ECLI:NL:RBMNE:2024:600
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de proceskostenvergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van 6 februari 2023 beoordeeld. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een woning voor het belastingjaar 2022, die door de heffingsambtenaar op € 337.000,- is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar in de bestreden uitspraak is het bezwaar deels gegrond verklaard, terwijl de WOZ-waarde is gehandhaafd. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
Tijdens de digitale zitting op 2 november 2023 heeft eiser aangegeven dat hij de vastgestelde waarde niet meer bestrijdt, waardoor de rechtbank deze waarde volgt. Eiser heeft echter ook een verzoek gedaan om een proceskostenvergoeding, omdat hij meent dat de motivering pas in beroep is gegeven. De rechtbank oordeelt dat de motivering in de bezwaarfase al bekend was en dat verweerder de WOZ-waarde in elke fase opnieuw mag onderbouwen. Eiser heeft ook aangevoerd dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, maar de rechtbank stelt vast dat verweerder op meerdere momenten de gevraagde gegevens heeft verstrekt.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Eiser krijgt geen gelijk en het griffierecht wordt niet teruggegeven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.