ECLI:NL:RBMNE:2024:6171

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4992
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ingangsdatum Wajong-uitkering; beoordeling van aanvraag en rechtsgeldigheid eerdere besluiten

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2024, wordt het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van zijn Wajong-uitkering beoordeeld. Eiser had op 3 oktober 2023 een aanvraag ingediend bij het Uwv voor een Wajong-uitkering, welke op 15 november 2023 door het Uwv werd toegekend. Eiser maakte bezwaar tegen deze ingangsdatum en stelde dat zijn uitkering eerder, namelijk op 16 december 2009, had moeten ingaan. Hij betoogde dat de aanvraag van 3 oktober 2023 ook als een verzoek om herziening van een eerder besluit van 17 februari 2011 moest worden opgevat, waarbij zijn eerdere aanvraag buiten behandeling was gesteld.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv de aanvraag van eiser terecht als een nieuwe aanvraag heeft behandeld en niet als een verzoek om terug te komen op het eerdere besluit. De rechtbank stelt vast dat de eerdere aanvraag niet was afgewezen, maar buiten behandeling was gesteld, waardoor de toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht niet aan de orde is. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 februari 2011, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden.

De rechtbank concludeert dat het Uwv de Wajong-uitkering terecht heeft toegekend met ingang van 15 november 2023. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4992

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv,
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ingangsdatum van 15 november 2023 van de Wajong-uitkering die aan hem is toegekend.

Het verloop van de procedure

2. Eiser heeft op 3 oktober 2023 met het formulier ‘aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ een Wajong-uitkering aangevraagd bij het Uwv. Het Uwv heeft deze aanvraag op 15 november 2023 ontvangen. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv in het besluit van 22 februari 2024 een Wajong-uitkering toegekend aan eiser met ingang van 15 november 2023.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 22 februari 2024. Met het besluit op bezwaar van 9 juli 2024 (het bestreden besluit) is het Uwv bij zijn eerdere besluit gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
4. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv.

Relevante feiten en omstandigheden

6. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1977. Hij heeft op 16 december 2010 een formulier ‘Aanvraag Wajong. Ondersteuning bij werk en inkomen jonggehandicapten’ ingevuld en daarop aangegeven dat hij begeleiding wil van het Uwv bij het vinden en behouden van werk. Op 28 december 2010 en op 18 januari 2011 heeft het Uwv een brief gestuurd aan eiser met de vraag om het formulier “Vragenformulier t.b.v. aanvraag Wajong’’ ingevuld op te sturen. Bij besluit van 17 februari 2011 heeft het Uwv besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat het Uwv de gevraagde informatie niet heeft ontvangen. Tegen dit besluit heeft eiser geen bezwaar gemaakt of beroep ingesteld.
7. Eiser heeft zich op 3 oktober 2023 opnieuw tot het Uwv gewend met een aanvraag voor een Wajong-uitkering. Dat heeft geleid tot de besluitvorming zoals is weergegeven onder ‘Inleiding’.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of het Uwv terecht de Wajong-uitkering met ingang van 15 november 2023 heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Standpunten van partijen

10. Eiser stelt dat zijn Wajong-uitkering moet ingaan op 16 december 2009. Volgens eiser heeft het Uwv ten onrechte de aanvraag van 3 oktober 2023 niet ook opgevat als een verzoek om het besluit van 17 februari 2011 te herzien. Hij heeft met die aanvraag immers ook uitdrukkelijk beoogd dat het Uwv op dit besluit terugkomt. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 januari 2015 [1] , waaruit volgt dat een aanvraag om een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar zijn strekking moet worden opgevat. Volgens eiser geldt deze rechtspraak onverkort in zijn geval, waarin een eerdere aanvraag buiten behandeling is gesteld. Volgens eiser zijn er nieuwe feiten en omstandigheden die, als zij bekend waren geweest toen het besluit van 17 februari 2011 werd genomen, hadden geleid tot een toekenning van een Wajong-uitkering per 16 december 2009. Dat is een jaar voor de aanvraagdatum van 16 december 2010, uitgaande van de toen toepasselijke wetgeving (artikel 3:29 Wajong). Volgens eiser is de aanvraag van 16 december 2010 met het besluit van 17 februari 2011 ten onrechte buiten behandeling gesteld. Eiser beroept zich daarnaast op het evenredigheidsbeginsel. Hij stelt dat het niet terugkomen op het besluit van 17 februari 2011 met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot een onevenredig resultaat leidt.
11. In verweer blijft het Uwv erbij dat de aanvraag van 3 oktober 2023 terecht als een nieuwe aanvraag is behandeld en niet als een verzoek om terug te komen op het besluit van 17 februari 2011. Met dit besluit is de aanvraag niet afgewezen, maar buiten behandeling gesteld. Dit besluit is gebaseerd op artikel 4:5 van de Awb en staat in rechte vast. Het verzoek van eiser om met toepassing van artikel 4:6 van de Awb terug te komen op het besluit van 17 februari 2011 kan niet worden gehonoreerd, omdat dit artikel niet van toepassing is als een eerdere aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling is gesteld. Het Uwv verwijst naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 21 augustus 2018 [2] en 22 april 2009 [3] . Gelet op het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet voor wetten in formele zin, bestaat er ook geen mogelijkheid om de toepassing van de dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 4:5 en 4:6 van de Awb te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Van bijzondere omstandigheden om daarvan af te wijken is niet gebleken.

Had het Uwv eerder dan met ingang van 15 november 2023 een Wajong-uitkering moeten toekennen?

12. Het Uwv heeft de aanvraag van eiser, die op 15 november 2023 is ontvangen, beoordeeld als een nieuwe aanvraag voor een Wajong-uitkering op grond van hoofdstuk 1A van de Wajong 2015. Op grond van artikel 1a:11, eerste en tweede lid, van de Wajong 2015 wordt het recht op een Wajong-uitkering op aanvraag vastgesteld en kan het recht op uitkering niet eerder dan op de aanvraagdatum ontstaan. Het Uwv heeft, in overeenstemming met dit artikel, als ingangsdatum van de Wajong-uitkering 15 november 2023 gehanteerd.

Herziening besluit buiten behandelingstelling

13. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv de aanvraag van 3 oktober 2023 terecht niet ook heeft beoordeeld als een verzoek om terug te komen op het besluit van 17 februari 2011. De jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep waar eiser op wijst ziet op een andere situatie, namelijk dat iemand een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering doet na een eerdere geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking. Dan moet het Uwv nagaan of de belanghebbende met zijn aanvraag (ook) heeft beoogd, dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit. Maar in het geval van eiser is geen sprake van een eerder afwijzend besluit. De eerdere aanvraag is immers met het besluit van 17 februari 2011, met toepassing van artikel 4:5 van de Awb, buiten behandeling gesteld. Het Uwv stelt terecht dat dan niet moet worden beoordeeld of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Volgens vaste rechtspraak [4] is artikel 4:6 van de Awb immers alleen van toepassing indien sprake is van een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking. Deze bepaling kan niet worden toegepast als de eerdere aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling is gesteld.
14. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt ook niet, omdat eiser verder niet heeft toegelicht waarom het bestreden besluit leidt tot een onevenredig resultaat.
15. Voor een beoordeling van de stelling van eiser dat zijn eerdere aanvraag van 16 december 2010 met het besluit van 17 februari 2011 ten onrechte buiten behandeling is gelaten, is in deze procedure geen plaats. Eiser heeft geen bezwaar en beroep ingesteld tegen dit besluit, waardoor het in rechte onaantastbaar is geworden. Aan het standpunt van eiser op de zitting dat hij het besluit van 17 februari 2011 nooit heeft ontvangen gaat de rechtbank voorbij, nu eiser dat niet eerder heeft gesteld.

Kennelijke hardheid

16. Gelet op de bewoordingen van artikel 1a:11, tweede lid, van de Wajong 2015 kan een Wajong-uitkering niet met ingang van een eerdere ingangsdatum dan per de aanvraagdatum worden toegekend. Dit is alleen anders als op grond van het vierde lid een aanvraag niet vereist is. De ingangsdatum wordt in dat geval vastgesteld op het moment waarop het Uwv kennis heeft kunnen nemen van een situatie waarin mogelijk sprake is van een recht op Wajong-uitkering en de voorwaarde van het doen van een aanvraag (op dat moment) leidt tot een kennelijke hardheid. Daarbij is door de wetgever bijvoorbeeld gedacht aan situaties waarin de jonggehandicapte niet in staat was een aanvraag in te dienen. [5]
17. Voor zover eiser een beroep heeft willen doen op deze hardheidsclausule, kan dit ook niet slagen. Eiser is immers feitelijk in staat gebleken om een aanvraag te doen, gelet op aanvraag die hij op 16 december 2010 heeft gedaan. Omstandigheden die zich tussen de eerste aanvraag en de tweede aanvraag hebben voorgedaan waaruit volgt dat eiser toen niet in staat was een aanvraag in te dienen én het Uwv bovendien kennis had kunnen nemen van een situatie waarin mogelijk sprake is van een recht op een Wajong-uitkering, zijn door eiser niet gesteld en daarvan is ook niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

18. Het Uwv heeft terecht de Wajong-uitkering toegekend met ingang van 15 november 2023. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.