ECLI:NL:RBMNE:2024:5775

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/570806
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige daad in het kader van turboliquidatie

In deze zaak heeft Jamin Groothandel B.V. (hierna: Jamin) een vordering ingesteld tegen [gedaagde], die als indirect bestuurder van [bedrijf] B.V. wordt aangesproken voor de niet-betaling van een factuur van € 49.347,95. Jamin had in 2023 een grote hoeveelheid energiedrankblikken ingekocht, maar deze moesten uit de handel worden genomen vanwege niet-naleving van de wet- en regelgeving. Jamin en [gedaagde] kwamen overeen dat [bedrijf] de resterende voorraad zou overnemen, maar [bedrijf] heeft de factuur nooit voldaan. De rechtbank heeft op 7 oktober 2024 mondeling uitspraak gedaan, waarbij de vordering van Jamin werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die Jamin heeft geleden door de niet-betaling van [bedrijf]. De rechtbank overwoog dat [gedaagde] een ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat hij [bedrijf] op 6 november 2023 heeft opgeheven via een turboliquidatie, terwijl er nog een betalingsverplichting bestond. De rechtbank wees de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toe, en veroordeelde [gedaagde] in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders in het geval van onrechtmatige daad en de gevolgen van turboliquidatie voor aansprakelijkheid.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/570806 / HA ZA 24-98
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 7 oktober 2024
in de zaak van
JAMIN GROOTHANDEL B.V.,
gevestigd in Oosterhout,
eisende partij,
hierna te noemen: Jamin,
advocaat: mr. L. Bijl,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. B.J. Mulder.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank.
De zaak wordt behandeld door mr. N.A.J. Purcell, rechter, en mr. E.B. Machiels als griffier.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van deze procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord,
- de akte van 30 augustus 2024 met aanvullende producties 8 t/m 18 van Jamin,
- de op verzoek van de rechtbank op 5 september 2024 als zip bestand door Jamin aan de rechtbank toegezonden whatsapp conversatie tussen [A] (Jamin) en [gedaagde] ,
- de akte van 2 oktober 2024 met aanvullende producties 19 en 20 van Jamin,
- de akte van 4 oktober 2024 met producties 1 en 2 van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 7 oktober 2024. De advocaat van Jamin heeft spreekaantekeningen voorgedragen. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Die mondelinge uitspraak en de motivering daarvan is hieronder opgenomen in paragraaf 3 en 4. Paragraaf 2 is toegevoegd voor de duidelijkheid.

2.De kern van de zaak

2.1.
Jamin heeft in 2023 een grote hoeveelheid blikken van de populaire energiedrank Prime ingekocht bij een zakenrelatie, die deze op zijn beurt had ingekocht bij [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ). [gedaagde] was (indirect) enig bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf] . Jamin heeft de blikken na enige tijd uit de handel moeten nemen omdat deze niet voldeden aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Vervolgens zijn Jamin en [gedaagde] namens [bedrijf] overeengekomen dat [bedrijf] de resterende voorraad van Jamin zou overnemen voor een bedrag van € 62,36 per tray. De gedachte was dat [bedrijf] de voorraad in Oost-Europa zou kunnen verkopen. Jamin heeft haar resterende voorraad verzameld. Op 20 oktober 2023 is die resterende voorraad door [bedrijf] opgehaald. Jamin heeft op 1 november 2023 een factuur aan [bedrijf] verzonden voor in totaal € 49.347,95. [bedrijf] heeft deze factuur nooit voldaan.
2.2.
Jamin stelt [gedaagde] in deze procedure in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder van [bedrijf] persoonlijk aansprakelijk voor de niet-betaling door [bedrijf] en vordert vergoeding van de door haar geleden schade, die zij stelt op het niet betaalde factuurbedrag van € 49.347,95. De rechtbank wijst de vordering toe.

3.De beoordeling

[bedrijf] is de koopovereenkomst niet nagekomen
3.1.
Het eerste verweer van [gedaagde] is dat [bedrijf] niet is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] stelt dat hij met Jamin zou hebben afgesproken dat [bedrijf] pas aan Jamin hoefde te betalen als [bedrijf] op haar beurt was betaald door haar afnemer. Omdat [bedrijf] volgens [gedaagde] geen betaling heeft ontvangen van haar afnemer is [bedrijf] daarom nooit verplicht geweest om de koopprijs aan Jamin te betalen.
3.2.
Dit verweer slaagt niet. Los van het feit dat [gedaagde] Jamin pas voor het eerst in de conclusie van antwoord heeft gemeld dat de afnemer niet heeft betaald, wordt het bestaan van de door [gedaagde] gestelde afspraak gemotiveerd betwist door Jamin en biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt dat partijen een dergelijke afspraak hebben gemaakt.
3.3.
[gedaagde] wijst erop dat hij op 21 november 2023 in het whatsappgesprek met [A] van Jamin heeft gemeld dat hij pas betaalt als zijn afnemer heeft betaald en dat hij dat al vaker heeft gezegd. Dat ging als volgt:
[21-11-2023, 11:21:13] [gedaagde] : Ik heb u meerdere malen aangegeven dat ik de factuur betaal op het moment dat mijn klant zijn bestelling heeft betaald. Ik wijk hier niet van af. Vriendelijke groet,
[gedaagde]
[22-11-2023, 12:38:13] [A] : [gedaagde] , bij een betaaltermijn van 14 dagen moet dus uiterlijk het bedrag op 4 december op jouw rekening staan dat betekent dat dan uiterlijk 5 december het bedrag op onze rekening staat. Alvast dank
[22-11-2023, 14:19:09] [gedaagde] : Dat is correct.gister is het transport vertrokken ik heb de bevestiging dat het is aangekomen.
Jamin lijkt zich hier inderdaad neer te leggen bij de mededeling van [gedaagde] dat hij betaalt op het moment dat de klant heeft betaald, en weerspreekt niet dat [gedaagde] dat niet voor het eerst roept. Maar daaruit valt niet af te leiden dat partijen hebben afgesproken dat hij pas hoefde te betalen nadat zijn afnemer had betaald toen [gedaagde] de blikken kocht - een maand vóór deze whatsappwisseling. Jamin is hier gewoon praktisch, en wacht nog maar eens twee weken, omdat er een concrete betalingstoezegging wordt gedaan.
3.4.
Dat partijen niet zijn overeengekomen wat [gedaagde] zegt, blijkt uit de factuur van 1 november 2023, waarin wordt vermeld:
Betalingscondities 0 dagen
Uiterste betaal datum 01-11-2023
en uit de whatsappwisseling van die datum en kort daarna, waarin te lezen is:
[01-11-2023, 15:33:37] [A] : Ik hoor het graag [gedaagde] . De factuur wordt vandaag verstuurd. Het verzoek om graag per ommegaande het bedrag over te maken. Alvast dank.
[03-11-2023, 16:44:28] [A] : Beste [gedaagde] , wij hebben de betaling nog niet ontvangen. Kun jij aangeven wanneer we deze kunnen ontvangen? Alvast dank en een fijn weekend. Groet, [A]
[gedaagde] reageert helemaal niet op wat [A] hier schrijft. Hij begint in zijn reactie opeens over “breuk” in de partij. Als partijen daadwerkelijk zouden zijn overeengekomen dat [bedrijf] pas hoefde te betalen als er een afnemer was gevonden, en Jamin daar vervolgens van zou zijn afgeweken, door een factuur te sturen die direct moet worden voldaan, door in een whatsappbericht te verzoeken per ommegaande te betalen, en vervolgens binnen 2 dagen al aan de bel te trekken waar de betaling blijft, ligt alleszins voor de hand dat hij daar iets over zou hebben opgemerkt. Maar dat doet hij niet.
3.5.
Dit betekent dat Jamin terecht stelt dat [bedrijf] de koopovereenkomst niet is nagekomen.
[gedaagde] is aansprakelijk voor de door Jamin geleden schade
3.6.
Als een vennootschap haar verplichtingen niet nakomt geldt als uitgangspunt dat de wederpartij alleen bij die vennootschap terecht kan. Onder bijzondere omstandigheden kan er, op grond van onrechtmatige daad, ook ruimte zijn voor aansprakelijkheid van een (indirect) bestuurder van een vennootschap. Om onrechtmatig handelen van de bestuurder vast te stellen is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. Hoge Raad 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521 (Beklamel) en HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (Ontvanger/Roelofsen)).
3.7.
Aan het zogenaamde “Beklamelcriterium” is in dit geval niet voldaan. Jamin heeft onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] bij het aangaan van de koopovereenkomst namens [bedrijf] op 20 oktober 2023 al wist of behoorde te begrijpen dat [bedrijf] niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. Het dossier bevat aanknopingspunten in die richting, maar het valt niet met voldoende zekerheid vast te stellen.
3.8.
Wel kan [gedaagde] naar het oordeel van de rechtbank een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt omdat hij in de periode na het aangaan van de overeenkomst (20 oktober 2023) in zijn hoedanigheid van indirect bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat [bedrijf] haar contractuele verplichtingen niet is nagekomen, terwijl hij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van [bedrijf] tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan bij Jamin optredende schade.
3.9.
Daarvoor zijn twee factoren bepalend.
3.10.
Ten eerste heeft [gedaagde] de vennootschap [bedrijf] op 6 november 2023 opgeheven via een zogenaamde “turboliquidatie” (artikel 2:19 lid 4 BW). Het roept grote vragen op als je een vennootschap, waarmee je enkele weken geleden een betalingsverplichting bent aangegaan, ontbindt nog voordat de vennootschap die verplichting is nagekomen. De uitleg die [gedaagde] hiervoor geeft klopt van geen kanten. In de conclusie van antwoord staat dat [gedaagde] , toen het volgens hem onmogelijk was om de vordering van [bedrijf] op haar afnemer geïnd te krijgen, hij deze op nihil heeft gewaardeerd en [bedrijf] heeft opgeheven. Deze stelling strookt in het geheel niet met het door eiser overgelegde whatsappgesprek tussen [gedaagde] en [A] namens Jamin. Daar meldt [gedaagde] pas op 17 november aan Jamin dat er een deal is gesloten met een Poolse afnemer. Dat is 11 dagen
nadat[bedrijf] al door [gedaagde] is geliquideerd. Door de vennootschap te liquideren nog voordat er (volgens [gedaagde] ) überhaupt een afnemer in beeld was, heeft [gedaagde] bewerkstelligd dat [bedrijf] haar contractuele verplichtingen niet langer kon nakomen.
3.11.
Ten tweede is de stelling van [gedaagde] dat [bedrijf] haar vordering op haar afnemer niet geïnd kon krijgen en dat zij slachtoffer is geworden van een malafide afnemer ongeloofwaardig. [gedaagde] heeft om te beginnen voorafgaand aan deze procedure nooit aan Jamin gemeld dat dit het geval zou zijn. Dat heeft de heer [A] net verklaard en wordt door [gedaagde] niet betwist. Als [gedaagde] echt het slachtoffer is geworden van een malafide afnemer, ligt het alleszins voor de hand dat hij Jamin direct tekst en uitleg zou geven, en niet dat hij nergens meer op reageert en zich onbereikbaar houdt, zoals hij feitelijk heeft gedaan. Daarnaast heeft [gedaagde] zijn bewering op geen enkele manier onderbouwd. Als, zoals net is aangevoerd, [gedaagde] mondeling zaken deed met deze afnemer, kan ook dat het gebrek aan enige onderbouwing niet verklaren. Het kan zijn dat er mondeling een deal is gesloten, maar ook in dat geval is ongeloofwaardig dat [gedaagde] geen enkele factuur, e-mail, whatsappbericht, of ander schriftelijk stuk kan overleggen waaruit blijkt dat er een afnemer is die niet betaalt en dat hij die afnemer heeft gesommeerd om te betalen of anderszins zijn vordering op de afnemer heeft proberen te verhalen. Of [gedaagde] heeft niets gedaan om de vordering te verhalen, maar ook in dat geval zou de conclusie moeten zijn dat hij heeft toegelaten dat [bedrijf] haar contractuele verplichtingen jegens Jamin niet is nagekomen.
3.12.
Dit betekent dat [gedaagde] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt waardoor hij aansprakelijk is voor de door Jamin geleden schade. Onweersproken is dat de schade bestaat uit het niet door [bedrijf] betaalde factuurbedrag van € 49.347,95. [1] Dat bedrag zal de rechtbank toewijzen.
Wettelijke rente
3.13.
De wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen met ingang van 16 januari 2024, de datum waarop [gedaagde] door Jamin aansprakelijk is gesteld. Voor toewijzing van de wettelijke handelsrente ziet de rechtbank geen ruimte, omdat het hier gaat om schadevergoeding en niet om nakoming van een handelstransactie.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.14.
Jamin vordert tot slot vergoeding van € 1.268,48 aan buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten zijn redelijk omdat deze conform de geldende BIK-staffel over het toe te wijzen bedrag zijn vastgesteld en worden toegewezen.
Proceskosten
3.15.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Jamin worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.608,54

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Jamin van € 49.347,95, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 16 januari 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Jamin van € 1.268,48 voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover met ingang van 16 februari 2024 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 5.608,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.

Voetnoten

1.Bij het opmaken van dit proces-verbaal realiseerde de rechter zich dat het gaat om een factuurbedrag inclusief btw. Jamin heeft geen vordering op [gedaagde] om deze factuur te voldoen, maar een vordering om de schade te vergoeden die Jamin lijdt doordat [bedrijf] de factuur niet heeft voldaan. Jamin zal de btw op de factuur al lang hebben afgedragen, maar kan naar de rechter aanneemt de btw terugvragen omdat [bedrijf] de factuur nooit heeft voldaan. Dit punt is op de zitting niet besproken.