ECLI:NL:RBMNE:2024:6318

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
UTR 21/2499
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres en de rol van medische deskundigen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 september 2024 uitspraak gedaan over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres, die sinds 2006 arbeidsongeschikt was. Eiseres had verzocht om herbeoordeling van haar situatie, omdat haar gezondheidsklachten waren toegenomen. Het Uwv concludeerde echter dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 28 december 2020. Eiseres ging hiertegen in beroep. De rechtbank heeft een onafhankelijke medische deskundige ingeschakeld, die concludeerde dat eiseres op de relevante datum beperkt belastbaar was, maar niet volledig arbeidsongeschikt. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de beperkingen van eiseres correct had vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de FML aan te passen. Eiseres kreeg geen gelijk in haar beroep, maar de rechtbank erkende wel dat de redelijke termijn voor de behandeling van haar zaak was overschreden. De Staat der Nederlanden werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,- aan eiseres wegens deze overschrijding, evenals de proceskosten van € 218,75 voor het indienen van het schadeverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2499

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R. van den Brink).
Verder heeft als partij aan deze zaak deelgenomen:
de Staat der Nederlanden (de staatssecretaris voor Rechtsbescherming).

Inleiding

1. Eiseres werkte als inpakmedewerker voor gemiddeld 32,03 uur per week. Op 31 januari 2006 is zij uitgevallen voor dit werk in verband met diverse gezondheidsklachten. Aan eiseres wordt vervolgens een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend op basis van volledige arbeidsongeschiktheid.
2. Op 26 augustus 2020 verzoekt eiseres het Uwv om haar gezondheidssituatie opnieuw te beoordelen omdat haar gezondheidsklachten zijn toegenomen. Op basis van medische- en arbeidskundige onderzoeken vindt het Uwv dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Met het besluit van 27 oktober 2020 (het primaire besluit) wordt de WIA-uitkering van eiseres daarom met ingang van 28 december 2020 beëindigd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3. Met de beslissing op bezwaar van 18 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 30 november 2022. Eiseres was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich, met bericht van verhindering, niet laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
5. Na afloop van de zitting is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank heeft partijen hier met de brief van 31 maart 2023 over geïnformeerd. De rechtbank heeft onafhankelijke deskundigen aangewezen om een medisch onderzoek te verrichten. Deze deskundigen hebben op 8 maart 2024 een gecombineerd psychiatrisch en verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport van 14 mei 2024.
6. Het Uwv heeft op 6 juni 2024 een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 juni 2024 overgelegd. Daaruit volgt dat het Uwv zich kan vinden in het deskundigenrapport van 14 mei 2024. Namens eiseres is op 10 juni 2024 een reactie ingediend op het deskundigenrapport van 14 mei 2024. Daaruit volgt dat zij zich niet kan vinden in dit rapport.
7. Naar aanleiding van de aanvullende reacties van partijen heeft de rechtbank voldoende informatie om uitspraak te doen in deze zaak. De rechtbank heeft partijen daarom met de brief van 28 juni 2024 gevraagd om toestemming voor het sluiten van het onderzoek zonder nadere zitting. Het Uwv heeft toestemming gegeven voor het sluiten van het onderzoek zonder nadere zitting. Eiseres heeft niet gereageerd. Daarop heeft de rechtbank op 26 juli 2024 het onderzoek in deze zaak gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
8. De vraag is of eiseres per 28 december 2020 (de datum waar het over gaat) recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres stelt dat zij door psychische en lichamelijke klachten volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Zij stelt dat zij daarom recht heeft op een WIA-uitkering, in de vorm van een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten). Het Uwv vindt dat eiseres beperkingen heeft ten aanzien van arbeid, maar dat zij wel geschikt is voor arbeid zoals genoemd in de voorbeeldfuncties. Daarmee kan eiseres voldoende inkomen verdienen en is er geen recht meer op een WIA-uitkering.
Wat vindt de rechtbank?
9. De rechtbank geeft het Uwv gelijk. Dat betekent dat het beroep ongegrond wordt verklaard. Zij legt dat hierna uit.
De medische beoordeling van het Uwv.
10. De verzekeringsarts heeft eiseres op 5 oktober 2020 op een spreekuur gezien, in het bijzijn van een tolk. Er is informatie opgevraagd bij de behandelaars van eiseres. Eiseres geeft aan dat zij niet kan werken vanwege een acute depressie en pijn in de rug. De verzekeringsarts concludeert op basis van eigen onderzoek dat eiseres geen depressieve indruk maakt. Wel heeft zij last van angsten. Zij krijgt hier medicatie voor. De rugklachten lijken volgens deze arts te duiden op een beginnende artrose. Er lijkt sprake te zijn van enige conditionering. Eiseres voldoet niet aan de criteria van geen benutbare mogelijkheden. Wel is er sprake van beperkingen ten aanzien van normaal functioneren in arbeid. De beperkingen die 12 jaar geleden zijn gesteld op het vasthouden en verdelen van de aandacht kunnen volgens de verzekeringsarts niet langer worden onderbouwd. Eiseres heeft geen moeite om ca. 70 minuten lang haar aandacht bij het gesprek te houden en kan goed vertellen wat er is gebeurd. Wel blijft eiseres beperkt op conflicthantering, hoge werkdruk, een voorspelbare werksituatie en een hoog handelingstempo. Ook de beperkingen bij fysieke arbeid blijven gehandhaafd. Anders dan eiseres meent, vindt de verzekeringsarts dat het van belang is voor eiseres om in beweging te blijven. Telkens op de bank gaan liggen zal een averechts effect hebben. Verder blijven de beperkingen voor werken in de nacht gehandhaafd. De verwachting is dat de belasting op de lange termijn in belangrijke mate zal verbeteren, in het komende jaar of het daaropvolgende jaar. De verzekeringsarts heeft een nieuwe functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld op 5 oktober 2020.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres en haar gemachtigde op 19 april 2021 via een beeldverbinding gesproken. Ook is de informatie van de behandelaars inmiddels ontvangen en betrokken bij de herbeoordeling in bezwaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de beperkingen, zoals vastgesteld in de FML van 5 oktober 2020 in stand kunnen blijven en van toepassing zijn op de situatie van eiseres op 28 december 2020. Deze arts concludeert dat er bij eiseres, hoewel zij veel rugklachten ervaart, niet of nauwelijks een medisch substraat (de rechtbank begrijpt: een verklaring) is dat de klachten kan verklaren. Het feit dat eiseres 45 kilogram weegt, maakt dat sprake is van enig ondergewicht. Wegens een relatief geringe spiermassa kan aangenomen worden dat eiseres niet in staat is tot zware fysieke arbeid. Ten aanzien van de psychische klachten volgt uit de informatie van de behandelaars dat er geen aanwijzingen zijn voor een ernstig beeld. De behandelaar geeft in maart 2020 aan dat het probleem van eiseres niet enkel psychiatrisch te duiden is, maar ook psychsociaal, en dat eiseres juist gebaat is bij stimulatie om meer actief te worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat de behandeling na maart 2020 is gestopt vanwege corona, maar dat de behandeling daarna noch door eiseres noch door de behandelaars weer is opgestart. Er wordt onvoldoende reden gezien voor een urenbeperking, omdat er geen zeer ernstige fysieke of mentale ziektebeelden aanwezig zijn met een zeer wezenlijk energieverlies. Vanuit preventieve of beschikbaarheidsoverwegingen is een urenbeperking evenmin aannemelijk. Anders dan de primaire verzekeringsarts acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aannemelijk dat de rugklachten en de psychische klachten in het komende jaar of het jaar daarna wezenlijk zullen verbeteren.
De medische expertise van eiseres
12. Eiseres heeft, ter onderbouwing van haar standpunt dat zij volledig arbeidsongeschikt is, een medische expertise van 12 mei 2022 ingebracht, verricht door drs. [psycholoog] (hierna: [psycholoog] ), GZ-psycholoog. Op 12 augustus 2022 heeft [psycholoog] een aanvullende reactie gegeven. [psycholoog] komt op basis van eigen onderzoek en de stukken tot de conclusie dat bij eiseres sprake is van een meervoudig en complex psychiatrisch klachtenbeeld, dat terug te voeren is op meerdere episoden in haar geschiedenis. Volgens [psycholoog] is eiseres iemand die zichzelf bij problemen terugtrekt en is zij in aanleg geneigd om van problemen weg te vluchten, in plaats van zich er actief op te richten. Verder heeft zij een depressieve copingstijl, hetgeen zoveel wil zeggen als dat zij zich nogal door problemen laat overvallen, erover gaat piekeren en daarbij al snel verzandt in zelftwijfel. Eiseres wekt een angstige, gespannen, aangeslagen, depressieve en bij vlagen emotionele en geagiteerde indruk. Dit laatste gebeurt volgends [psycholoog] wel thuis, maar was niet echt zichtbaar tijdens de met haar gevoerde gesprekken. De aandacht valt in redelijke mate te trekken en te behouden. In haar klachtenpresentatie is eiseres authentiek (spraakzaam en onderhoudend, tegelijk kwetsbaar, onzeker, gedeprimeerd en gespannen). Zij ondervindt regelmatig hinder van geheugen-, aandachts- en concentratieproblemen, welke lijken te interfereren met haar denken. Haar bewustzijn is wisselend en lijkt vooral te worden bepaald vanuit een sterke preoccupatie met en fixatie op haar vele problemen en klachten en op de beleving zich hierin onvoldoende serieus genomen te voelen. De oriëntatie in trias lijkt intact. [psycholoog] kan zich niet vinden in de door de verzekeringsarts van het Uwv vastgestelde beperkingen ten aanzien van werk en geeft uitgebreid aan op welke onderdelen de verzekeringsarts de FML zou moeten aanpassen.
De deskundige geraadpleegd door de rechtbank.
13. Omdat het geschil dat partijen verdeeld houdt in belangrijke mate een medische kwestie is, heeft de rechtbank een onafhankelijk onderzoek laten doen. De rechtbank heeft een rapportage ontvangen, opgesteld door psychiater [psychiater] (hierna: [psychiater] ) en verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] (hierna: [verzekeringsarts 1] ). Eiseres is onderzocht door beide artsen, in het bijzijn van een tolk en zij hebben kennis genomen van alle medische en arbeidskundige stukken, inclusief de rapportages van [psycholoog] . De gezamenlijke conclusie – samengevat- is dat bij eiseres sprake is van een persisterende depressieve stoornis, met angstige spanning. Deze classificatie zal volgens [psychiater] en [verzekeringsarts 1] ook op de datum die hier relevant is (28 december 2020) actueel zijn geweest. [psychiater] vindt geen aanwijzingen voor het bestaan van PTSS, een paniekstoornis of een gegenereerde angststoornis zoals door [psycholoog] gesteld. Zij komt tot die conclusie omdat eiseres bij doorvragen geen duidelijke nachtmerries beschrijft over traumatische dingen die zij in haar leven heeft meegemaakt. Ook worden er geen herbelevingen van traumatische herbelevingen gerapporteerd. Ook zijn er geen aanwijzingen voor maladaptieve gedragsveranderingen in samenhang met de aanvallen, zoals het vermijden van plekken uit angst om geen aanval te krijgen. Eiseres heeft gewoon geen zin om naar buiten te gaan en vermijdt contacten vanuit haar somberheid, niet uit angst om een aanval te krijgen.
Ten gevolge van de aanhoudende stemmingsklachten was eiseres verminderd actief op alle levensgebieden. Daarbij speelt niet alleen de psychiatrische stoornis een rol, maar ook andere psychosociale factoren. Eiseres was vanwege haar psychische toestand beperkt op het gebied van de arbeidsrol. Ook hier spelen niet alleen ziekte maar ook gedragsaspecten en sociale factoren een rol. De stoornissen, beperkingen en handicaps hangen consistent samen, waarbij ook sociale stressfactoren, zoals eenzaamheid, gebrek aan sociale steun, gebrek aan opleiding en de afwezigheid van werk een belangrijke rol speelden. Naast de persisterende depressie zijn er ook persoonskenmerken, een gebrekkige beheersing van het Nederlands, en de moeilijke levensloop medebepalend voor het herstelgedrag en de ontstane handicaps geweest.
13.1.
De deskundigen kunnen instemmen met de vaststelling van de belastbaarheid, zoals die blijkt uit de FML van 5 oktober 2020. De artsen concluderen dat op basis van de persisterende depressieve stoornis eiseres op 28 december 2020 beperkt belastbaar was. Passend bij een sombere stemming waren er problemen op het gebied van de cognitieve flexibiliteit, werktempo, het aankunnen van werkdruk, en omgaan met conflicten. Daarbij is het verzekeringsgeneeskundig protocol Depressie als uitgangspunt geraadpleegd. Eiseres was gebaat bij redelijk overzichtelijke werkzaamheden zonder grote veranderingen of onvoorspelbaarheid. Vanwege concentratieproblemen kon zij niet veelvuldig tussendoor gestoord of onderbroken worden. Vanwege enige traagheid
,besluiteloosheid en een beperkte stressbestendigheid was eiseres aangewezen op werk zonder een voortdurend hoog handelingstempo en zonder een hoge werkdruk met veelvuldige deadlines zonder rustiger werk tussendoor. Ook was zij beperkt in staat om rechtstreeks conflicten te hanteren. Verdergaande beperkingen dan de FML (van 5 oktober 2020) laten zich vanuit de bevindingen bij huidig onderzoek van [verzekeringsarts 1] en [psychiater] niet onderbouwen.
Ook de aangenomen fysieke beperkingen houden in voldoende mate rekening met de chronische lage rugklachten van eiseres. Er zijn geen ernstige afwijkingen gebleken die het hervatten in niet te zware werkzaamheden beletten. Mensen met chronische pijnklachten neigen ertoe om beweging en belasting te vermijden, wart invoelbaar is, maar niet helpend. Juist door de aandacht te verleggen naar afleidende activiteiten leidt de focus minder op de pijnklachten. Er is geen indicatie voor een duurbeperking. Het behoud van ritme en structuur is van belang. Er is geen medische indicatie tot extra liggen, rusten of slapen overdag. Nachtwerk of werk in de laten avond is wel beperkt. Bij een depressieve stoornis is het advies het dag- nachtritme niet te verstoren en voldoende gelegenheid tot recuperatie te bieden.
14. Het Uwv kan zich vinden in de conclusies van [psychiater] en [verzekeringsarts 1] . Eiseres is het niet eens met deze conclusies. Zij handhaaft haar eerder ingenomen standpunt met betrekking tot de gestelde beperkingen door het Uwv. Daarbij heeft eiseres aangevoerd dat zij zich niet goed heeft kunnen uiten tegenover de deskundigen, die de rechtbank heeft geraadpleegd. Daardoor is er bij [psycholoog] sprake van een ernstiger beeld dan bij de door de rechtbank geraadpleegde deskundigen.
15. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van het inzage en correctierecht op de conceptrapportage van [psychiater] en [verzekeringsarts 1] . De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te veronderstellen dat eiseres onvoldoende gelegenheid heeft gehad haar medische situatie te bespreken met de laatstgenoemde deskundigen, dan wel dat er onjuistheden in staan. Dat deze deskundigen tot een andere conclusie komen maakt nog niet dat het onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. Verder vindt de rechtbank dat [psychiater] en [verzekeringsarts 1] een zorgvuldig onderzoek hebben verricht en dat zij hun conclusies inzichtelijk en logisch hebben gemotiveerd. Anders dan eiseres stelt concluderen deze deskundigen dat eiseres psychische en lichamelijke klachten heeft, die moeten leiden tot beperkingen ten aanzien van arbeid, maar dat die beperkingen niet zodanig zijn dat dit moet leiden tot aanpassing van de FML van 5 oktober 2020. De rechtbank kan deze conclusies volgen en maakt die tot de hare. Daaruit volgt dat de verzekeringsartsen van het Uwv met de FML van 5 oktober 2020 de beperkingen van eiseres ten aanzien van arbeid juist hebben vastgesteld. Dat betekent dat de beroepsgronden van eiseres waarin zij stelt dat dat het Uwv haar beperkingen ten aanzien van arbeid onjuist heeft vastgesteld, niet slagen.
De arbeidskundige beoordeling
16. Het Uwv heeft de volgende functies geselecteerd: productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), monteur printplaten (BC-code 267051) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 2670710).
17. Eiseres vindt de geselecteerde functies niet geschikt, omdat zij zich verdergaand beperkt acht. Ook acht zij zich niet in staat om 8 uur per dag te werken. De geselecteerde functie binnen de SBC-code 111180 Medior Soldering Operator is ongeschikt, omdat de interne opleiding in het Engels is. Eiseres beheerst geen Engels. Daarom is deze functie niet geschikt. Voor alle overige geselecteerde functies geldt dat deze functies te jong zijn. De actualisatiedatum van deze functies liggen na de datum in geding (3 juli 2019), waardoor niet is voldaan aan de eis dat de actualisatiesdatum voor de datum in geding moet zijn gelegen.
18. De rechtbank kan eiseres niet volgen in haar gronden gericht tegen de geselecteerde voorbeeldfuncties. Nu de FML van 5 oktober 2020 als uitgangspunt kan dienen voor de arbeidsdeskundige beoordeling bestaat er geen reden om verdergaande beperkingen als uitgangspunt te nemen. Anders dan eiseres stelt is de datum waar het hier om gaat niet 3 juli 2019, maar 28 december 2020. Verder kan de rechtbank zich vinden in de uitleg van de arbeidsdeskundige van 1 juli 2021, dat eiseres in staat wordt geacht om zowel in het Nederlands als in het Engels een cursus op de werkvloer te kunnen volgen en dat zij zich vaktermen in het Engels eigen moet kunnen maken. Daarmee is van belang dat eiseres een diploma middelbaar onderwijs heeft gehaald en hoger onderwijs heeft gevolgd, maar niet heeft afgerond. Hiermee kan eiseres een inkomen verdienen en resteert geen loonverlies.

Conclusie en gevolgen

19. Het voorgaande betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De WIA-uitkering is terecht met ingang van 28 december 2020 beëindigd. Het besluit van 18 mei 2021 blijft in stand.

Beoordeling door de rechtbank van het verzoek om immateriële schadevergoeding

20. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
21. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad (HR) hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016. [1] De redelijke termijn is overschreden als de bezwaar- en beroepsfase samen langer dan twee jaar hebben geduurd. Daarbij is een termijn van 6 maanden voor de behandeling van het bezwaar en een termijn van 1,5 jaar voor de behandeling van het beroep redelijk. Voor de hoogte van de schadevergoeding is het uitgangspunt een tarief van € 500,- per half jaar waarmee de termijn is overschreden, naar boven afgerond.
22. De redelijke termijn vangt aan op het moment waarop het Uwv het bezwaarschrift ontvangt. In deze zaak is het bezwaarschrift van eiseres op 4 december 2020 ontvangen. Tot de datum van deze uitspraak zijn in de procedure van eiseres drie jaar en tien maanden verstreken. Het Uwv heeft op 18 mei 2021 beslist op het bezwaar van eiseres. Het staat daarmee vast dat het Uwv binnen de redelijke termijn van een half jaar op het bezwaar van eiseres heeft beslist. De vertraging is daarom volledig ontstaan in de rechterlijke fase.
23. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 8 juni 2021 ontvangen, zodat de behandeling van het beroep op dat moment is aangevangen. Tot de datum van deze uitspraak zijn drie jaar en bijna vier maanden [2] verstreken. De procedure bij de rechtbank heeft daarmee één jaar en negen maanden te lang geduurd. De redelijke termijn van 2 jaar kan verlengd worden bij bijzondere omstandigheden. Tot de bijzondere omstandigheden die aanleiding kunnen zijn voor verlenging van de redelijke termijn, worden volgens vaste rechtspraak onder meer gerekend de invloed van de belanghebbende of diens gemachtigde op de duur van het proces. [3] De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden die een verlenging van de redelijke termijn rechtvaardigen. De reden daarvoor is de volgende. De rechtbank heeft partijen op 29 juni 2021 uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting op 6 augustus 2021. De gemachtigde van eiseres heeft vervolgens op 30 juni 2021 verzocht om de behandeling ter zitting uit te stellen omdat hij op 6 augustus 2021 verhinderd is wegens vakantie. De rechtbank heeft partijen vervolgens op 12 juli 2021 uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting op 12 oktober 2021. Deze zitting is eveneens tot nader te bepalen datum uitgesteld. De rechtbank heeft partijen vervolgens op 10 augustus 2021 uitgenodigd voor de behandeling van het beroep ter zitting op 11 oktober 2021. De gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank op 20 september 2021 verzocht om de behandeling uit te stellen omdat eiseres een second opinion zal aanvragen met betrekking tot haar medische klachten. Met de brief van 16 december 2021 heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank vervolgens geïnformeerd dat eiseres de second opinion naar verwachting begin 2022 kan overleggen. De gemachtigde van eiseres verzoekt om de behandeling van het beroep tot dat moment aan te houden. Op 16 mei 2022 overlegt eiseres nadere gronden van beroep en het expertiserapport van GZ psycholoog [psycholoog] .
24. Na het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank partijen met de brief van 31 maart 2023 laten weten dat het onderzoek onvolledig is geweest en dat zij WPEX zal inschakelen als onafhankelijk deskundige om de medische situatie van eiseres te beoordelen. Dit zal onder andere worden uitgevoerd door [verzekeringsarts 2] , verzekeringsarts. Op 17 augustus 2023 heeft WPEX de rechtbank geïnformeerd dat de heer [verzekeringsarts 2] is uitgevallen en niet meer in de gelegenheid is als onafhankelijk deskundige op te treden in deze zaak. Het onderzoek zal daarom worden uitgevoerd door verzekeringsarts [verzekeringsarts 1] . Hierdoor loopt het onderzoek van eiseres vertraging op en kan dit hoogstwaarschijnlijk pas in maart 2024 plaatsvinden. Op 14 mei 2024 heeft de rechtbank het definitieve onderzoeksrapport van WPEX ontvangen. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Nadat partijen zijn gevraagd om toestemming voor het sluiten van het onderzoek, is het onderzoek op 26 juli 2024 gesloten.
25. Op grond van het hiervoor beschreven procesverloop tussen 30 juni 2021 en 16 mei 2022 acht de rechtbank een periode van 11 maanden van de vertraging in de procedure toe te rekenen aan (de gemachtigde) van eiseres. Eiseres heeft tweemaal verzocht om verdaging van de zitting; eenmaal vanwege vakantie en eenmaal om een expertiserapport in te brengen. De redelijke termijn wordt daarom met 11 maanden verlengd. Dit betekent dat de procedure bij de rechtbank 11 [4] maanden te lang heeft geduurd. De rechtbank zal de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) in de schade veroordelen. Dat leidt ertoe dat de Staat € 1.000,- aan schadevergoeding aan eiseres moet betalen. De rechtbank zal de Staat veroordelen om dit bedrag aan eiseres te betalen.
26. De rechtbank heeft de Staat aangemerkt als partij bij dit beroep. Omdat het bedrag van de schadevergoeding minder dan € 5.000,- is, hoeft de Minister van Rechtsbescherming niet in de gelegenheid te worden gesteld hierop verweer te voeren. De rechtbank heeft het onderzoek daarom niet heropend.
Proceskosten in verband met het schadeverzoek
27. Omdat het schadeverzoek wordt toegekend ziet de rechtbank aanleiding om de Staat ook te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met haar schadeverzoek heeft gemaakt. In lijn met het arrest van de Hoge Raad van 10 november 2023, stelt de rechtbank de kosten voor de beroepsmatige rechtsbijstand van de gemachtigde van eiseres vast op € 218,75 (1 punt voor het indienen van het schadeverzoek, met een waarde per punt van € 875,--, en een wegingsfactor 0,25). [5]
28. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht, want voor het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is geen griffierecht verschuldigd. [6]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres ongegrond;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres van € 1.000,-;
- veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres voor het indienen van haar schadeverzoek tot een bedrag van € 218,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Dit is 40 maanden.
3.Zie het eerder genoemde arrest van de HR van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.5.1.
4.11 maanden: 40 - (18+11).
6.Zie artikel 8:91, eerste lid, en artikel 8:94, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.