ECLI:NL:RBMNE:2024:5639

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
UTR 24/3038
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van WGA LGU naar WGA VVU en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 20 september 2024, gaat het om de omzetting van een loongerelateerde uitkering (LGU) naar een vervolguitkering (VVU) op basis van de Wet WIA. De werknemer, die op 24 november 2020 ziek uitviel, werd op 11 januari 2023 een loongerelateerde uitkering toegekend, waarbij hij 46,16% arbeidsongeschikt werd geacht. Het Uwv besloot op 27 februari 2023 om deze uitkering per 22 mei 2023 om te zetten naar een VVU, wat door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat het Uwv zich niet had mogen baseren op een eerder medisch oordeel van 13 december 2022, omdat er een actueel sociaal medisch onderzoek had moeten plaatsvinden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen aanwijzingen waren dat de medische situatie van de werknemer was veranderd sinds het laatste onderzoek. De rechtbank benadrukte dat het Uwv zich op basis van het tijdsverloop en het ontbreken van nieuwe medische gegevens mocht baseren op het eerdere onderzoek. Eiseres kreeg geen gelijk en de rechtbank besliste dat het griffierecht niet teruggegeven werd en er geen proceskostenvergoeding volgde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3038

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: C. Rigters-Snijders),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. De heer [werknemer] (de werknemer) werkte 38 uur per week als leerling autotechnicus bij (de rechtsvoorganger van) eiseres toen hij op 24 november 2020 ziek uitviel. De einde wachttijd is 22 november 2022.
1.1.
Met het besluit van 11 januari 2023 heeft het Uwv aan de werknemer een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De werknemer wordt 46,16% arbeidsongeschikt geacht, hij ontvangt een loongerelateerde uitkering.
1.2.
Met het besluit van 27 februari 2023 (primaire besluit) wordt aan de werknemer meegedeeld dat de loongerelateerde uitkering per 22 mei 2023 wordt omgezet naar een vervolguitkering. Eiseres heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.3.
Met het besluit van 29 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De werknemer heeft geen toestemming gegeven om stukken die medische gegevens bevatten aan eiseres toe te sturen. In deze uitspraak zal daarom in algemene termen gesproken worden over de medische gegevens van de werknemer om te voorkomen dat deze gegevens alsnog via deze uitspraak bekend worden gemaakt.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, vergezeld door mr. K. van de Merwe en de gemachtigde van het Uwv. Eiseres is niet in persoon verschenen.

Korte toelichting systematiek wetgeving WIA

2. Om deze uitspraak goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk het systeem van de Wet WIA nader toe te lichten. De rechtbank geeft hieronder daarom eerst een korte uitleg.
2.1.
Wanneer iemand door ziekte is uitgevallen voor zijn of haar werk heeft diegene, als hij minimaal 35% arbeidsongeschikt is, na 104 weken na zijn eerste ziektedag recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt berekend door het loon dat iemand vóór zijn ziekte verdiende (het maatmanloon), te vergelijken met het gemiddelde loon dat iemand met zijn ziekte en de daaruit voortvloeiende beperkingen nog kan verdienen. Uit deze vergelijking blijkt voor hoeveel procent iemand door zijn ziekte in inkomen achteruit gaat. Dit percentage wordt de mate van arbeidsongeschiktheid genoemd.
2.2.
Iemand die meer dan 35% arbeidsongeschikt is heeft in eerste instantie recht op een loongerelateerde uitkering (LGU). De duur van de LGU is afhankelijk van hoe lang iemand in het verleden gewerkt heeft. Na de LGU heeft iemand recht op een loonaanvullingsuitkering (LAU). Er moet dan wel zijn voldaan aan de ‘inkomenseis’. De inkomenseis betekent dat iemand minimaal de helft verdient van wat die persoon nog met zijn ziekte zou kunnen verdienen. Personen die 80% tot 100% arbeidsongeschikt zijn, hoeven niet aan de inkomenseis te voldoen om een LAU te krijgen. Personen die 35% tot 80% arbeidsongeschikt zijn en niet aan de inkomenseis voldoen, krijgen na de LGU geen LAU, maar een vervolguitkering (VVU).

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Zoals op de zitting is besproken, richt het beroep van eiseres zich op de vraag of het Uwv zich bij het toekennen van de VVU-uitkering per 22 mei 2023 heeft mogen baseren op het verzekeringsgeneeskundig oordeel van 13 december 2022. Eiseres vindt van niet, omdat er een actueel sociaal medisch onderzoek had moeten worden uitgevoerd. Nu dat niet is gebeurd, is zij van mening dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid.
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
5. De rechtbank overweegt dat uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat bij de vraag of het Uwv zijn besluitvorming op een eerder sociaal medisch onderzoek heeft mogen baseren, niet alleen het tijdsverloop tussen het onderzoek en de besluitvorming (of datum in geding) van belang is, maar tevens of er in de tussentijd is gebleken van wijzigingen in de (medische) omstandigheden van de werknemer. Het enkele feit dat er meerdere maanden tussen het sociaal medisch onderzoek en de datum in geding zit, is dus onvoldoende voor het oordeel dat de beoordeling berust op verouderde medische gegevens en dat om die reden het onderzoek onzorgvuldig is. [1] Als er bijvoorbeeld meldingen zijn over veranderingen in de medische situatie of de inkomenspositie van de werknemer, kan er wel aanleiding zijn een actueel sociaal medisch onderzoek te verrichten.
6. Op de zitting is vastgesteld dat partijen het er over eens zijn dat het in deze zaak gaat om een tijdsverloop van iets minder dan zeven maanden tussen het uitvoeren van het sociaal medisch onderzoek (het spreekuurbezoek bij de verzekeringsarts op 25 oktober 2022) en de datum in geding van 22 mei 2023. In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen dat de medische toestand van de werknemer gedurende deze periode is veranderd. Dit is op de zitting door het Uwv bevestigd. Het Uwv heeft geen meldingen van de werknemer ontvangen van eventuele toe- of afname van zijn beperkingen. Ook heeft het Uwv geen meldingen ontvangen over eventuele veranderingen in de inkomenspositie van de werknemer.
7. Op de zitting heeft eiseres nog aanvullend aangevoerd dat er in deze zaak aanleiding voor het Uwv bestond om naar de arbeidsdeskundige aspecten te kijken. De werknemer heeft namelijk in het gesprek met de op 10 januari 2023 bij de arbeidsdeskundige aangegeven dat hij is gestart met een eigen garage en hij zich daarnaast ook aan het oriënteren is op werkzaamheden in de schoonmaakbranche.
8. De rechtbank is het niet eens met eiseres. Wat de werknemer in het gesprek met de arbeidsdeskundige heeft aangegeven, is niet een omstandigheid om van het Uwv te verwachten dat hij daarom actief onderzoek zou moeten doen naar een mogelijke verandering in de inkomenspositie van de werknemer. De verplichting om wijzigingen in de inkomenspositie door te geven, berust namelijk bij de werknemer. In het verslag van de arbeidsdeskundige staat dat dit werknemer ook is uitgelegd tijdens het gesprek. Een dergelijke melding is niet in het dossier aanwezig. Er kan niet van het Uwv worden verwacht dat hij in iedere zaak waarbij sprake is van een omzetting van een LGU naar een VVU uitkering, een gehele herbeoordeling gaat uitvoeren. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat dat in dit geval ook niet voor de hand ligt vanwege het zeer korte tijdsverloop van slechts anderhalve maand tussen het LGU-besluit van 11 januari 2023 en het VVU-besluit van 27 februari 2023.
9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Het Uwv heeft zich, gelet op het tijdsverloop én het ontbreken van aanwijzingen dat de (medische) toestand van de werknemer is gewijzigd, mogen baseren op het sociaal medisch onderzoek van 25 oktober 2022 en de arbeidskundige beoordeling van 10 januari 2023.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2024.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 9 juli 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BE8936, 7 november 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BG4550 en 5 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2281.