ECLI:NL:RBMNE:2024:6138

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
16/273188-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke schuld

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 januari 2023 te Utrecht een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een jonge bestuurder, reed met een snelheid van 115 km/u op een kruispunt waar de maximumsnelheid 50 km/u was. Het ongeval vond plaats terwijl het donker was en de verdachte naderde de kruising zonder voldoende aandacht voor het verkeer. Hij botste tegen een voetgangster die het kruispunt wilde oversteken, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gehandeld, wat leidde tot de conclusie dat hij schuld had in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank nam in overweging dat de voetgangster door rood licht liep, maar oordeelde dat dit de schuld van de verdachte niet opheft. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 120 uren op, met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes maanden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/273188-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2024. Het onderzoek is gesloten op 7 november 2024, waarna direct uitspraak is gedaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, alsmede mevrouw [A] namens het slachtoffer [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair (artikel 6 van de Wegenverkeerswet)
op 22 januari 2023 te Utrecht als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt door met een zeer hoge snelheid (115 km/u) de kruising van de Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen te naderen waar 50 km/u was toegestaan; bij het dichter naderen van de kruising af te remmen tot 67 km/u waar 50 km/u was toegestaan; daarbij zich er niet, althans niet tijdig van te vergewissen dat een voetgangster doende was over te steken, waardoor hij tegen die voetgangster gebotst is, waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair (artikel 5 Wegenverkeerswet)
op 22 januari 2023 te Utrecht als bestuurder van een auto zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar en/of hinder op de weg werd veroorzaakt, welke gedragingen van verdachte nader zijn omschreven onder primair.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’ moet worden beschouwd voor wat betreft de mate van schuld van verdachte. Ten aanzien van het letsel heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het letsel dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. De raadsvrouw van verdachte heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier is dat verdachte de vereiste minimale mate van schuld heeft, zodat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2024 volgt enkel dat het slachtoffer meer tijd had gehad voor het oversteken als verdachte zich aan de maximum snelheid had gehouden, maar niet dat het ongeluk niet zou hebben plaatsgevonden. Niet kan worden bewezen dat het ongeval (mede) is veroorzaakt door het onvoorzichtige rijgedrag van verdachte, omdat het slachtoffer een verkeersfout heeft gemaakt (door plotseling over te steken, terwijl zij rood licht had en verdachte groen licht had). De raadsvrouw heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit van het subsidiair ten laste gelegde. Volgens de raadsvrouw is geen sprake van gevaarzetting of veroorzaking van hinder door verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Het ongeval
Proces-verbaal aanrijding
Op 22 januari 2023 (omstreeks 18:55 uur) vindt een verkeersongeval met letsel plaats op de kruising van de Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen te Utrecht.
De verdachte is [verdachte] , geboren op [2004] . Verdachte was ten tijde van het ongeval bestuurder van een personenauto, merk Seat. [2]
De maximum snelheid ter plaatse bedraagt 50 kilometer per uur. [3]
Het slachtoffer, een voetgangster, [slachtoffer] , heeft letsel opgelopen en is vervoerd naar het [ziekenhuis] . [4]
De toedracht
Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse (hierna VOA)
De bestuurder van de Seat bereed de rijbaan van de Thomas à Kempisweg komende uit de richting van de Spinozaweg en gaande in de richting van de Cartesiusweg. De voetgangster kwam uit de richting van het Thomas à Kempisplantsoen en liep in de richting van de Cremerstraat. De voetgangster stak de Thomas à Kempisweg over en is hierbij aangereden door de Seat. [5] Wij zagen op de meegeleverde wegbeheerderstekening dat de bestuurder van de Seat had gereden over richting 2. [6] Uit de tactische informatie bleek dat de voetganger uit de richting van het Thomas à Kempisplantsoen kwam en liep in de richting van de Cremerstraat. Wij zagen op de meegeleverde wegbeheerderstekening dat de voetganger had gelopen over richting 31. [7] Omdat in de faselog zichtbaar is op welk tijdstip de detectielussen werden geactiveerd en de afstanden tussen de detectielussen opgemeten zijn met landmeetapparatuur, kon er een indicatieve snelheid worden berekend. [8] De snelheid van de Seat over het traject van de eerste detectielus (2.8-2.4) bedroeg minimaal 103 kilometer per uur en maximaal 133 kilometer per uur. De snelheid van de Seat over het traject van de tweede detectielus (2.4-2.2) bedroeg minimaal 55 kilometer per uur en maximaal 84 kilometer per uur. [9]
Conclusie: Uit de berekening blijkt dat de bestuurder van de Seat het kruispunt nadert met een indicatieve snelheid van 115 kilometer per uur waar 50 kilometer per uur is toegestaan. De Seat vertraagt vervolgens naar een indicatieve snelheid van 67 kilometer per uur. De Seat passeert de stopstreep als het voor hem bestemde verkeerslichten groen licht uitstraalt. [10]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1]
Op 22 januari 2023 omstreeks 18:50 uur zat ik op mijn balkon. Vanaf mijn balkon heb ik vrij zicht op de Thomas à Kempisweg. Ik hoorde een auto hard optrekken vanaf de verkeerslichten bij de kruising met de Vleutenseweg. Ik zag een witte auto heel hard rijden. Ik denk dat de auto tussen de 80 en 110 kilometer per uur reed. Ter hoogte van mijn woning hoorde ik de auto nog accelereren. Bij de oversteekplaats ter hoogte van de Cremerstraat zag ik een voetganger komen. De voetganger zette ongeveer twee stappen op het wegdek. Ik hoorde een knal. Ik zag een persoon op de motorkap van de witte auto liggen. [11] Ik zag dat de vrouw door de lucht vloog. [12]
Het letsel
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2]
Momenteel (de rechtbank begrijpt: 1 maart 2023) ligt [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: het slachtoffer) op de afdeling Orthopedie-Traumatologie in het [ziekenhuis] te Utrecht. Ze heeft vier weken op de intensive care gelegen waarna ze naar de Medi-Care ging. [slachtoffer] heeft ernstig neurologisch trauma opgelopen als gevolg van een hoofdtrauma aan de rechterzijde. Ze heeft veel in haar lichaam gebroken: twee nekwervels, een aantal botjes op de ruggenwervel zijn afgebroken, de rechter schouder is gebroken, de rechter onderarm en pols was een open botbreuk, haar bekken aan de voor- en achterzijde is op meerdere plekken gebroken, beide enkels zijn gebroken. Ook had ze in de lever een scheur en zat deze na het ongeval niet meer op de juiste plek. Ze had lucht in haar middenrif waarvoor ze vrijwel direct een operatie nodig bleek te hebben in verband met lucht in haar bloedsomloop. Ook had ze gebroken ribben en een klaplong. Vanaf de tweede week na het ongeval heeft ze bijna dagelijks operaties ondergaan. Ze kan op dit moment nog steeds niet communiceren op een manier die duidt op volle bewustzijn. Herkenning van personen is bijvoorbeeld nog niet mogelijk. Ze reageert wel op prikkels. Haar hoofd zit in een Haloframe. [13]
Verslag ergotherapie d.d. 29 november 2023​​​​​​​
Na opname in het [ziekenhuis] is [slachtoffer] op 19 juni 2023 gestart met klinische revalidatie in Revalidatiecentrum [revalidatiecentrum] , alwaar zij op dit moment nog steeds verblijft. [14] Op basis van het huidige niveau van functioneren heeft het behandelteam van [revalidatiecentrum] aan [slachtoffer] en haar partner geadviseerd om te verhuizen naar een verpleeghuis of woonvorm waar 24-uurs zorg en begeleiding geboden kan worden. Gezien het verloop van het ziektebeeld en het herstel is de prognose dat [slachtoffer] rolstoel afhankelijk zal blijven. [15] [slachtoffer] is niet in staat om zelfstandig eten/drinken klaar te maken. Ook is zij niet in staat om zelfstandig (kleine) huishoudelijke taken uit te voeren. Gezien de complexe situatie met fysieke en cognitieve problematiek blijft 24/7 hulp in nabijheid (toezicht) noodzakelijk om dagelijkse activiteiten uit te voeren. [16]
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Primair (artikel 6 WVW) of subsidiair (artikel 5 WVW) ten laste gelegde
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. [17] Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Het juridische begrip ‘schuld’ in het kader van artikel 6 WVW houdt in dat voor de strafbaarheid (tenminste) sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Er wordt onderscheid gemaakt in drie gradaties: aanmerkelijke schuld, ernstige schuld en zeer hoge mate van schuld. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen, van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Met inachtneming van het hiervoor omschreven juridisch kader, overweegt de rechtbank ten aanzien van de schuld van verdachte als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft gereden met een veel hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan. Uit de VOA volgt dat verdachte ter hoogte van detectielussen 2.8 – 2.4 een indicatieve (gemiddelde) snelheid reed van 115 kilometer per uur (namelijk minimaal 103 kilometer per uur en maximaal 133 kilometer per uur). Ter plaatse was 50 kilometer per uur toegestaan. Deze maximumsnelheid heeft verdachte dus met (gemiddeld) 65 kilometer per uur overschreden. Daarbij komt dat het donker was (p. 6 van het dossier) en verdachte een kruising naderde. Verdachte is met een zeer hoge snelheid deze kruising genaderd en heeft niet, althans onvoldoende en te laat, geanticipeerd op de omstandigheden ter plekke. Verdachte heeft immers, naar eigen zeggen, zijn snelheid niet geminderd (omdat hij groen licht had, p. 105 van het dossier) en is pas vlak voor de stopstreep gaan remmen (omdat hij links van hem een persoon zag, p. 105 van het dossier). Dat hij ook op dat moment nog een veel te hoge snelheid had, namelijk een indicatieve snelheid van 67 kilometer per uur, blijkt uit de VOA-berekening. Naast het fors overschrijden van de maximum toegestane snelheid ter plaatse had verdachte in strijd met artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV) zijn snelheid niet dusdanig geregeld dat hij tijdig kon reageren op mogelijk op dat kruispunt aanwezig ander verkeer. Uit de omstandigheid dat hij het slachtoffer heeft aangereden, blijkt dat hij daartoe niet in staat was en dat hij in onvoldoende mate gelet heeft op het direct voor hem gelegen weggedeelte waarover de voetgangster overstak. Dit is verwijtbaar handelen van verdachte.
Dat, zoals de raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd, verdachte groen licht had en op een voorrangsweg reed, terwijl de voetgangster rood licht had, doet aan het voorgaande niets af. In zijn algemeenheid geldt dat de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer, schuld aan de zijde van verdachte niet opheft. Verkeersdeelnemers moeten altijd bedacht zijn op de mogelijkheid dat er iets onverwachts kan gebeuren, waaronder ook eventuele verkeersfouten van anderen. Daarbij geldt voor (onder meer) automobilisten dat zij er rekening mee moeten houden dat verkeersfouten óók door kwetsbare verkeersdeelnemers, zoals voetgangers en fietsers, kunnen worden begaan. Juist daarom had verdachte, toen hij met de auto een kruispunt naderde dat óók door voetgangers en fietsers wordt gebruikt, de verantwoordelijkheid om bij het naderen en oprijden van dat kruispunt behoedzaam en oplettend te zijn.
Het is een feit van algemene bekendheid dat naarmate er harder gereden wordt, de kans op een ongeval toeneemt en dat naarmate de snelheid hoger is, een botsing ernstiger letsel veroorzaakt.
Conclusie: artikel 6 WVW, mate van schuld: aanmerkelijk onvoorzichtig
Op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden in samenhang en onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte tekortgeschoten is in de voorzichtigheid die van bestuurders van personenauto’s mag worden verwacht, met als gevolg een verkeersongeval waarbij een voetgangster, [slachtoffer] , (zwaar) gewond is geraakt. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het rijgedrag van verdachte moet worden aangemerkt als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’.
Letsel: zwaar lichamelijk letsel
Ten aanzien van het letsel van het slachtoffer [slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge een arrest van de Hoge Raad [18] geldt dat voor de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht bepalend zijn de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. [slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval onder meer neurologisch trauma opgelopen, een veelheid aan botbreuken, een scheur in haar lever, lucht in haar middenrif en een klaplong. Zij heeft meerdere operaties moeten ondergaan. Uit het verslag ergotherapie blijkt dat [slachtoffer] tien maanden na het ongeval zowel fysiek als mentaal nog aanzienlijk beperkt is en dagelijkse intensieve zorg nodig heeft. Zij zal rolstoelafhankelijk blijven en nooit volledig herstellen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het letsel in dit geval gekwalificeerd moet worden als ‘zwaar lichamelijk’ letsel.
Verweer verdediging
De raadsvrouw heeft zich nog op het standpunt gesteld dat verdachte geen schuld treft, omdat het ongeval hoe dan ook niet te vermijden zou zijn geweest. Daarbij heeft de raadsvrouw verwezen naar dat wat de VOA rapporteur over de vermijdbaarheid van het ongeval heeft opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van 16 mei 2024 (PL0900-2023022498-29). De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij, omdat de rapporteur in dit aanvullend proces-verbaal van bevindingen uitsluitend concludeert dat als de bestuurder van de auto had gereden met de maximale toegestane snelheid van 50 km/u, de voetganger meer tijd had om de rijbaan over te steken. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag aan de zijde van verdachte. Daarbij geldt dat, zoals hierboven reeds overwogen, indien verdachte minder hard had gereden, hij het slachtoffer eerder had gezien en eerder had kunnen remmen/anticiperen, waardoor de botsing, als deze ook dan had plaatsgevonden, aanzienlijk minder impact had gehad.
Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het primair ten laste gelegde feit, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde feit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 22 januari 2023 te Utrecht als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Thomas à Kempisweg en de kruising van de Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een indicatieve snelheid van 115 kilometer per uur, de kruising van voornoemde Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen te naderen en
- vervolgens bij het dichter naderen van voornoemd kruispunt af te remmen tot een indicatieve snelheid van 67 kilometer per uur (alwaar 50 kilometer per uur is toegestaan), en
- zich er daarbij in onvoldoende mate van te vergewissen dat een voetgangster doende was voornoemde Thomas à Kempisweg over te steken, en
- vervolgens niet tijdig en niet voldoende af te remmen en niet tijdig en niet voldoende uit te wijken voor die voetgangster, waardoor hij, verdachte, vervolgens is gebotst tegen die voetgangster, waardoor zij ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- ernstig neurologisch trauma en
- meerdere botbreuken ((onder meer) gebroken nekwervels en breuken in de ruggenwervel en een gebroken schouder en een gebroken onderarm en een gebroken pols (open botbreuk) en gebroken bekken en gebroken enkels en gebroken ribben) en
- een scheur in de lever en
- een klaplong en
- lucht in het middenrif
is ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel verdachte nog jong is, het volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 140 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 70 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de algemene voorwaarde dat hij geen nieuw strafbaar feit zal plegen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging
van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft, met het oog op de door haar bepleite vrijspraak van het primair ten laste gelegde, in het kader van de strafmaat voor het subsidiair ten laste gelegde verzocht om aan verdachte een geldboete op te leggen, die in termijnen mag worden betaald. Voor het geval de rechtbank van oordeel is dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen moet worden opgelegd, heeft de raadsvrouw verzocht om deze geheel voorwaardelijk op te leggen, aangezien verdachte op dit moment op positieve wijze bezig is met zijn opleiding en werk en hij voor het uitvoeren van zijn werk zijn rijbewijs nodig heeft.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft op 22 januari 2023, terwijl het donker was, een kruispunt met veel te hoge snelheid genaderd en is vervolgens tegen een voetgangster, [slachtoffer] , gebotst die het kruispunt wilde oversteken. Verdachte is tekort geschoten in de zorgplicht die in zijn algemeenheid van bestuurders van motorrijtuigen en zeker van een beginnend bestuurder als verdachte, mag worden verwacht. Als gevolg van deze aanrijding heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dat het ongeval voor het slachtoffer grote gevolgen heeft gehad, blijkt uit het dossier en uit hetgeen [A] , de zus van het slachtoffer, daarover ter zitting heeft verteld. Het slachtoffer is haar normale leven kwijt en zal met aanzienlijke blijvende fysieke en mentale beperkingen moeten leren leven. Zo kan zij niet meer lopen, is zij bijna blind, kan zij haar handen nauwelijks gebruiken en heeft zij te kampen met cognitieve klachten. Ze gaat nog iedere week naar het ziekenhuis, heeft continu pijn en heeft intensieve hulp nodig voor het dagelijks leven. Dit heeft niet alleen op haar, maar ook op de dierbaren om haar heen enorme impact.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 september 2024 waaruit volgt dat verdachte eerder voor een Wegenverkeersfeit is veroordeeld.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het Reclasseringsrapport van 16 oktober 2024, opgemaakt door H. van Benthem, reclasseringswerker. Uit dit rapport volgt dat de reclassering het risico op recidive inschat als gemiddeld. Verdachte heeft zijn leven redelijk op orde. Hij woont bij zijn ouders, volgt een opleiding en werkt. Er zijn wel aanwijzingen voor psychosociale problemen. Daarnaast heeft verdachte schulden en is er mogelijk sprake van een negatief sociaal netwerk. Er zijn echter geen aanknopingspunten voor reclasseringstoezicht en interventies. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt het advies van de reclassering over.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Uit deze oriëntatiepunten volgt dat voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, als uitgangspunt wordt gehanteerd een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte een beginnend bestuurder is. Juist van een beginnend bestuurder mag extra voorzichtigheid en terughoudendheid in het verkeer worden verwacht. Ook houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte eerder voor een Wegenverkeersfeit is veroordeeld en op dit moment registraties wegens verkeersovertredingen heeft openstaan (p. 67 van het dossier). De rechtbank acht dit, mede gelet op de zeer korte tijd dat hij zijn rijbewijs nog maar heeft, zorgelijk. Dit geldt temeer nu verdachte noch voor deze registraties, noch in de onderhavige zaak, verantwoordelijkheid neemt voor zijn aandeel. Om die reden acht de rechtbank het dan ook niet op zijn plaats om aan verdachte, zoals de raadsvrouw heeft verzocht, slechts een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen.
In straf verminderende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zijn leven redelijk op orde heeft, in die zin dat hij een opleiding volgt en werk heeft. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank daarin echter geen aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren in combinatie met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden passend en geboden. Daarbij geldt dat, als verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, deze wordt vervangen door 60 dagen hechtenis. De rechtbank ziet geen redenen om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS. Deze straf zal dan ook aan verdachte worden opgelegd.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C. Michon, voorzitter, mr. C.S.K. Fung Fen Chung en
mr. J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 22 januari 2023, te Utrecht, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Thomas à Kempisweg en/of de kruising van de Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een indicatieve snelheid van 115 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de verkeerssituatie ter plaatse verantwoord was de kruising van voornoemde Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen te naderen en/of
- ( vervolgens) bij het dichter naderen van voornoemd kruispunt af te remmen tot een indicatieve snelheid van 67 kilometer per uur (alwaar 50 kilometer per uur is toegestaan),althans zijn, verdachtes, snelheid (daarbij) niet of onvoldoende aan te
passen aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat een voetgangster doende was voornoemde Thomas à Kempisweg over te steken, althans die zich (daartoe) op de Thomas à Kempisweg bevond en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende af te remmen en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende uit te wijken voor die voetgangster, waardoor hij, verdachte, (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde voetgangster, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- ernstig neurologisch trauma en/of
- één of meerdere botbreuken ((onder meer) gebroken nekwervels en/of breuken in de ruggenwervel en/of een gebroken schouder en/of een gebroken onderarm en/of een gebroken pols (open botbreuk) en/of gebroken bekken en/of gebroken enkels en/of gebroken ribben) en/of
- een scheur in de lever en/of
- een klaplong en/of
- lucht in het middenrif,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 22 januari 2023, te Utrecht, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Thomas à Kempisweg en/of de kruising van de Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen,
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een indicatieve snelheid van 115 kilometer per uur, althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de verkeerssituatie ter plaatse verantwoord was de kruising van voornoemde Thomas à Kempisweg met het Thomas à Kempisplantsoen is genaderd en/of
- ( vervolgens) bij het dichter naderen van voornoemd kruispunt heeft afgeremd tot een indicatieve snelheid van 67 kilometer per uur (alwaar 50 kilometer per uur is toegestaan), althans zijn, verdachtes, snelheid (daarbij) niet of onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van heeft vergewist dat een voetgangster doende was voornoemde Thomas à Kempisweg over te steken, althans die zich (daartoe) op de Thomas à Kempisweg bevond en/of
- ( vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende heeft afgeremd en/of niet, althans niet tijdig en/of voldoende is uitgeweken voor die voetgangster, waardoor hij, verdachte, (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met voornoemde voetgangster, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 januari 2024, genummerd PL0900-2023022498, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, genummerd p. 1 tot en met 112, het aanvullend proces-verbaal van 16 mei 2024 en het Aanmeldingsformulier. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal aanrijding van 28 januari 2023, p. 5.
3.Een proces-verbaal aanrijding van 28 januari 2023, p. 6.
4.Een proces-verbaal aanrijding van 28 januari 2023, p. 8.
5.Een proces-verbaal Ongevallenanalyse van 21 juni 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de Dienst Regionale Recherche, Specialistische Ondersteuning, afdeling Forensische Opsporing-Verkeer van de Eenheid Midden-Nederland, p. 15.
6.Een proces-verbaal Ongevallenanalyse van 21 juni 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de Dienst Regionale Recherche, Specialistische Ondersteuning, afdeling Forensische Opsporing-Verkeer van de Eenheid Midden-Nederland, p. 33.
7.Een proces-verbaal Ongevallenanalyse van 21 juni 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de Dienst Regionale Recherche, Specialistische Ondersteuning, afdeling Forensische Opsporing-Verkeer van de Eenheid Midden-Nederland, p. 34.
8.Een proces-verbaal Ongevallenanalyse van 21 juni 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de Dienst Regionale Recherche, Specialistische Ondersteuning, afdeling Forensische Opsporing-Verkeer van de Eenheid Midden-Nederland, p. 39.
9.Een proces-verbaal Ongevallenanalyse van 21 juni 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de Dienst Regionale Recherche, Specialistische Ondersteuning, afdeling Forensische Opsporing-Verkeer van de Eenheid Midden-Nederland, p. 41.
10.Een proces-verbaal Ongevallenanalyse van 21 juni 2023, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van de Dienst Regionale Recherche, Specialistische Ondersteuning, afdeling Forensische Opsporing-Verkeer van de Eenheid Midden-Nederland, p. 42.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 22 januari 2023, p. 85.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 januari 2023, p. 48.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 15 maart 2023, p. 94.
14.Een geschrift, inhoudende een verslag van de ergotherapeut [B] en revalidatiearts [C] van 29 november 2023, p. 1.
15.Een geschrift, inhoudende een verslag van de ergotherapeut [B] en revalidatiearts [C] van 29 november 2023, p. 3.
16.Een geschrift, inhoudende een verslag van de ergotherapeut [B] en revalidatiearts [C] van 29 november 2023, p. 4.
17.Arrest Hoge Raad van 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.
18.Arrest van de Hoge Raad van 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.