dient te toetsen. [3]
8.2
In het rapport van 26 november 2023 heeft de verzekeringsarts toegelicht dat de ex-werknemer een ernstige psychische stoornis heeft, omdat sprake is van recidieven, een intensieve specialistische behandeling dan wel een indicatie daartoe en zeer intensieve behandeling in het verleden die niet of nauwelijks resultaat hebben gehad, terwijl wel sprake is geweest van voldoende therapietrouw. Hierdoor zijn er 3 of meer criteria in de zin van een ernstige psychische stoornis van toepassing. Verder heeft de verzekeringsarts toegelicht dat er sprake is van ernstig disfunctioneren op alle drie de niveaus van het persoonlijk en sociaal functioneren, en dat de ernst van het ziektebeeld invloed heeft op de mate van functioneren in zelfzorg, functioneren in de thuisomgeving en functioneren buitenshuis. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen reden om hieraan te twijfelen. Daarbij is van belang dat het beeld dat de partner van de ex-werknemer op de zitting heeft geschetst overeenkomt met de bevindingen van de verzekeringsarts. Het Uwv heeft dus terecht geen FML opgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de duurzaamheid voldoende gemotiveerd?
9. Eiseres voert aan dat de duurzaamheid van de bepekringen niet conform de jurisprudentie van de CRvB gemotiveerd is. Het is niet duidelijk waarom er een nog meer dan geringe kans op herstel van functioneren aan de orde is. Er is namelijk geen informatie van de behandelende sector aanwezig die bevestigt dat er sprake is van een ingezette of geadviseerde behandeling die een meer dan geringe kans op verbetering van de functionele belastbaarheid biedt.
9.1
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 10 augustus 2024 toegelicht dat de tweedelijnsbehandeling bij de Hoop onvoldoende resultaat had, waarna de ex-werknemer voor behandeling is doorverwezen naar de Waag, een derdelijns GGZ-instelling. Daarnaast is de ex-werknemer voor de behandeling van nog bestaande trauma-gerelateerde klachten verwezen naar Psytrec. Door deze behandelingen kan het persoonlijk en sociaal functioneren van de ex-werknemer fors verbeteren als het lukt om zijn emoties en impulsen beter in de hand te houden.
9.2
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak [4] volgt dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna, moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. Indien die inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
9.3
Verder geldt dat in dit geval sprake is van stap 3 van het beoordelingskader duurzaamheid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert namelijk in het rapport van 10 augustus 2024 dat sprake is van een te verwachten verbetering van de mentale problematiek op langere termijn (meer dan 1 jaar) ook ten aanzien van zijn belastbaarheid voor arbeid. Uit stap 3 van het beoordelingskader duurzaamheid volgt dat de verzekeringsarts moet beoordelen of en zo ja in hoeverre verbetering na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Volgens het beoordelingskader zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten: alle overige gevallen.
9.4
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er na het eerstkomende jaar nog wel een redelijke of goede verwachting is dat verbetering belastbaarheid zal optreden gelet op alle psychische problematiek die bij de ex-werknemer speelt. Het is onduidelijk op welke manier de behandelingen een effect zullen hebben op de mogelijkheden voor de ex-werknemer om weer arbeid te kunnen verrichten. Uit de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt ook niet dat de behandelingen die de ex-werknemer heeft ondergaan eerst op langere termijn zijn gericht op herstel. De ex-werknemer heeft in ieder geval sinds 2016 veel psychische klachten en sinds 2018 is hij volledig arbeidsongeschikt is bevonden. Zoals de verzekeringsarts opmerkt in het rapport van 26 november 2023 heeft hij zeer intensieve behandelingen gehad, die niet of nauwelijks tot resultaat hebben geleid. Onder deze omstandigheden kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet volstaan met de conclusie dat door de behandelingen het persoonlijk en sociaal functioneren van de ex-werknemer fors kan verbeteren als hij zijn emoties en impulsen beter onder controle kan houden. Dat is hem immers tot op heden niet gelukt, ondanks alle behandelingen die hij heeft ondergaan. Verder is het onduidelijk waarom behandeling van alleen de trauma-gerelateerde klachten tot zodanige verbetering zal leiden dat de ex-werknemer weer mogelijkheden tot het verrichten van arbeid zal hebben. Zoals de verzekeringsarts van eiseres opmerkt heeft de ex-werknemer veel meer klachten dan alleen trauma-gerelateerde klachten.

Conclusie en gevolgen

10.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit, waarbij het standpunt is ingenomen dat ex-werknemer niet duurzaam arbeidsongeschikt is, niet deugdelijk is gemotiveerd. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het Uwv in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen.
Wat het Uwv moet doen om het gebrek te herstellen
11. Om het gebrek te herstellen moet het Uwv alsnog deugdelijk motiveren waarom er na het eerstkomende jaar nog wel een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid bij de ex-werknemer zal optreden gelet op alle psychische problematiek die bij hem speelt. Dit kan het Uwv doen door concreet te maken welke behandeling nog plaats kan vinden en toelichten dat dit een behandeling is waarvan vaststaat dat deze gericht is op verbetering na 1 jaar. Het Uwv moet toelichten welke resultaten behaald kunnen worden met deze behandeling(en), welke arbeidsmogelijkheden van de ex-werknemer hierdoor kunnen ontwikkelen en op welke manier. Het Uwv dient hierbij duidelijk te betrekken dat de ex-werknemer sinds 2016 diverse psychische klachten heeft en sinds 2018 volledig arbeidsongeschikt is bevonden en dat hij intensieve behandelingen in het verleden heeft gehad die, ondanks therapietrouw, niet of nauwelijks resultaat hebben gehad.
11.1
Het Uwv moet ook de toelichting van de partner van de ex-werknemer op de zitting betrekken. Zij heeft verklaard dat de ex-werknemer recent een EMDR-behandeling heeft gevolgd voor de trauma-gerelateerde klachten, dat die behandeling inmiddels is afgerond en niet heeft geleid tot enige verbetering van de klachten. Ook heeft zij toegelicht dat het traject bij de Waag bestond uit het eenmaal per twee weken voeren van online onderhoudsgesprekken. Op dit moment wordt alleen systeemtherapie gevolgd, die gericht is op het onderhouden van relaties en niet gericht is op het individuele herstel van de ex-werknemer. Tot slot is, anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft, het middelengebruik niet onder controle en speelt er dus nog steeds verslavingsproblematiek.
11.2
Vanwege deze toelichting op zitting ligt het voor de hand dat het Uwv de ex-werknemer nogmaals oproept voor een spreekuur en informatie over de recente behandelingen opvraagt bij de behandelend sector.
11.3
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op dertien weken na verzending van deze tussenuitspraak.
11.4
Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid en het gebrek heeft hersteld, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
11.5
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen dertien weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2198
2.Artikel 2, vijfde lid, onderdeel d van het Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:957.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896