ECLI:NL:RBMNE:2022:1801

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
UTR - 21 _ 1209
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoek van apotheker tegen de Nationale Apotheek en de beoordeling van belanghebbendheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 mei 2022, staat het handhavingsverzoek van een apotheker centraal. De eiser, een apotheker uit [plaats], heeft in 2018 en 2020 handhavend opgetreden tegen de Nationale Apotheek, die door het Zilveren Kruis als voorkeursleverancier is gecontracteerd. De rechtbank behandelt de vraag of de eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de eiser, als concurrent van de Nationale Apotheek, feitelijke gevolgen kan ondervinden van de activiteiten van de Nationale Apotheek, en dat hij dus als belanghebbende moet worden aangemerkt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, omdat deze ten onrechte heeft geoordeeld dat de eiser geen belanghebbende is. De rechtbank draagt de verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1209

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigden: mr. A.W. van der Stoel en mr. N.B. Kijlstra ).

Procesverloop

In het besluit van 29 januari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder het handhavingsverzoek van eiser van 9 november 2020 niet in behandeling genomen.
In het besluit van 7 september 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is apotheker in [plaats] . Op 11 juli 2018 heeft eiser aan verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen Sofa B.V. . Op 9 november 2020 heeft eiser verzocht om handhavend op te treden tegen de Nationale Apotheek. Verzekeraar het Zilveren Kruis heeft per 1 januari 2021 de Nationale Apotheek gecontracteerd als voorkeursleverancier. De Nationale Apotheek levert aan verzekerden door heel het land zorg. Volgens eiser is dat in strijd met het afstandscriterium van artikel 61, tiende lid tot en met veertiende lid, van de Geneesmiddelenwet en het Besluit Geneesmiddelenwet.
Besluitvorming
2. Verweerder heeft het handhavingsverzoek van 11 juli 2018 niet in behandeling genomen, omdat dit dossier als afgesloten wordt beschouwd. Verweerder heeft uit de reactie van eiser van 4 september 2019 afgeleid dat eiser geen besluit meer op zijn verzoek behoefde. Het handhavingsverzoek van 9 november 2020 heeft verweerder afgewezen, omdat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Eiser heeft geen persoonlijk belang dat zich voldoende onderscheidt van andere apothekers in Nederland bij een eventueel te nemen handhavingsbesluit tegen de Nationale Apotheek.
Het beroep van eiser
3. Eiser is het niet eens met het besluit van verweerder ten aanzien van het tweede handhavingsverzoek. Volgens eiser is hij belanghebbende omdat hij door verweerder bij het eerste handhavingsverzoek als zodanig is aangemerkt en de handhavingsverzoeken als één handhavingsverzoek opgevat moeten worden. Sofa B.V. is aandeelhouder van de Nationale Apotheek. Verder heeft eiser een persoonlijk belang, omdat hij concurrent is van de Nationale Apotheek. Hij is in hetzelfde marktsegment en binnen hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam als de Nationale Apotheek. Daarnaast heeft eiser een actueel belang omdat hij zich wil vestigen in [plaats] , maar daar actief door Sofa B.V. wordt geweerd. Verder vreest eiser voor het goed kunnen uitoefenen van zijn vak, te weten het leveren van goede farmaceutische zorg. Dat komt volgens eiser door de Nationale Apotheek in het gedrang.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de twee handhavingsverzoeken als één handhavingsverzoek moeten worden opgevat. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Er is weliswaar sprake van een organisatorisch verband tussen Sofa B.V. en de Nationale Apotheek, maar dat betekent niet dat de handhavingsverzoeken als één handhavingsverzoek beschouwd moeten worden.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat hij op het eerste handhavingsverzoek geen actie meer hoefde te ondernemen, omdat eiser op 4 september 2019 aan verweerder heeft laten weten dat hij het dossier als gesloten beschouwt.
6. De rechtbank vat het tweede handhavingsverzoek van eiser als volgt op. Eiser leidt uit artikel 61, tiende lid, van de Geneesmiddelenwet af dat er een werkgebied is vastgesteld voor apothekers waarbinnen zij farmaceutische zorg en dienstverlening mogen aanbieden. Buiten de afstanden van dat werkgebied mogen apothekers geen UR- of UA-geneesmiddelen [1] leveren. Volgens eiser is er sprake van een strijdige situatie met de wet omdat de Nationale Apotheek landelijk op afstand zorg levert en daarmee niet voldoet aan het afstandscriterium. De rechtbank begrijpt dat eiser wil dat verweerder daarop gaat handhaven.
7. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt. Degene wiens concurrentiebelang rechtstreeks betrokken is bij een besluit kan als belanghebbende worden aangemerkt. Een onderneming heeft slechts een concurrentiebelang als zij in hetzelfde verzorgingsgebied en marktsegment bedrijfsactiviteiten ontplooit als waarin de bedrijfsactiviteiten van haar concurrent plaatsvinden. [2]
8. Tussen partijen is niet in geschil is dat eiser in hetzelfde marktsegment en in hetzelfde verzorgingsgebied werkzaam is als de Nationale Apotheek, omdat deze organisatie landelijk UR- en UA-geneesmiddelen verstrekt. Eiser heeft dus een concurrentiebelang. Iemand die een concurrentiebelang heeft, is echter niet zonder meer belanghebbende bij elk besluit dat zijn concurrenten betreft. Dat is alleen het geval als zijn belang rechtstreeks betrokken is bij dat besluit of in dit geval bij het nog te nemen besluit. Of dat het geval is, hangt af van de aard van het (te nemen) besluit en de gevolgen die eiser daarvan ondervindt of kan ondervinden.
9. De rechtbank is van oordeel dat eiser belanghebbende is en overweegt daartoe als volgt. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij in zijn hoedanigheid van concurrent feitelijke gevolgen kan ondervinden van de wijze en de schaal waarop de Nationale Apotheek opereert. Eiser heeft op de zitting naar voren gebracht dat hij omzetverlies kan leiden, omdat het voor klanten aantrekkelijker is om UR- of UA-geneesmiddelen af te nemen bij de Nationale Apotheek vanwege de snelle service. Eiser kan zijn omzetverlies niet concreet onderbouwen, onder andere omdat de omzetcijfers van 2020 en 2021 beïnvloed zijn door de bijzondere situatie van de corona-pandemie. Verweerder heeft in dat verband gesteld dat de Nationale Apotheek op dit moment niet zodanig groot is, dat eiser zich zorgen hoeft te maken over zijn omzet. Niettemin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat er gevolgen voor zijn omzet kunnen zijn, ook omdat Zilveren Kruis de Nationale Apotheek als voorkeursleverancier heeft gecontracteerd. Verder heeft eiser naar voren gebracht dat hij gevolgen kan ondervinden die raken aan de uitoefening van zijn vak als apotheker in het leveren van goede farmaceutische zorg. Op de zitting heeft eiser uitgelegd dat de patiëntendossiers versnipperd raken omdat de registratie bij de Nationale Apotheek gebrekkig is. Daarnaast kan volgens eiser het leveren van goede farmaceutische zorg onder druk komen te staan doordat zijn patiënten voor eenvoudige recepten naar de Nationale Apotheek zullen gaan en alleen naar zijn praktijk toekomen voor de lastigere zorg- en spoedvragen. Daarnaast heeft eiser op de zitting gesteld dat het bij de Nationale Apotheek ontbreekt aan voorlichting in persoon bij het verstrekken van geneesmiddelen. De Nationale Apotheek heeft weliswaar een telefonische helpdesk waar men met vragen terecht kan, maar deze is volgens eiser vier uur per dag bereikbaar en buiten de openingstijden om is er geen direct aanspreekpunt. Tot slot stipt eiser het belang van de aanwezigheid van een apotheker in de buurt aan. Door de Nationale Apotheek kunnen apothekers verdwijnen omdat zij weggeconcurreerd kunnen worden, waardoor bij patiënten gevaarlijke gezondheidssituaties kunnen ontstaan.
Conclusie
10. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat eiser geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat er ten onrechte geen inhoudelijke beslissing is genomen op het handhavingsverzoek van eiser.
11. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt op grond van artikel 2, eerste lid, onder e, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) berekend op € 133,50 voor verletkosten die verband houden met het bijwonen van de zitting (1,5 uur van € 89,- per uur) Verletkosten kunnen niet worden toegekend voor de voorbereiding van de zitting. Het is verder niet gebleken dat er andere kosten zijn die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het verzoek met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 131,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Een UR-geneesmiddel is een geneesmiddel dat uitsluitend op recept ter hand mag worden gesteld. Een UA-geneesmiddel is een geneesmiddel dat zonder recept en uitsluitend in een apotheek ter hand mag worden gesteld. Zie artikel 1, eerste lid, onder s, van de Geneesmiddelenwet.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 4 november 2020 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2020:2649).