ECLI:NL:CRVB:2009:BI1885
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Riphagen
- T. Hoogenboom
- H. Bedee
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-in behandeling name van een WAZ-uitkering aanvraag door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had op 3 augustus 2004 een aanvraag ingediend voor een WAZ-uitkering, maar het Uwv had deze aanvraag op 13 juni 2005 niet verder in behandeling genomen omdat appellant niet de gevraagde informatie had ingediend. Appellant maakte geen bezwaar tegen deze beslissing, maar diende later aanvullende gegevens in en vroeg om heroverweging van zijn aanvraag. Het Uwv weigerde echter om terug te komen op de eerdere beslissing, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De rechtbank oordeelde dat het besluit van 13 juni 2005 rechtens onaantastbaar was geworden en dat de door appellant overgelegde stukken niet als nieuwe feiten konden worden aangemerkt. De rechtbank vond ook dat appellant niet gerechtvaardigd had kunnen vertrouwen op een herbehandeling van zijn aanvraag, aangezien het Uwv de stukken na de eerdere beslissing had ontvangen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de aanvraag van appellant niet correct had behandeld. De Raad stelde vast dat het bestreden besluit niet in overeenstemming was met artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de aanvraag niet was afgewezen maar buiten behandeling was gesteld. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit, en droeg het Uwv op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 966,- bedroegen, en moest het griffierecht van € 144,- vergoeden.