In deze zaak gaat het om een omgevingsvergunning die op 19 mei 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein is verleend aan de vergunninghouder voor het realiseren van een dakopbouw op een perceel in Nieuwegein. De buurman van de vergunninghouder, eiser, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar op 30 november 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is op 28 augustus 2024 overleden. Zijn echtgenote heeft de procedure voortgezet. De rechtbank heeft de zaak op 5 november 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de erven van eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de dakopbouw in strijd is met de voorschriften van de beheersverordening, maar dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen door gebruik te maken van de kruimelregeling. De rechtbank benadrukt dat een omgevingsvergunning kan worden verleend, mits deze niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Eiser heeft aangevoerd dat er sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering, maar de rechtbank oordeelt dat deze grond niet slaagt. De rechtbank stelt dat een privaatrechtelijke belemmering pas evident is als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat toestemming van een ander vereist is en die ander die toestemming niet geeft.
De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 25 november 2024. Eiser krijgt geen griffierecht terug en het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.