ECLI:NL:RBMNE:2024:5841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
1601857624
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige, inclusief seksueel binnendringen

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 15-jarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 mei 2022 in [plaats] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder seksueel binnendringen. De verdachte, geboren in 1993, heeft de feiten bekend en er is geen vrijspraak bepleit door zijn raadsman. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 24 maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd ten aanzien van het slachtoffer en heeft de immateriële schade van het slachtoffer vastgesteld op € 2.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het feit. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en blijk gaf van berouw.

Uitspraak

LeRECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.018576.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 30 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen, alsmede de advocaat van de benadeelde partij, mr. N. Nurdubak, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 6 mei 2022 te [plaats] met [slachtoffer] , toen vijftien jaar oud, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ook op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 september 2024;
  • het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 25 augustus 2022, genummerd PL0900-2022184753-4, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer] , doorgenummerde pagina’s 10 tot en met 20.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 6 mei 2022 te [plaats] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer] gezoend en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daarbij vordert de officier van justitie – naar de rechtbank begrijpt als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel – oplegging van de door het slachtoffer verzochte contact- en locatieverboden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de strafeis van de officier van justitie niet passen bij de omstandigheden van het geval. Het slachtoffer was al bijna 16 jaar oud ten tijde van het feit. Bovendien neemt verdachte verantwoordelijkheid voor zijn daad. De raadsman heeft oplegging van een gevangenisstraf van 180 dagen bepleit, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, indien de rechtbank rekening houdt met het taakstrafverbod. Daarnaast kan de maximale taakstraf van 240 uren worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Inleiding
Verdachte heeft seks gehad met een toen 15-jarig meisje terwijl hij zelf 28 jaar oud was. Dit heeft plaatsgevonden nadat het slachtoffer, dat met haar moeder op stap was geweest in de nacht na Bevrijdingsdag, in beschonken staat met verdachte mee naar huis was gegaan. Aan die beschonken staat heeft verdachte een bijdrage geleverd door meermalen alcohol voor haar te kopen. Verdachte kende het slachtoffer goed: hij had jarenlang een relatie gehad met haar oudere zus en was, ook nadien, kind aan huis bij haar ouders. Ook de moeder van het slachtoffer kende verdachte dus goed en zij vertrouwde hem toe haar dochter naar huis te brengen toen zij eerder die nacht na Bevrijdingsdag zelf naar huis ging. Verdachte heeft er uiteindelijk voor gekozen om het slachtoffer mee naar zijn woning te nemen. Hij heeft de moeder van het slachtoffer daarvan per Whatsappbericht op de hoogte gesteld. Hoe het vervolgens tot seks is gekomen heeft de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vast kunnen stellen. De verklaringen van verdachte en het slachtoffer lopen daarover te ver uiteen, zonder dat er duidelijke aanwijzingen zijn welke versie de juiste is.
De ernst van het feit
De door verdachte gepleegde ontucht is, ongeacht de nadere omstandigheden waaronder dat feit is gepleegd, een ernstig feit. De wetgever heeft de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan 16 jaar willen beschermen, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn. Zij worden geacht nog onvoldoende de emotionele gevolgen van seksueel contact te kunnen inschatten. Feiten zoals hier aan de orde doorkruisen een normale seksuele ontwikkeling en kunnen voor minderjarigen ernstige gevolgen hebben die zij nog lange tijd met zich dragen. Daarbij moeten zij beschermd worden tegen personen die door hun leeftijd overwicht op hen hebben.
Uit de namens het slachtoffer ter terechtzitting voorgedragen verklaring is ook gebleken dat het feit veel impact op haar heeft gehad, en ook nu nog heeft.
In dit concrete geval neemt de rechtbank het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij het vertrouwen dat in hem was gesteld door, in ieder geval, de moeder van het slachtoffer heeft beschaamd. De moeder is die avond zonder haar dochter naar huis gegaan met het idee dat haar dochter bij verdachte in veilige handen was. Niets bleek minder waar. Ook neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij die nacht, toen haar moeder niet meer aanwezig was, meerdere alcoholische drankjes voor het slachtoffer heeft gekocht, terwijl zij, zoals verdachte wist, ook daarvoor al gedronken had. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee bij het bepalen van de strafmaat.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 22 augustus 2024 blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor enig strafbaar feit. Uit de over hem opgemaakte rapportage van [instelling] van 24 juni 2024 komt naar voren dat verdachte zijn leven, buiten dit feit, op de rit heeft en dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat. Verdachte heeft een vaste baan en verder geen persoonlijke problematiek waarvoor hij hulp of behandeling nodig heeft.
De reclassering maakt er verder melding van dat verdachte zich berouwvol heeft getoond en verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad. Ook ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven oprecht spijt te hebben van wat hij heeft gedaan.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Die jurisprudentie laat echter een wisselend beeld zien, variërend van taakstraffen tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van doorgaans enkele maanden.
De ernst van het feit, zoals hiervoor geschetst, rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. In dit concrete geval ziet de rechtbank echter onvoldoende aanleiding om verdachte de gevangenis in te sturen, zoals de officier van justitie heeft geëist. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op de opstelling van verdachte voorafgaand aan en ten tijde van deze strafzaak. Verdachte heeft nog voor de start van het opsporingsonderzoek zijn fout naar (de familie van) het slachtoffer erkend. Ook bij de politie en tijdens de zitting is verdachte open geweest en heeft hij spijt betuigd, hetgeen op de rechtbank een oprechte indruk heeft gemaakt. Verdachte heeft een blanco strafblad en een vaste baan en heeft, hoewel formeel geen overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden, behoorlijke tijd moeten wachten op de dagvaarding nadat het opsporingsonderzoek was afgerond. Het tegen die achtergrond opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur, waardoor verdachte waarschijnlijk zijn baan zal verliezen, acht de rechtbank te zwaar. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het verbod van artikel 22b Wetboek van Strafrecht om aan verdachte enkel een taakstraf op te leggen.
Alles overwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen opleggen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en daarnaast de maximale taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet of niet naar behoren verricht. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden, naast de algemene voorwaarde, de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden verbonden, met dien verstande dat de rechtbank de straal van het locatieverbod rondom het werkadres van het slachtoffer zal beperken tot 50 meter, zodat dit locatieverbod verdachte niet beperkt als hij op het nabijgelegen [.] of in [..] moet zijn. Een en ander zal nader worden uitgewerkt onder de beslissing. De rechtbank koppelt aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd van twee jaren.

9.BENADEELDE PARTIJ

Het slachtoffer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij vordert aan materiële schade een bedrag van € 31,36 aan reis- en parkeerkosten voor het slachtoffergesprek met de officier van justitie. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tot slot vordert zij een bedrag van € 35,73 aan proceskosten, bestaande uit reiskosten naar twee besprekingen met haar advocaat. Zij heeft voorts oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevraagd.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de immateriële schade kan worden toegewezen als gevorderd. Voor de materiële schade geldt dat niet: de gemaakte reis- en parkeerkosten zijn door de ouders van het slachtoffer betaald en vormen als zodanig geen schade voor haar. De schadevergoedingsmaatregel kan worden opgelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de verdediging is van mening dat de gevorderde materiële schade niet toewijsbaar is. Daarnaast verzoekt de verdediging de immateriële schade, die verder niet onderbouwd is, lager vast te stellen, en wel op een bedrag van € 1.500,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De materiële schade
De rechtbank overweegt dat de door het slachtoffer gevorderde reis- en parkeerkosten voor het gesprek met de officier van justitie volgens vaste rechtspraak niet als materiële schade voor vergoeding in aanmerking komen. [1] Wel kunnen die kosten, onder omstandigheden, als proceskosten worden toegewezen. De rechtbank zal deze kosten daarom hierna onder het kopje proceskosten bespreken.
De immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het slachtoffer recht op vergoeding van haar immateriële schade, omdat zij, gelet op de aard en ernst van het gepleegde feit, op andere wijze in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106, onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De vervolgvraag is dan op welk bedrag die schade moet worden gesteld. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de schadevergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend en komt op basis daarvan tot toewijzing van een bedrag van € 2.500,00. Voor toewijzing van het meerdere ontbreekt een nadere onderbouwing. De rechtbank zal het slachtoffer ten aanzien van het meerdere niet-ontvankelijk verklaren, zodat zij desgewenst dat deel van haar vordering aan de burgerlijke rechter voor kan leggen.
De rechtbank zal verder de wettelijke rente toewijzen over dit bedrag vanaf 6 mei 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van het slachtoffer aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 35 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan het slachtoffer in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De proceskosten
Het slachtoffer stelt een bedrag van in totaal € 67,09 aan reis- en parkeerkosten te hebben moeten maken voor het slachtoffergesprek en bezoeken aan haar advocaat. Deze kosten vallen onder de proceskosten. Uit artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering volgt echter dat kosten als deze alleen toewijsbaar zijn als zonder advocaat wordt geprocedeerd. [2] Om deze reden zal de rechtbank de proceskosten van het slachtoffer begroten op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 179 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- als bijzondere voorwaarden gelden dat verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als het openbaar ministerie het nodig acht:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 100 meter van het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaats] ;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 50 meter van het adres [adres 3] , [postcode 3] [plaats] ;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 2.500,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 35 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Sanders, voorzitter, mr. C.A.M. van Straalen en mr. J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2024.
Mr. T.M. Sanders is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2022 te [plaats] ,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2006, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte:
- die [slachtoffer] gezoend en/of gekust en/of
- zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of gehouden;
( art 245 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Vgl. de conclusie van A-G Hofstee van 7 maart 2023, ECLI:NL:PHR:2023:259, en de daarin genoemde jurisprudentie.
2.Vgl. Hoge Raad, 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:414, r.o. 2.4.1. tot en met 2.4.3.