ECLI:NL:HR:2021:347

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
4 maart 2021
Zaaknummer
19/04381
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de opzegging van een bankrelatie en de weigering tot afgifte van proces-verbaal na pleidooi

In deze zaak hebben de eiseressen, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen en een stichting, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 30 juli 2019. De eiseressen hebben hun zaak aan de Hoge Raad voorgelegd na eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en arresten van het hof. De kern van het geschil betreft de vraag of de ING Bank N.V. de bankrelatie met de eiseressen mocht opzeggen. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien de eiseressen deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoen. Het arrest is uitgesproken op 5 maart 2021 door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer19/04381
Datum5 maart 2021
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [eiseres 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiseres 3] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
4. STICHTING [eiseres 4], gevestigd te [vestigingsplaats],
5. [eiseres 5] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats],
6. [eiseres 6] B.V, gevestigd te [vestigingsplaats],
7. [eiseres 7] B.V, gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eiseressen],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ING,
advocaat: B.T.M. van der Wiel.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/13/654863 / KG ZA 18-1029 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 november 2018 en 23 november 2018, en het vonnis in de zaak C/13/658896/KG ZA 18-1351 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2019;
de arresten in de zaken 200.250.499/01 SKG en 200.255.118/01 SKG van het gerechtshof Amsterdam van 30 april 2019 en 30 juli 2019.
[eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof van 30 juli 2019 beroep in cassatie ingesteld.
ING heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor ING mede door J.R.T. Bouma.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op € 882,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseressen] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op
5 maart 2021.