ECLI:NL:RBMNE:2024:5611

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5780
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de afwijzing van een WIA-uitkering na langdurige ziekte

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als pedagogisch medewerker, zich op 4 september 2019 ziekgemeld vanwege rugklachten. Na het bereiken van de wachttijd op 31 augustus 2021, heeft zij op 11 juni 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft op 18 oktober 2021 besloten dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 8 juni 2022 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens op 8 december 2022 beroep ingesteld, maar dit werd als te laat ingediend beschouwd. De rechtbank heeft op 13 juni 2024 een tussenuitspraak gedaan en de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht, waarna de zaak op 4 september 2024 inhoudelijk werd behandeld.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gevolgd, die concludeerde dat eiseres voldoende belastbaar was en dat er geen reden was om aan te nemen dat zij meer beperkingen had dan vastgesteld. Eiseres voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om te werken, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts zorgvuldig had gehandeld en voldoende rekening had gehouden met haar medische situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts geen tegenstrijdigheden in de rapporten had en dat de conclusies begrijpelijk waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV terecht had besloten dat eiseres met ingang van 1 september 2021 geen recht had op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5780

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. van der Vlis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Eiseres was werkzaam als pedagogisch medewerker bij [bedrijf] voor 30,34 uur per week en heeft zich vanwege rugklachten ziekgemeld op 4 september 2019. Op 31 augustus 2021 heeft eiseres het einde van de wachttijd bereikt. Op 11 juni 2021 heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Met ingang van 21 oktober 2021 ontvangt eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
Bij besluit van 18 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres met ingang van 1 september 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres is minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
Bij besluit van 8 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens op 8 december 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2022 ontvangen. Het beroep is te laat ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2023. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 13 juni 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak [1] gedaan en bepaald dat de termijnoverschrijding in beroep verschoonbaar is en de zaak op een tweede zitting inhoudelijk behandeld zal worden.
Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend.
Het tweede onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 4 september 2024. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

De tussenuitspraak
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak [2] . De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
2. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat zij reden ziet de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het vooronderzoek is hervat. De rechtbank gaat in deze uitspraak over tot een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden van eiseres.
Toetsingskader
3. Bij de beoordeling van de zaak van eiser moet de rechtbank beoordelen of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten, en
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
4. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken namelijk geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek voldoende zorgvuldig uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en was aanwezig bij de hoorzitting. Zij heeft alle beschikbare medische informatie meegewogen bij haar oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 mei 2022 inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Medische beoordeling
6. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Zij geeft aan dat haar gezondheid onveranderd is gebleven en het daarom onmogelijk is om weer volledig te werken. Eiseres heeft al jarenlang chronische klachten in haar onderrug, ruggenwervel en rechter been. Er is sprake van een Lumbosacraal radiculair syndroom (LRS) en er is sprake van een verschoven wervel. Eiseres voert aan dat het Uwv is uitgegaan van een onvolledig ziektebeeld. Zij is niet in staat om haar eigen huishouding te doen, zij krijgt drie uur per week huishoudelijke hulp. Daarnaast krijgt eiseres per week 10 uur en 30 minuten ondersteuning vanuit de Wijkverpleging middels PGB-verzorging. Eiseres is dus ten aanzien van de algemene dagelijkse handelingen afhankelijk van derden. Eiseres voert aan dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. Eiseres kan als gevolg van de ernst van haar problematiek namelijk niet meer zelfstandig functioneren. Eiseres verwijst naar de ‘Registratierichtlijn Beroepsgronden Lubosacraal radiculair syndroom’. Het tillen en dragen van zware voorwerpen (meer dan 5 kg) is vanwege de rug- en beenklachten en zou in de functies niet mogen voorkomen. Datzelfde geldt volgens eiseres voor het buigen van de romp als het gaat om meer dan 20 graden en als het meer is dan een uur per dag. Eiseres heeft een verklaring van haar (ex-)werkgever, medische informatie van haar huisarts, een kopie van haar gehandicaptenparkeerkaart en een zorgplan ingediend. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat er een urenbeperking moet worden aangenomen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Anders dan eiseres stelt, heeft het Uwv voldoende rekening gehouden met de beperkingen van eiseres. Daarvoor is het volgende van belang.
8. In het rapport van 18 mei 2022 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er een extra beperking wordt aangenomen voor direct contact met huisdieren en pollen, enkele mentale beperkingen en een beperking voor nacht- en late avonddiensten. Ook wordt het frequent buigen tijdens werk en het torderen nader genuanceerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 18 mei 2022 verder dat hij niet kan volgen dat eiseres niet kan werken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoet eiseres niet aan de criteria van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Gelet op de gegevens verkregen tijdens het medisch spreekuur en onderzoek, de reeds aanwezige medische informatie, de ondergane/huidige medische behandeling en het sociaal functioneren inclusief het hanteren van een dagstructuur, is eiseres belastbaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat verdere wijziging in de lichamelijke belastbaarheid niet nodig is. Dit omdat er een logische samenhang is tussen de aard en ernst van de onderliggende medische problematiek, de bevindingen van de verzekeringsarts en de geduide beperkingen. Het advies van de orthopedisch chirurg is meegewogen in de lichamelijke belastbaarheid. Daarnaast komt de ernst van de ervaren belemmeringen niet terug in de behandeling. De fysiotherapie is ruim voor de datum in geding afgerond en eiseres gebruikt pijnmedicatie. Ook bleek tijdens de hoorzitting dat de laatste injectie dateert vóór datum in geding. Blijkbaar was hiertoe geen medische noodzaak en/of prangende behandelbehoefte aanwezig.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er verder geen aanwijzingen zijn in het sociaal functioneren die een wijziging in de belastbaarheid noodzaken. De drie uur hulp in de huishouding, de invalideparkeerkaart en standplaats voor de deur doen hier niet aan af. Uit de informatie van de bedrijfsarts blijkt dat deze voorzieningen thuis balans geven. Daarbij imponeren er niet-medische zorgen en taken (zoals gezinstaken), welke wel invoelbaar zijn, maar niet mogen meewegen in het oordeel omtrent de belastbaarheid. Tot slot is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening gehouden met de rug, het bekken en de benen. De beperkingen die eiseres beschrijft in haar bezwaarschrift, komen terug in de Functionelemogelijkhedenlijst (FML). De mentale belastbaarheid wijzigt in lichte mate. Er volgen enkele lichte beperkingen ten aanzien van frequente deadlines of productiepieken, conflicthantering en leidinggeven. Meer beperkingen zijn niet nodig gelet op de laagfrequente behandeling bij de praktijkondersteuner, de afwezigheid van medicatie voor de psychische klachten, het feit dat eiseres niet verwezen is naar een psychiater en hiervoor niet opgenomen is geweest en het sociaal functioneren van eiseres met deze klachten. Ook is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van duurzaamheid van de beperkingen.
10. Een urenbeperking is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de orde. Er is geen sprake van verminderde beschikbaarheid door intensieve medische behandeling. Er is ook geen sprake van een energetische beperking door een ernstige hart- of longaandoening of ernstige depressie. Daarnaast past de aard van de huidige psychische problematiek hier niet bij en blijkt dit ook niet uit het sociaal functioneren. Van medisch preventieve argumenten is geen sprake, omdat er geen sprake is van een aandoening waarvoor dagelijks een herstelperiode nodig is om gezondheidsschade te voorkomen. Zeker niet gezien de meerdere en forse lichamelijke beperkingen die zijn aangenomen. Gezien de aard van de ervaren klachten is enige energetische recuperatie wel voor te stellen. Een beperking voor late- en nachtdiensten is wenselijk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert verder dat hoewel er sprake is van pijnklachten, er medisch geen strikte reden is om te stellen dat fysieke rust geïndiceerd is. Fysieke passiviteit kan een negatief effect hebben op de klachten en juist zorgen voor een toename van beperkingen. Het is daarom belangrijk dat eiseres in beweging blijft. Overbelasting dient echter wel voorkomen te worden en dit komt ook terug in de FML. Ter zitting heeft het Uwv toegelicht dat de reden van de toegekende wekelijkse verzorging een ander beoordelingskader kent dan het beoordelingskader in de onderhavige WIA-zaak. Volgens het Uwv is er daarom geen reden om een urenbeperking aan te nemen.
11. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende is ingegaan op het medisch dossier en de klachten zoals eiseres die heeft beschreven. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom er voldoende beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van de rug- en beenklachten van eiseres en waarom een urenbeperking niet aan de orde is. Hij heeft daarbij de beschikbare medische informatie betrokken. De rechtbank overweegt verder dat hoewel eiseres invoelbaar heeft toegelicht dat de combinatie van haar klachten en de zorg voor haar kinderen zwaar is en zij niet kan werken, de zorgtaken bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid geen rol spelen. Daarom kunnen die zorgtaken ook niet leiden tot minder belastbaarheid. Alleen de belastbaarheid van eiseres ten gevolge van haar geobjectiveerde medische beperkingen voor arbeid is bepalend. Dat eiseres naast haar klachten ook voor haar kinderen moet zorgen, betekent daarom naar de huidige stand van de rechtspraak niet dat haar belastbaarheid voor arbeid afwezig is. [3] Eiseres heeft verder geen medische informatie ingebracht waaruit blijkt dat zij meer beperkingen heeft. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
12. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond ten aanzien van het opleidingsniveau in de functie administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 532040) ingetrokken. Deze beroepsgrond zal daarom niet besproken worden.
13. Eiseres voert aan dat zij de functies administratief medewerker document scannen (SBC-code 315133) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) niet kan uitvoeren omdat de kans heel groot is dat er meer getild moet worden dan fysiek haalbaar is. Eiseres voert verder aan dat de functies administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (SBC-code 531040), receptionist (SBC-code 315120), administratief medewerker (SBC-code 315133) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) ongeschikt zijn, omdat in deze functies de romp dagelijks meer dan 20 graden gebogen wordt gedurende meer dan één uur per dag. De functie administratief ondersteunend medewerker is ongeschikt omdat eiseres niet meer dan 100 meter zelfstandig kan lopen. De functies zijn ook niet geschikt omdat eiseres dagelijks acht uur moet zitten in de functies, terwijl langdurig zitten provocatie van de klachten veroorzaakt.
14. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 20 mei 2022 dat eiseres de voorbeeldfuncties niet allemaal kan uitoefenen. Wel blijven er voldoende andere functies over die de werknemer volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wel kan uitoefenen. Eiseres is vervolgens 17,7% arbeidsongeschikt verklaard. Nu de medische beroepsgronden niet slagen en de rechtbank de juistheid van de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 20 mei 2022 heeft toegelicht waarom de functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijden. Eiseres heeft de juistheid van deze toelichting niet gemotiveerd bestreden.
Conclusie
15. Gelet op het voorgaande heeft het Uwv terecht bepaald dat eiseres met ingang van 1 september 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 september 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1896 onder 4.1.