In deze zaak heeft verzoeker op 21 oktober 2024 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. K.G. van de Streek, de behandelend rechter in de hoofdzaak met zaaknummers 11256152 MT VERZ 24-4417 en 11256185 MT VERZ 24-4418. Verzoeker stelt dat de rechter partijdig is, omdat hij niet het volledige procesdossier heeft ontvangen en omdat de zitting is aangehouden vanwege de afwezigheid van de mentor van verzoekers oom. Tijdens de zitting op 12 november 2024 heeft verzoeker zijn gronden toegelicht, waarbij hij aangaf dat zijn klachten vooral gericht zijn tegen de griffie en niet zozeer tegen de rechter zelf. De wrakingskamer heeft de zaak op 26 november 2024 beoordeeld en geconcludeerd dat de gronden van verzoeker niet gericht zijn tegen de rechter, maar tegen de werkwijze van de griffie. De wrakingskamer oordeelt dat de door verzoeker aangevoerde redenen niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. De beslissing om de zitting uit te stellen en het verstrekken van stukken zijn procesbeslissingen die geen grond voor wraking vormen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter en verklaart het wrakingsverzoek ongegrond.