3.10.Als een bank een relatie opzegt met een beroep op artikel 5 lid 3 Wwft, en de klant betwist dat de bank voldoende reden heeft om zich daarop te beroepen, ligt het op de weg van de bank om aannemelijk te maken dat ze een zorgvuldig en individueel onderzoek heeft verricht en onvoldoende informatie heeft gekregen om een klantonderzoek behoorlijk te kunnen afsluiten. Dat is hier niet het geval. Rabobank heeft [eiseres] geen concrete vragen gesteld die [eiseres] niet heeft beantwoord. Op de door [eiseres] gegeven antwoorden heeft Rabobank niet laten weten dat zij deze onvoldoende vond door bijvoorbeeld het stellen van aanvullende of nieuwe vragen. De antwoorden van [eiseres] waren echter niet zodanig dat [eiseres] zelf ook wel had moeten begrijpen dat deze niet afdoende waren. Over een groot deel van de redenen die Rabobank heeft genoemd in de opzeggingsbrief, heeft Rabobank geen concrete vragen gesteld. Het onderzoek van de Rabobank is als volgt gegaan.
Rabobank heeft op 5 juni 2023 telefonisch contact opgenomen met [eiseres] . Dat dit gesprek plaatsvond in het kader van een voortdurend klantonderzoek dat al sinds 2019/2020 door Rabobank werd uitgevoerd, is niet gebleken en was in ieder geval niet kenbaar voor [eiseres] . Rabobank heeft [eiseres] tussen mei 2020 en 5 juni 2023 [eiseres] niet benaderd met vragen in het kader van dat klantonderzoek.
In het telefonisch contact van 5 juni 2023 zijn slechts twee punten besproken. Dat blijkt uit de e-mail van 5 juni 2023 met het gespreksverslag. Er is gesproken over transacties met het bedrijf [bedrijf 1] en het bedrijf [bedrijf 2] (hierna [bedrijf 2] ). [bedrijf 1] betaalt meestal ronde bedragen en vermeldt bij de transacties geen factuurnummer. Rabobank geeft daarnaast aan dat [bedrijf 2] een groothandel is en verkoopt aan kleinere partijen.
Uit het gespreksverslag blijkt niet dat Rabobank de door [eiseres] verstrekte informatie onvoldoende vond. In haar e-mail schrijft Rabobank juist:
“Vandaag 5-6-2023 hebben we elkaar telefonisch gesproken inzake enkele transacties met betrekking tot [eiseres] B.V. Ik wil u hartelijk danken voor uw open antwoorden en medewerking.”
Rabobank heeft na het telefonisch contact op 5 juni 2023 geen vervolgvragen meer gesteld aan [eiseres] . Bij brief van 6 september 2023 schrijft Rabobank aan [eiseres] dat zij de bancaire relatie met [eiseres] heroverweegt en dat zij het klantonderzoek zal overdragen aan de afdeling Offboarding. Rabobank verwijt [eiseres] dat zij op basis van de antwoorden die zijn gegeven tijdens het telefonisch overleg 5 juni 2023, geen passend en plausibel beeld heeft gekregen van de daadwerkelijke afnemers van [eiseres] . Bij [bedrijf 1] is volgens Rabobank opvallend dat (i) de websites van [bedrijf 1] niet de naam [bedrijf 1] vermelden en (ii) [bedrijf 1] doorlopend ronde betalingen verricht zonder vermelding van een factuurnummer. Over [bedrijf 2] constateert de Rabobank dat het opvallend is dat [bedrijf 2] volgens haar website een detailhandel is, maar [eiseres] inkoopt bij [bedrijf 2] als groothandel (en daarbij behorende bedragen). In het algemeen twijfelt Rabobank aan de legitimiteit van het bedrijfsmodel waarbij [eiseres] parfums en cosmetica inkoopt in Dubai om deze vervolgens ook te verkopen in Dubai, terwijl [eiseres] in Nederland is gevestigd.
Hoewel Rabobank in de brief van 6 september 2023 niet vraagt om een nadere uitleg, heeft de boekhouder van [eiseres] bij e-mail van 9 oktober 2023 uitgebreid gereageerd. Hij geeft op alle punten een verklaring mét onderbouwing, door het overleggen van inkoopfacturen, transport documenten en uittreksels uit het lokale handelsregister van [bedrijf 1] en [bedrijf 2].
Rabobank heeft niet gereageerd op deze e-mail van [eiseres] en dus geen vervolgvragen gesteld of duidelijk gemaakt op welke punten de verklaring onvoldoende was en welke transacties en handels-en goederenstromen nog steeds vragen oproepen. Bij brief van 13 december 2023 zegt Rabobank de bancaire relatie met [eiseres] op. In die opzeggingsbrief gaat Rabobank niet in op de verklaringen die [eiseres] heeft gegeven bij de e-mail van 9 oktober 2023.
In de opzeggingsbrief stelt Rabobank in het algemeen: (i) dat er transacties plaatvinden met tegenpartijen die niet of nauwelijks verifieerbaar zijn in openbaren bronnen, (ii) dat er transacties plaatsvinden met tegenpartijen die (vermoedelijk) actief zijn in een andere branche, (iii) dat er ronde bedragen betaald worden en er deelbetalingen op facturen plaatsvinden, (iv) dat er een lening met een onlogische aflossingsstructuur is, (v) dat er transacties plaatsvinden naar een rekening in de VS terwijl het bedrijf in Libanon is gevestigd, (vi) dat de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) zowel inkoop- als afzetmarkt van [eiseres] is, (vii) dat het onlogisch is dat [eiseres] inkoopt in de VAE en dat de goederen zijn opgeslagen in Zwitserland, (viii) dat de verklaring over de totstandkoming van de relaties met leveranciers en afnemers niet kan worden gecontroleerd (ix) en er sprake is van intercompany transacties. Rabobank geeft niet aan om welke transacties het gaat en welke tegenpartijen zij bedoelt. Zij heeft een groot deel van deze punten niet eerder aangekaart dan met de opzeggingsbrief, althans dat is niet gebleken. Voor zover Rabobank de punten wel eerder heeft geadresseerd, maakt Rabobank niet duidelijk waarom de verklaringen van [eiseres] (bijvoorbeeld in de e-mail 12 oktober 2023) onvoldoende waren.