14. De minister heeft dit standpunt in het verweerschrift aangevuld door uiteen te zetten hoe de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen liggen bij de Nationale Apotheek en het Sofa -concern. Daarbij geldt dat 200 huisartsen, die gebruik maken van de diensten van Sofa B.V., participeren in de Stichting Administratie Kantoor Sofa en certificaten houden in Sofa B.V. waarmee zij winstgerechtigd zijn. De Stichting Administratie Kantoor Sofa bezit vervolgens 100% van de aandelen in Sofa B.V., Sofa B.V. bezit 51% van de aandelen van Appo Groep B.V., die op haar beurt 100% van de aandelen van Appo Holding B.V. bezit. Appo Holding B.V. bezit 100% van de aandelen in de Nationale Apotheek B.V.. De minister stelt zich op het standpunt dat de individuele artsen weliswaar winstgerechtigd zijn, maar dat zij geen directe zeggenschap in Sofa B.V. en de Nationale Apotheek hebben. Daarbij geldt dat deze vorm van invloed volgens de minister niet valt onder de reikwijdte van het besluit Gnw, omdat het niet gaat over een overeenkomst of andere vorm van samenwerking.
15. De rechtbank volgt de minister niet in het standpunt dat deze vorm van invloed niet onder de reikwijdte van artikel 11 van het besluit Gnw zou kunnen vallen. Op de zitting heeft de gemachtigde van de minister erkend dat deze samenwerking onder de reikwijdte van dit artikel zou kunnen vallen. Er zijn bovendien ook afspraken gemaakt tussen Sofa B.V. en de apotheekhoudende huisartsen. Die afspraken zijn door de IGJ in het kader van het handhavingsverzoek van eiser nader onderzocht. De IGJ heeft vastgesteld dat er een indirecte vorm van samenwerking is die de gebruikelijke afspraken tussen artsen en apothekers niet te buiten gaat. Er zijn ook geen aanwijzingen gevonden dat door de gemaakte afspraken de goede geneesmiddelenvoorziening wordt beïnvloed. Er is wel sprake van een relatie tussen de apotheekhoudende huisartsen en de Nationale Apotheek maar die is, gelet op de door de minister geschetste organisatiestructuur van het Sofa -concern, zo verdund dat daarmee de goede geneesmiddelenvoorziening niet in gevaar komt. De IGJ heeft verder ook geen overeenkomsten aangetroffen tussen apotheekhoudende huisartsen en de Nationale Apotheek. De IGJ is – door middel van onderzoek naar de financiële gang van zaken binnen de Nationale Apotheek – niet gestuit op mogelijk verborgen afspraken tussen de huisartsen en de apotheek. Het enige is dat apotheekhoudende huisartsen certificaathouder zijn in Sofa B.V. en daarmee delen in de winst, zij het elk voor een heel klein percentage. Een individuele apotheekhoudende huisarts is maar voor minder dan 1% aandeelhouder van Sofa B.V. en heeft geen zeggenschap in die onderneming. Dat is te indirect om daarin een aanwijzing te zien voor het bestaan van een financiële prikkel die leidt tot het voorschrijven van medicatie die niet in belang zou zijn van de patiënten, waarmee artikel 11 van het Gnw besluit zou zijn overtreden. De rechtbank volgt de minister in deze motivering en concludeert ook dat er geen overtreding is begaan.
16. Wat eiser in dat kader verder heeft aangedragen maakt dat niet anders. Op de zitting heeft hij toegelicht dat hij er last van heeft dat huisartsen hun patiënten verwijzen naar de Nationale Apotheek om daar medicatie af te nemen. De Nationale Apotheek voorziet volgens eiser niet in spoedgevallen buiten reguliere werktijden en ingewikkelde farmaceutische problemen worden door de Nationale Apotheek ook niet voldoende opgepakt. Dat leidt ertoe dat eiser dit soort kwesties voor klanten van de Nationale Apotheek moet oppakken, wat hem tijd en energie kost. Dit is volgens eiser ook niet in het belang van goede zorg.
17. Wat eiser zegt valt echter niet onder de reikwijdte van artikel 11 van de Gnw, maar gaat vooral over zijn problemen met het algemene fenomeen internetapotheek. De IGJ heeft erkend dat wat eiser daarover aanvoert juist is, maar dat hij – vanwege het ontbreken van professionele standaarden vanuit de beroepsgroep – daartegen niet kan optreden. Het is aan de beroepsgroep zelf om normen te stellen waaraan een openbare apotheek moet voldoen, waaronder bijvoorbeeld dat wordt voorzien in spoedzorg buiten reguliere werktijden.
18. Ook heeft eiser zijn zorgen geuit over de kwaliteit van de internetapotheek, zoals de Nationale Apotheek, waarbij hij erop wijst dat hij vaak te maken heeft met gebrekkige dossiervorming door die apotheek. Ook hiervoor geldt dat de minister daartegen, bij gebrek aan enige vorm van normstelling niet kan optreden. Het is aan de wetgever om ervoor te zorgen dat apothekers, zoals eiser, niet in het gedrang komen door de opmars van de internetapotheek. Dat is niet aan de rechtbank en de IGJ. De Nationale Apotheek heeft geen overtreding begaan waartegen de minister handhavend kan optreden. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
Heeft de minister het verzoek om handhaving te beperkt opgevat?
19. Eiser heeft aangevoerd dat de minister zijn handhavingsverzoek te beperkt heeft opgevat door alleen te kijken naar een mogelijke overtreding van de Nationale Apotheek. Eiser heeft ook handhaving beoogd in de richting van Sofa B.V., de Stichting apotheekhoudende huisartsen en alle individuele apotheekhoudende huisartsen die aangesloten zijn bij het Sofa -concern. Volgens eiser is een eerder handhavingsverzoek van 11 juli 2018, dat werd beschouwd als afgehandeld, door wat hij op 9 november 2020 heeft aangevoerd, weer gaan herleven. In zijn toelichting van 7 januari 2021 heeft eiser duidelijk genoeg de reikwijdte van zijn handhavingsverzoek uiteengezet en dat reikt verder dan handhaving in de richting van de Nationale Apotheek.
20. De rechtbank geeft eiser ten dele gelijk. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat het eerdere handhavingsverzoek is ingetrokken. Eiser heeft dat met een e-mailbericht van 4 september 2019 gedaan. Het standpunt van eiser dat dit verzoek voortbouwt dan wel samenhangt met het eerdere handhavingsverzoek, is dan ook onjuist. De rechtbank heeft dit al eerder geoordeeld in de uitspraak van 9 mei 2022. Als eiser het niet eens was met dit oordeel, dan had hij hoger beroep tegen die uitspraak moeten instellen. Dat heeft hij niet gedaan.
21. Dat neemt echter niet weg dat eiser zijn verzoek om handhaving op 9 november 2020 heeft uitgebreid en heeft toegelicht op 7 januari 2021. Zijn verzoek om handhaving betreft niet alleen de Nationale Apotheek maar het gehele Sofa -concern. Een verzoek om handhaving kan, zo heeft de minister terecht betoogd, ná het primaire besluit niet worden uitgebreid,maar deze uitbreiding van het handhavingsverzoek heeft eiser gedaan nog voor het primaire besluit van 29 januari 2021. Het handhavingsverzoek moest dan ook breder worden opgevat dan alleen handhaving in de richting van de Nationale Apotheek, maar richtte zich tevens tot het hele Sofa -concern.