Overwegingen
13. Voor de leesbaarheid van deze uitspraak is het wettelijk kader in een bijlage onderaan deze uitspraak opgenomen.
14. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)volgt dat het in beginsel op de weg van eiseres, als aanvraagster van de WW-uitkering, ligt om aan de hand van objectieve en controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat zij recht op die uitkering heeft. Dit betekent dat eiseres allereerst aannemelijk moet maken dat zij werknemer in de zin van de WW is. Alleen dan kan zij immers, onder voorwaarden, recht hebben op een WW-uitkering. In de WW wordt, voor zover relevant, als werknemer aangemerkt de natuurlijke persoon die in privaatrechtelijke dienstbetrekking staat.
15. Bij de vraag of eiseres tot [werkgever] in een privaatrechtelijke dienstbetrekking heeft gestaan, is maatgevend of tussen haar en dit bedrijf sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek. Naar vaste rechtspraak van de CRvBmoet voor het aannemen van een privaatrechtelijke dienstbetrekking sprake zijn van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid, een gezagsverhouding en een verplichting tot het betalen van loon. Bij de beantwoording van de vraag of een rechtsverhouding beantwoordt aan deze criteria moet acht worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Daarbij moeten niet alleen de rechten en verplichtingen in aanmerking worden genomen die partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding voor ogen stonden, maar moet ook acht worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en zo daaraan inhoud hebben gegeven. Daarbij is niet één enkel element beslissend, maar moeten de verschillende rechtsgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderling verband worden bezien.
16. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er vanaf 1 mei 2019 sprake is geweest van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen haar en [werkgever] . Het Uwv stelt dat hiervan geen sprake is geweest, omdat eiseres geen persoonlijke arbeid voor deze onderneming heeft verricht en omdat er geen gezagsverhouding tussen hen beiden is komen vast te staan. Tussen partijen staat niet ter discussie dat er sprake is geweest van loonbetaling.
Het verrichten van persoonlijke arbeid
17. Eiseres voert aan dat zij vanaf 1 mei 2019 persoonlijke arbeid heeft verricht voor [werkgever] . Het Uwv stelt zich op het standpunt dat dit onvoldoende duidelijk is geworden.
18. Eiseres heeft op het aanvraagformulier voor de WW-uitkering ingevuld dat haar functie ‘medewerker administratie’ voor 40 uur per week inhield. Over haar werkzaamheden heeft zij verklaard dat deze inhielden: “Manusje van alles, het begon met kopieën maken en daarna eigenlijk alles wat [C] wilde. Mappen archiveren, overtypen etc. Soms pakte ik ook wel eens de auto en ging ik een harde schijf ophalen of brengen. Ik wist wel wat ik moest doen.” Verder heeft zij verklaard dat zij bij het aangaan van het nieuwe dienstverband in mei 2019 een nieuw arbeidscontract kreeg. Eiseres heeft dit arbeidscontract echter niet overgelegd.
19. Eiseres voert aan dat het ontbreken van een arbeidsovereenkomst het aannemen van een arbeidsovereenkomst niet in de weg staat en verwijst daarbij naar de uitspraak van de CRvB van 24 januari 2018. De CRvB heeft dit inderdaad in deze uitspraak voorop gesteld. Uit deze uitspraak volgt echter ook dat bij de beantwoording van de vraag of een arbeidsverhouding is aan te merken als een arbeidsovereenkomst acht moet worden geslagen op alle omstandigheden van het geval, in onderling verband bezien. Hierbij moet acht worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan hun rechtsverhouding en daaraan inhoud hebben gegeven.
20. Het Uwv heeft eiseres op de inhoud van haar dienstbetrekking bij [werkgever] bevraagd omdat de loonaangiften erop wijzen dat sprake is van een nieuwe indiensttreding na een ziekteperiode van 52 weken. Volgens het Uwv heeft eiseres in het gesprek met de thema-onderzoekers van de afdeling handhaving van het Uwv onvoldoende concreet aangegeven wat haar takenpakket bij [werkgever] was. Eiseres heeft niet verduidelijkt hoe haar werkweek eruit zag of welke klanten de onderneming had. Daarmee is onvoldoende duidelijk geworden dat eiseres vanaf 1 mei 2019 persoonlijke arbeid heeft verricht voor [werkgever] , aldus het Uwv.
21. De rechtbank kan het Uwv volgen in deze uitleg. Zoals onder 14. vermeld ligt het op de weg van eiseres om aan de hand van objectieve en controleerbare gegevens aannemelijk te maken dat zij recht op die uitkering heeft. Eiseres is degene die kan toelichten wat concreet haar takenpakket was en hoe zij hieraan, in haar 40-urige werkweek, dagelijks invulling gaf. Het is aan eiseres om dit zo nodig met verifieerbare documenten en eventuele verklaringen van getuigen te onderbouwen. Dat heeft eiseres niet gedaan. Zij is in haar gesprek met het Uwv vaag gebleven over de invulling van haar werkweek, de inhoud van haar werkzaamheden en over de namen van de vijf grootste klanten van het bedrijf. Het Uwv heeft daarmee geen duidelijk beeld van haar werkzaamheden kunnen krijgen, en ook geen navraag kunnen doen bij derden. De rechtbank is het dan ook met het Uwv eens dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanaf 1 mei 2019 persoonlijke arbeid heeft verricht voor [werkgever] .
22. Ten aanzien van haar werkzaamheden voor [werkgever] heeft eiseres verklaard dat zij alleen opdrachten van haar schoonvader mocht aannemen. Haar schoonvader was ook degene die invloed had op haar beloningen. Dit werd niet schriftelijk vastgelegd, aldus eiseres.
23. In de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 mei 2023 heeft eiseres de volgende inkomsten van [werkgever] ontvangen:
- van 1 mei 2019 tot juni 2021: € 2.502,50;
- vanaf juni 2021: € 2.869,53;
- vanaf september 2021: € 5.667,03;
- vanaf juni 2022: € 6.228,08;
- in de 7 maanden voorafgaand aan faillissement € 5.300,-.
Tijdens haar dienstverband bij [werkgever] van 1 december 2015 tot en met 31 mei 2017 waren haar inkomsten rond € 1.500,- per maand voor werkzaamheden in dezelfde functie.
24. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat, voor zover er sprake zou zijn geweest van een gezagsverhouding, deze werd overheerst door de familieverhouding, gelet op het extreem hoge salaris dat niet in verhouding staat tot de (vermeende) verrichte arbeid.
25. Eiseres heeft op 23 augustus 2018 een bedrag van € 750,- overgemaakt naar [werkgever] onder vermelding van “tijdelijke lening (privé)”. Dit bedrag wordt op 27 augustus 2018 teruggeboekt onder vermelding van “terugboeking tijdelijke lening (privé)”. Om te onderzoeken of er sprake was van financiële verstrengeling tussen eiseres en de werkgever heeft het Uwv eiseres op 16 oktober 2023 verzocht om volledige inzage te verschaffen in haar bankafschriften over de periode van 1 januari 2018 tot en met
30 juni 2023. De gemachtigde van eiseres heeft hierop per e-mailbericht gereageerd dat eiseres hier niet aan mee wil werken omdat dit een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer is.
26. Kort voor het faillissement van [werkgever] heeft de partner van eiseres, een bedrag van
€ 24.500,- van de ondernemersrekening overgemaakt naar zijn eigen rekening. Om uit te sluiten dat de partner van eiseres gelden naar haar heeft overgeboekt, heeft het Uwv eiseres op 20 oktober 2023 gevraagd inzage te verschaffen in de bankafschriften over de periode 1 juni 2022 tot en met 31 juli 2023. Hierop heeft de gemachtigde van eiseres per e-mail gereageerd dat het inkorten van de periode waarover het Uwv bankafschriften opvraagt niet afdoet aan de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiseres. Eiseres heeft de door het Uwv opgevraagde bankafschriften daarom niet overgelegd.
27. Gelet op al het voorgaande, kan de rechtbank het Uwv volgen in zijn toelichting dat er vanaf 1 mei 2019 niet aannemelijk is gemaakt dat sprake was van een gezagsverhouding tussen eiseres en [werkgever] . Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd welke werkopdrachten zij van haar schoonvader ontving. Het loon van eiseres is in de periode van 1 mei 2019 tot het faillissement gestegen van € 2.502,50 per maand naar uiteindelijk € 5.300,- per maand. Het loon is ook nog gedurende vijf maanden € 6.228,08 per maand geweest. Haar salaris is dus ruim verdubbeld. De enorme hoogte van het salaris en de loonstijgingen staan niet in verhouding tot haar functie als ‘medewerker administratie’. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat eiseres in dezelfde functie gedurende haar eerdere dienstverband bij [werkgever] circa € 1.500,- per maand heeft verdiend. De enkele omstandigheid dat [werkgever] loonaangiften heeft gedaan en structurele betalingen aan eiseres heeft gedaan, is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat er sprake is geweest van een gezagsverhouding. Desgevraagd heeft eiseres het vermoeden van het Uwv van financiële verstrengeling tussen haar en het bedrijf niet met bankafschriften weerlegd. De rechtbank kan het Uwv dan ook volgen in zijn standpunt dat eiseres niet met objectieve en controleerbare gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen haar en [werkgever] sprake was van een gezagsverhouding.
28. De gemachtigde van eiseres voert op de zitting aan dat het Uwv onvoldoende heeft onderzocht of sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. Het Uwv had nader onderzoek moeten doen door [D] te horen. [D] is kort voor het overlijden van [B] als werknemer uit dienst gegaan bij [werkgever] . Het Uwv heeft [D] wel gesproken in het kader van het dienstverband van de partner van eiseres, maar niet in het kader van het dienstverband van eiseres.
29. De rechtbank overweegt hieromtrent dat eiseres tegenover toezichthouders van het Uwv heeft verklaard dat zij vanaf 2018 vanuit huis werkte. Zij kreeg haar werkopdrachten van haar schoonvader. Hij kwam dan bij haar langs of zij ging naar hem toe. Zonder nadere uitleg van (de gemachtigde van) eiseres is niet duidelijk wat [D] met betrekking tot het dienstverband van eiseres, waarbij zij haar werk vanuit haar huis zou uitoefenen, bij [werkgever] zou kunnen verklaren.
30. Verder heeft het Uwv gedaan wat redelijkerwijs binnen zijn vermogen lag om helderheid over het dienstverband van eiseres bij [werkgever] te krijgen. Het Uwv heeft de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2019 en bankafschriften bij eiseres opgevraagd en eiseres over haar dienstverband bevraagd. Zoals hiervoor overwogen kan de rechtbank het Uwv volgen in zijn motivering dat eiseres niet met gegevens heeft onderbouwd dat er sprake was van het persoonlijk verrichten van arbeid en van een gezagsverhouding. Het onderzoek van het Uwv heeft zich ook uitgestrekt tot het bevragen van curator [curator] . De curator heeft de rechter-commissaris verzocht om de partner van eiseres op te roepen voor een faillissementsverhoor, maar haar partner heeft medewerking hieraan geweigerd.
31. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht. Dat het Uwv de heer [D] niet heeft gehoord, maakt dat niet anders.