ECLI:NL:RBMNE:2024:5853

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 24/3088
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten bewindvoering wegens te hoge draagkracht

In deze zaak heeft eiser op 10 juli 2023 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van bewindvoering, een intake en griffierecht. De gemeente Huizen heeft deze aanvraag op 25 september 2023 afgewezen, omdat de draagkracht van eiser te hoog was in verhouding tot de kosten. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard op 8 februari 2024. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, dat op 5 september 2024 door de rechtbank is behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagkracht van eiser, berekend over de maanden juni, juli en augustus 2023, hoger was dan de bijstandsnorm. Verweerder heeft terecht gesteld dat eiser geen recht had op bijzondere bijstand, omdat zijn inkomen in die maanden boven de 120% van de bijstandsnorm lag. De rechtbank heeft ook overwogen dat de aanvangskosten voor de bewindvoerder pas opkomen op de dag van benoeming door de kantonrechter, en dat de draagkrachtperiode correct is vastgesteld van 1 juni 2023 tot 31 mei 2024.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat eiser toch bijzondere bijstand zou moeten ontvangen. De afwijzing van de aanvraag is in overeenstemming met de beleidsregels van de gemeente. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen en dat er geen veroordeling van de gemeente in proceskosten of vergoeding van griffierecht plaatsvindt. De uitspraak is gedaan op 17 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3088

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2024 in de zaak tussen

[bewindvoerder], gevestigd te [vestigingsplaats]

in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[eiser], uit [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. T.E. van der Bent),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Hopman).

Inleiding

1. Eiser heeft op 10 juli 2023 bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten van bewindvoering, een intake en griffierecht. [1]
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen met het besluit van 25 september 2023 (het primaire besluit). Volgens verweerder is de draagkracht van eiser, over de periode 1 juni 2023 tot en met 31 mei 2024, te hoog in verhouding tot de kosten.
3. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het besluit van 8 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Voor de motivering van het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van de commissie voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie), dat verweerder integraal heeft overgenomen.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Inhoud bestreden besluit en advies van de commissie (in essentie)

5. Verweerder stelt dat geen aanspraak gemaakt kan worden op bijzondere bijstand voor de gevraagde kosten van bewindvoering, intake en griffierecht, omdat het inkomen van eiser in de maanden juni, juli en augustus 2023 hoger was dan de totale kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd.
6. Volgens de beleidsregels van verweerder wordt bijzondere bijstand verstrekt onder aftrek van de draagkracht. [2] Het kan gaan om draagkracht uit vermogen en uit inkomen. Van draagkracht uit inkomen kan worden uitgegaan indien een belanghebbende over inkomen beschikt dat hoger is dan 120% van de bijstandsnorm. [3] Dit laatste is het geval voor eiser.
7. De draagkracht is in dit geval berekend vanaf juni 2023, omdat de beschikking van de rechter over de onderbewindstelling dateert van 6 juni 2023. De inkomsten die in het primaire besluit zijn vermeld over de maanden maart, april en mei 2023 zijn niet relevant voor de berekening van de draagkracht. De kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd deden zich toen nog niet voor.
8. De bezwaargrond dat de afwijzing van het verzoek om bijzondere bijstand in strijd is met het evenredigheidsbeginsel volgt verweerder niet, omdat het inkomen van eiser over juni, juli en augustus 2023 ruim boven de bijstandsnorm lag. Ook is niet gebleken van ‘zeer dringende redenen’ om toch bijzondere bijstand te verstrekken. Er is niet gebleken van een acute noodsituatie. [4]

Beroepsgronden (in essentie)

9. Eiser vindt het onzorgvuldig dat de gokopbrengsten waar verweerder vanuit gaat zijn meegerekend als inkomen en vermogen. Dit is volgens hem een dubbeltelling. Daarnaast vindt eiser dat als het gaat om de (periodieke) kosten voor bewind van een verkeerde periode is uitgegaan voor het vaststellen van de draagkracht. Volgens vaste rechtspraak komen de aanvangskosten voor een bewindvoerder op, op de dag waarop de bewindvoerder door de kantonrechter wordt benoemd. [5]
10. De algemene bijstand voor eiser is per 1 september 2023 weer voortgezet. Verweerder erkent hiermee dat eiser per 1 september 2023 weer voldoet aan de voorwaarden voor een bijstandsuitkering en dat eventuele onduidelijkheden over een te hoog inkomen en of vermogen niet meer spelen. Om deze reden had verweerder ook de bijzondere bijstand voor de kosten van bewind in ieder geval moeten toekennen per 1 september 2023.
11. Van belang is dat eisers inkomen en vermogen sterk zijn gedaald. Bij een daling van het inkomen van 10% hoort de draagkracht aangepast te worden. Dat is voor eiser niet gedaan. Dit terwijl de kosten van bewind een periodiek karakter hebben en maandelijks blijven doorlopen.

Beoordeling door de rechtbank

12. De rechtbank stelt vast dat ter zitting door de gemachtigde van eiser is meegedeeld dat het beroep zich alleen nog richt tegen de afwijzing van bijzondere bijstand voor zover het de kosten van de bewindvoerder betreft, dit omdat deze kosten een periodiek karakter hebben.
Periode waarover de draagkracht is berekend
13. De rechtbank overweegt dat de dag waarop de bewindvoerder door de kantonrechter wordt benoemd geldt als het moment dat de aanvangskosten hiervoor opkomen. [6]
14. In het beleid van verweerder is opgenomen dat de draagkrachtperiode in gaat op de
eerste dag van de maandwaarin de oudste kosten zijn gemaakt. [7] De beschikking van de kantonrechter, waarmee eiser onder bewind is gesteld, dateert van 6 juni 2023. Verweerder heeft om deze reden 1 juni 2023 als aanvangsdatum voor de draagkrachtperiode genomen.
15. De draagkracht wordt voor personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, op grond van het beleid van verweerder, in hoofdregel voor een periode van één jaar vastgesteld. [8] Verweerder heeft in lijn hiermee terecht als einddatum van de draagkrachtperiode 31 mei 2024 aangehouden. De beroepsgrond hiertegen slaagt niet.
Hoogte van de draagkracht en de kosten van bewindvoering
16. De rechtbank overweegt dat recht op bijzondere bijstand kan bestaan indien sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag,
het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. [9] De zinsnede ‘naar het oordeel van het college’ duidt erop dat verweerder een zekere beleidsvrijheid heeft.
17. In dit geval staat in beleidsregels van verweerder dat indien sprake is van ‘draagkracht’ een (eventueel) bedrag aan bijzondere bijstand eerst verminderd wordt met het bedrag aan draagkracht. [10] Er kan draagkracht uit inkomen en vermogen zijn. Voor de kosten waar het hier om gaat geldt volgens de beleidsregels dat het inkomen voor zover het hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm volledig in aanmerking wordt genomen. [11] In het geval van eiser gaat het om de norm van een alleenstaande (vanaf 21 jaar) met twee kostendelende medebewoners.
18. Verweerder is uitgegaan van in aanmerking te nemen draagkracht
bestaande uit inkomenin de maanden juni, juli en augustus 2023 van € 8.538,30 (dit is dus het inkomen dat boven 120% van de bijstandsnorm uitkomt in de betreffende maanden). Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen de berekening zelf en van een dubbeltelling is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat, uitgaande van deze berekening, eiser de kosten van de bewindvoerder voor een jaar (12 x € 125,53 = € 1.506,36) volledig kan voldoen uit de vastgestelde draagkracht, alleen al berekend over de maanden juni, juli en augustus 2023. Het gegeven dat bijzondere bijstand op basis van het beleid van verweerder enkel wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht maakt dus al dat hierop geen recht bestond ten tijde van de aanvraag. [12]
De gestelde daling van het inkomen
19. Eiser heeft niet betwist dat hij (kortstondig) behoorlijke gokinkomsten heeft gehad. Hij benadrukt echter dat zijn inkomen daarna weer is gedaald en dat de periodieke kosten van de bewindvoerder daarentegen doorlopen.
20. Artikel 2.3.7, zesde lid, van het Besluit luidt:
-
“Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde jaardraagkracht, de vastgestelde (resterende) draagkracht blijft dus gelden.”
Artikel 2.3.7, achtste lid, van het Besluit luidt:
-
“In afwijking van het zesde lid wordt de draagkracht in het vastgestelde draagkrachtjaar gewijzigd als het inkomen met meer dan 10% daalt of stijgt.”
21. Zoals hiervoor is vastgesteld kon eiser alleen al op basis van de vastgestelde draagkracht over de maanden juni, juli en augustus 2023 de totale kosten van de bewindvoerder voor een heel jaar voldoen. Dit geldt overigens ook nog als de kosten van het griffierecht en de intake daarbij opgeteld worden. Het gaat hierbij niet om geprognosticeerd inkomen, maar om inkomen dat al is ontvangen binnen het draagkrachtjaar (in zoverre is dit dus niet gedaald). Er is verder ook niet gebleken van andere bijzonder noodzakelijke kosten binnen het draagkrachtjaar. Gezien de bewoordingen van het beleid van verweerder gaat het bij een wijziging van de draagkracht, vanwege een gedaald inkomen om een
volgendeaanvraag. De onderhavige procedure is echter nog steeds terug te voeren tot de oorspronkelijke aanvraag van 10 juli 2023. De beroepsgrond slaagt niet.
22. Op de zitting heeft verweerder tenslotte meegedeeld dat men coulant is geweest bij de toekenning van de algemene bijstand. De rechtbank overweegt dat de algemene bijstand een ander toetsingskader kent en dat de toekenning hiervan in deze procedure niet voorligt. De toekenning van algemene bijstand aan eiser betekent dan ook niet dat ook de gevraagde bijzondere bijstand had moeten worden toegekend. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Bij deze uitkomst is geen plaats voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiser of een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 35 van de Participatiewet (de Pw).
2.Artikel 2.3.4, tweede lid, van het Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen houdende regels omtrent de richtlijnen van Bijzondere Bijstand (het Besluit).
3.Artikel 2.3.5, eerste lid, van het Besluit.
4.Als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw.
5.Eiser verwijst naar een uitspraak van 2 augustus 2016 van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) ECLI:NL:CRVB:2016:3026.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:127 r.o. 4.2.
7.Artikel 2.3.7, eerste lid, van het Besluit.
8.Artikel 2.3.7, derde lid, van het Besluit.
9.Artikel 35, eerste lid, van de Pw.
10.Artikel 2.3.4, tweede lid, van het Besluit.
11.Artikel 2.3.5, derde lid, onder a, van het Besluit.
12.Artikel 2.3.4, tweede lid, van het Besluit.