Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen van advocaat van de moeder, ontvangen op 16 september 2024;
- het gecorrigeerde verzoekschrift van de advocaat van de moeder, ontvangen op
- de brief van 21 oktober 2024 met aanvullende stukken van de GI, ontvangen op
- de reactie van de advocaat van de moeder met bijlage, ontvangen op 1 november 2024.
2.De feiten
Tegen de laatste beschikking van 17 mei 2024, genomen door de meervoudige kamer van de rechtbank, heeft de moeder hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft de beschikking bij uitspraak van 22 oktober 2024 bekrachtigd, met de kanttekening dat de rechtbank niets had mogen zeggen over het perspectiefbesluit [1] .
De gewijzigde omgang, namelijk dat [minderjarige] niet door haar moeder opgehaald wordt op woensdagmiddag op school, maar met de taxi naar de groep gaat, gaat per direct in.
De omgang tussen moeder en [minderjarige] zal, in bijzijn van [C] , op de groep en/of het terrein van [plaats] plaatsvinden op woensdagmiddag om de week (in de oneven weken) van 13.30-15.30 uur.
3.Het verzoek
4.De standpunten
Verder vindt de moeder dat deze schriftelijke aanwijzing juist zorgt voor meer onrust en verdriet. De moeder haalt [minderjarige] al meer dan een jaar op van school en [minderjarige] is teleurgesteld dat dit nu niet meer gebeurt. Volgens de moeder wordt er daarom juist nu geen rekening gehouden met de belangen van [minderjarige] en haarzelf.
Na de vorige schriftelijke aanwijzing is de onrust van [minderjarige] rondom de contactmomenten met de moeder onvoldoende afgenomen. [minderjarige] gaat op alle andere dagen met de taxi terug naar de groep. Het geeft haar meer rust als zij ook op de middag dat zij omgang met de moeder heeft, met de taxi naar de [verblijfplaats] terug gaat. De GI heeft namelijk van de groep gehoord dat [minderjarige] extra druk is als ze door de moeder wordt opgehaald. Daarom kiest de GI er nu voor om het contact te beperken tot de twee uur op het terrein van [plaats] , onder begeleiding van [C] . Zij is een systeemtherapeut en ouderbegeleider en verbonden aan de [verblijfplaats] .
5.De beoordeling
De advocaat van de moeder heeft in dit verband de juridische vraag opgeworpen of de GI de huidige zorgregeling zelf via een schriftelijke aanwijzing mag aanpassen of dat de GI hiervoor een verzoek tot wijziging van de zorgregeling bij de rechtbank had moeten indienen.
De kinderrechter verwijst voor een antwoord op deze vraag naar een eerder gewezen arrest van de Hoge Raad. [2] Daarin is bepaald dat als een rechter een zorgregeling heeft vastgesteld, de GI op grond van artikel 1:265g Burgerlijk Wetboek om een wijziging van de zorgregeling moet vragen. Deze wijziging kan dus niet via een schriftelijke aanwijzing tot stand komen.
De kinderrechter is van oordeel dat in onderhavige situatie niet eerder door de rechtbank een zorgregeling is vastgesteld. De bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing van 17 juni 2024 kan daarmee niet gelijk gesteld worden. De GI is dan ook op dit punt bevoegd om de lopende zorgregeling via een schriftelijke aanwijzing aan de moeder aan te passen.
Dit betekent dat het besluit zorgvuldig tot stand moet zijn gekomen en dat het voldoende is gemotiveerd. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de omstandigheden die gelden op het moment van het nemen van de beslissing. De schriftelijke aanwijzing dient het doel van de ondertoezichtstelling te dienen en in het belang van de minderjarige te worden geacht. De kinderrechter kan de aanwijzing vervolgens slechts marginaal toetsen.
22 oktober 2024. Dit stuk bevestigt het standpunt van de GI dat de eerdere aanpassing van de contactregeling onvoldoende heeft geleid tot het terugkeren van de rust bij [minderjarige] .
De begeleiders van de groep, waar [minderjarige] nu verblijft, geven namelijk meermaals in hun stukken aan dat zij duidelijk onrust en spanning blijven zien bij [minderjarige] voor en na het contact met haar moeder. Er wordt melding van gemaakt dat [minderjarige] druk is als ze met moeder op de groep aankomt. Ze is vluchtig in haar doen en laten, praat ook erg snel en soms met een hoog stemmetje. Ze is op de grens van brutaal en ze wil graag bepalen hoe de middag eruit gaat zien.
Onder begeleiding lukt het moeder om hier voldoende weerstand tegen te bieden. [minderjarige] blijft ruimte zoeken bij moeder en kan ver gaan in het voor elkaar krijgen wat zij wil. Schreeuwen, dreinen, huilen uit frustratie, drammen.
Daarnaast lijkt [minderjarige] enorm in een loyaliteitsconflict te zitten. Zij lijkt goed op de hoogte van de dingen die volwassenen met elkaar horen te bespreken. Het vermoeden bestaat dat de moeder dit soort zaken met [minderjarige] bespreekt op het moment dat zij met zijn tweeën zijn. Het is niet helpend voor [minderjarige] om dit soort uitspraken te horen omdat haar ook duidelijk is verteld dat zij niet meer thuis gaat wonen. Dit soort informatie zorgt voor verwarring, aldus de evaluatie.
Moeder vecht voor haar dochter, wat begrijpelijk is. Ze wil heel graag dat [minderjarige] weer bij haar kan komen wonen, terwijl [minderjarige] inmiddels verteld is dat zij niet meer bij mama gaat wonen. De strijd die ze daarover voert lijkt haar voor een groot deel bezig te houden. Het vraagt veel energie van haar. Het zorgt ook voor enige onrust. Zowel bij moeder als
De kinderrechter vindt daar het hare van. Hoe het ook zij, het feit dat rechters niet op één lijn zitten is ook voor iedereen verwarrend. [minderjarige] is daar de dupe van. Het is bijna onvermijdelijk dat zij daar iets van meekrijgt. En dat blijft voor onrust zorgen.
De kinderrechter is echter van oordeel dat het eerdergenoemde gedrag dat [minderjarige] voor en na de omgangsmomenten met de moeder laat zien, niet in het belang is van [minderjarige] en in dit geval zwaarder weegt. De kinderrechter is van oordeel dat het nu van het grootste belang is dat gewerkt wordt aan de persoonlijke ontwikkeling van [minderjarige] . Door middel van de begeleiding van de contactmomenten van [minderjarige] met de moeder moet duidelijk worden wat [minderjarige] triggert en hoe daarop ingespeeld kan worden. Ook voor de moeder is het nodig om te leren wat wel en niet werkt bij [minderjarige] . Dat is een traject van vallen en opstaan. Om die reden begrijpt de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing.
De kinderrechter heeft de hoop en gaat er vanuit dat [minderjarige] hierdoor meer rust zal ervaren, met name voorafgaand en na afloop van de omgangsmomenten met de moeder. Om die reden laat de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing van 3 september 2024 in stand. Dit betekent dat de moeder zich zal moeten houden aan de aanwijzing die daarin vermeld staat.