Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 oktober 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiser op 3 maart 2020 een uitkering op grond van de Werkloosheidwet (WW) aangevraagd, welke hem per 2 maart 2020 is toegekend. Op 31 maart 2021 werd in de woning van eiser een hennepkwekerij aangetroffen. Het Uwv heeft vervolgens op 28 april 2022 de WW-uitkering van eiser herzien over de periode van 1 september 2020 tot en met 31 december 2021 en een bedrag van € 35.619,19 teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Het Uwv heeft later het bestreden besluit gewijzigd, waarbij de herziening werd beperkt tot de periode van 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 en het terug te vorderen bedrag werd verlaagd tot € 15.164,64. Eiser heeft het beroep tegen het bestreden besluit 1 ingetrokken, maar het beroep tegen het bestreden besluit 2 voortgezet. De rechtbank heeft op 4 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar het Uwv zich afmeldde.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser door het opbouwen van de hennepkwekerij zijn hoedanigheid van werknemer heeft verloren, en dat hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door deze werkzaamheden niet te melden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende bewijs heeft geleverd dat eiser in de periode van 1 september 2020 tot en met 31 maart 2021 werkzaamheden in de hennepkwekerij heeft verricht. Eiser heeft geen objectieve gegevens overgelegd om zijn standpunt te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiser en het griffierecht vergoed.