4.3.1Bewijsmiddelen
ten aanzien van feit 1 primair:
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 27 september 2023 (pagina 11 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 september 2023 omstreeks 23:45 uur fietste ik samen met mijn vriendin over de [straat] te Utrecht. Plots voelde ik dat ik aan mijn haar werd getrokken. Ik voelde dat mijn haar met een sterke kracht naar achteren werd getrokken. Doordat mijn haar met kracht naar achteren werd getrokken verloor ik mijn balans op de fiets en ben ik ten val gekomen. Ik zag dat degene die mij aan mijn haar trok een manspersoon was.Toen ik op de grond lag zag ik dat er uit de richting van de persoon die aan mijn haren trok een voorwerp viel. Ik zag dat het voorwerp een schaar betrof. De schaar was ongeveer 10 tot 15 centimeter groot en had een wit handvat. Ik zag dat de manspersoon die aan mijn haar trok de schaar opraapte, zijn fiets oppakte en wegfietste. Toen de man weg was, voelde ik dat de achterkant van mijn hoofd pijn deed ter hoogte van de overgang tussen mijn schedel en mijn nek. Ik voelde met mijn hand aan de plek waar ik pijn had. Ik zag dat er bloed op mijn hand zat. Het vermoedelijke steken in mijn nek heeft een wond veroorzaakt in mijn nek/hoofd. Hierdoor heb ik pijn/letsel opgelopen.
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [straat] Utrecht
Beslagene: [ [slachtoffer 3] ]
Object: kleding (jas)
Goednummer: PL0900-2023296277-3227927
Bijzonderheden: gedragen door slachtoffer tijdens incident.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 10 oktober 2023 (pagina 138 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achterzijde linkerschouder parka AAQD2425NL
AAQD2425NL#01
achterzijde linkerschouder parka
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal vijf personen:
een relatief grote
hoeveelheid DNA:
-slachtoffer [ [slachtoffer 3] ]
- [verdachte]
Bewijskracht:
-niet berekend
-meer dan 1 miljard
Proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) d.d. 6 oktober 2023 (pagina 124 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023, omstreeks 12:30 uur, werd voor een doorzoeking ter in beslagneming de woning binnengetreden aan de [adres] te [woonplaats] (de rechtbank begrijpt: de woning van de moeder van verdachte). Op de eerste verdieping troffen wij een schaar.
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Beslagene: [verdachte]
Object: schaar
Goednummer: PL0900-2023298867-3232315
Bijzonderheden: kapot handvat.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 december 2023 (pagina 246 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Schaar AAQT4007NL
AAQT4007NL#01
handgrepen van schaar
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
- [verdachte]
Bewijskracht:
-meer dan 1 miljard
AAQT4007NL#03
een van de bladen van de schaar, met uitzondering van de punt
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
- [verdachte]
Bewijskracht:
-niet berekend vanwege resultaat AAQT4007NL#01
AAQT4007NL#04
punt van een van de bladen van de schaar
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
-[ [slachtoffer 3] ]
Bewijskracht:
-meer dan 1 miljard
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 25 april 2024 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De risico’s van de geconstateerde letsels voor de algehele gezondheid van het
slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) waren nihil. Indien het letsel aan het achterhoofd is veroorzaakt door steken met een rigide puntig voorwerp (zoals een schaar), dan zijn de risico’s van de causale geweldshandeling echter aanzienlijk geweest.
ten aanzien van feit 2 primair en feit 3:
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 30 september 2023 (p. 46 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [straat] in Utrecht. Op 30 september 2023 rond 02:25 uur kwam ik met mijn fiets aan bij mijn woning. Ik stond met mijn rug naar de straatzijde. Terwijl ik dit deed voelde ik een harde klap aan de rechterachterzijde van mijn schouder, waar mijn hals begint. Direct na die klap voelde ik op dezelfde plek twee keer snel achter elkaar een harde tik met een puntig voorwerp. Ik voelde dat het voorwerp waarmee ik geraakt werd puntig was, maar niet scherp zoals een mes. Ik zag vanuit mijn linkerooghoek een man aan mijn linkerzijde. Ik kan die man als volgt omschrijven: 1,70 a 1,75 meter lang; slank postuur; 25 jaar; Nederlands sprekend; niet van Nederlandse afkomst; donkere wenkbrauwen; donker haar; donker baardje met een snor; had een fiets bij zich.Ik zag dat hij in zijn rechterhand een voorwerp vasthield dat ik als volgt kan omschrijven: 20 centimeter lang; ik denk dat het uit twee delen bestond, dus een handvat had. Ik zag dat de man zijn hand rondom het vermoedelijke handvat klemde en het andere deel van het voorwerp in mijn richting hield. Ik zag dat de man met het voorwerp een steekbeweging in de richting van mijn gezicht maakte. Ik voelde dat hij mij met het voorwerp raakte midden op mijn linkerwang. Ik heb daar nu een kras van ongeveer 7 centimeter. Ik hoorde de man zeggen 'geef je tas’. Ik gaf de man direct mijn tas. In mijn tas zat mijn portemonnee, Rabobankpinpas, identiteitskaart; rijbewijs; OV-kaart; bloeddonorpas; donorcodicil; Apple Airpods, haarborstel, lippenbalsem, gehoorbescherming. Ik zag dat de man mijn tas pakte en wegreed in de richting van de [naam] .Behalve de kras op mijn wang heb ik twee krasjes boven op mijn rechterschouder waar de man mij twee keer met het voorwerp stak.
Proces-verbaal van bevindingen (beelden poging pinnen) d.d. 30 september 2023 (pagina 60 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 september 2023 heeft er een steekincident plaatsgevonden op de [straat] te Utrecht waarbij een schoudertasje is weggenomen. In dit schoudertasje zat onder andere de Rabobankpinpas van slachtoffer [ [slachtoffer 1] ]. Op 30 september 2023 omstreeks 08.04 uur vond er met deze pinpas een mislukte pintransactie plaats in de Albert Heijn aan de [straat] te Utrecht. Op de camerabeelden is een man te zien die de winkel binnenkomt op 30 september 2023 om 8.01.10 uur. Dezelfde man probeert sigaretten te kopen en houdt hierbij een pinpas in zijn rechterhand vast. Vervolgens neemt hij met zijn linkerhand de pas over en lijkt hij de pas tegen de automaat aan te houden en stopt ondertussen het pakje sigaretten in zijn rechterjaszak. Echter lijkt de pintransactie te mislukken om 08.04,52 uur.
Proces-verbaal van bevindingen (herkenning verdachte door wijkagent) d.d. 6 oktober 2023 (p. 72 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023 bekeek ik camerabeelden van de Albert Heijn aan de [straat] waar gepoogd was te pinnen met een gestolen pinpas. Op basis van de camerabeelden herken ik de persoon in beeld als [verdachte] . Ik herken [verdachte] aan zijn manier van lopen; handbewegingen tijdens het praten; licht getinte huidskleur; oogopslag; triest ogende blik in zijn gezicht; dikke wenkbrauwen; vorm neus en kaak; lengte en postuur. Ik ben sinds 2019 werkzaam als wijkagent [wijk] en kom [verdachte] met enige regelmaat tegen.
Proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) d.d. 6 oktober 2023 (pagina 124 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023, omstreeks 12:30 uur, werd voor een doorzoeking ter in beslagneming de woning binnengetreden aan de [adres] te [woonplaats] . Op de eerste verdieping troffen wij een zwarte schoudertas van het merk Monki.
Proces-verbaal van bevindingen (tas van aangeefster [slachtoffer 1] ) d.d. 13 oktober 2023 (pagina 143 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023 werd bij een doorzoeking ter inbeslagname, in de woning waar verdachte [verdachte] woont, een zwarte tas aangetroffen die precies aan de omschrijving van de weggenomen tas voldeed. Op 13 oktober 2023 sprak ik slachtoffer [ [slachtoffer 1] ]. Ik hoorde dat het slachtoffer zei dat het haar tasje was, dat ze de borstel die in de tas zat herkende. Ik hoorde dat het slachtoffer zei dat het ritsje aan de binnenzijde van haar tas niet helemaal goed was en liet zien dat dat bij het tasje wat ik haar had gegeven ook zo het geval was. Ook de kleur, grootte en merk kwamen helemaal overeen met haar tasje. Ik hoorde dat het slachtoffer zei dat het gewoon haar tasje was.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 25 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De risico’s van de geconstateerde letsels voor de algehele gezondheid van het
slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) waren nihil. Indien de letsels zijn veroorzaakt door steken met een rigide scherppuntig voorwerp (zoals een scherppuntige schaar, mes, etc), dan zijn de risico’s van de causale geweldshandeling echter aanzienlijk geweest.
ten aanzien van feit 4 primair:
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 3 oktober 2023 (pagina 75 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 oktober 2023, tussen 00.05 uur en 00.30 uur, zat ik bij een vriendin achterop. Wij fietsten de [naam] op. Vervolgens komt er een voor mij onbekende man naast ons fietsen aan onze linkerzijde. Ik kan de man als volgt beschrijven: licht getint; zwart kort haar; baggy vest; wit met bordeauxrood, rits stond open. De rits liep niet tot onderaan het shirt; onder het vest droeg hij een grijs/blauwkleurig shirt met een ronde hals; onder het shirt droeg hij een ander shirt, deze had een donkere kleur; dakloos type; ongeveer 40, 50 jaar oud; de man zat op een fiets; ruimzittende, beige broek; lange kleding.Terwijl ik mijn hoofd richting de man draaide, zag ik dat de man met zijn linkerhand een snelle beweging in mijn richting maakte. Ik zag dat de man hierbij naar voren en in mijn richting leunde. Terwijl de man zijn hand naar voren bewoog, zag ik dat hij iets in zijn had vasthield. Ik zag dat het een scherp grijskleurig voorwerp was. Ik vermoed dat het een stanleymes was. Terwijl ik naar achteren leunde, voelde ik dat de man mij in de beweging met het voorwerp raakt. Ik voelde direct een stekende pijn in mijn hals.
Proces-verbaal van bevindingen (aantreffen fietsbel) d.d. 28 januari 2024 (pagina 264 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 oktober 2023 omstreeks 00:18 uur was ik als hondengeleider op de plaats delict waar een vrouw zou zijn neergestoken door een persoon. Ik zag dat het plaats delict zich aan de linkerzijde van de brug, gezien vanaf de [straat] , op het fietspad begaf. Ik zag dat er een fietsbel op grond lag. Ik heb vervolgens mijn diensthond uit de kennel gehaald.Ik zag dat dat hij vervolgens bij de fietsbel ging zitten. Ik herken dit als een manier waarop mijn hond een voorwerp verwijst als hier recent menselijke lucht aan zit. Ik heb mijn bevindingen vervolgens gedeeld met een onbekend gebleven collega en gevraagd of de collega de fietsbel in beslag wilde nemen en veilig wilde stellen.
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [straat] Utrecht
Beslagene: geen beslagene
Object: fiets
Goednummer: PL0900-2023302203-3230569
Bijzonderheden: fietsbel.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 11 januari 2024 (pagina 256 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAPD3119NL fietsbel
AAPD3119NL#02
buitenkans van de schel van de fietsbel
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal twee personen:
-verdachte [verdachte]
-minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht:
-ongeveer 1 miljoen
-niet van toepassing
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De risico’s van de geconstateerde letsels voor de algehele gezondheid van het
slachtoffer [slachtoffer 2] waren nihil. Indien het letsel aan de linker zijde van het gelaat is veroorzaakt door steken met een rigide scherprandig voorwerp (zoals een mes), dan zijn de risico’s van de causale geweldshandeling echter aanzienlijk geweest.
4.3.2.Bewijsoverwegingen
DaderschapDe rechtbank stelt vast dat de bewijsmiddelen op verschillende manieren naar verdachte leiden. In de eerste plaats is er door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) sporenonderzoek gedaan waarbij op de jas die [slachtoffer 3] aanhad tijdens het incident het DNA van verdachte is aangetroffen. Daarnaast is er tijdens een doorzoeking in de woning van de moeder van verdachte, waar verdachte ook wel verbleef, een schaar aangetroffen, die voldoet aan de omschrijving die [slachtoffer 3] daarvan heeft gegeven. Ook deze schaar is door het NFI onderzocht. Daarbij is er, naast het DNA van verdachte op het handvat, op één van de punten van de schaar het DNA van [slachtoffer 3] aangetroffen.
Op basis daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] heeft aangevallen. Daarnaast is er op de kamer van verdachte een tas is aangetroffen die door [slachtoffer 1] is herkend als de tas die op 30 september 2023 van haar is afgenomen. In deze tas zat, op het moment van afnemen, onder andere een pinpas. De ochtend na het incident blijkt een poging te zijn gedaan om te pinnen met deze pinpas bij de Albert Heijn. Op de beelden van deze pintransactie wordt verdachte herkend door de wijkagent als degene die probeert te pinnen.
Er is door verdachte geen verklaring afgelegd over zijn betrokkenheid bij deze verdenkingen. Wel heeft hij aangegeven dat hij vaak op straat zoekt naar lege blikjes om in te leveren in ruil voor statiegeld en dat het goed mogelijk is dat hij daarbij de schaar en de tas heeft gevonden. De rechtbank gaat daar echter niet in mee. Zelfs áls verdachte de schaar met het DNA van [slachtoffer 3] én de tas van [slachtoffer 1] allebei zou hebben gevonden - wat al zeer toevallig zou zijn - verklaart dat nog niet dat zijn DNA op de jas van [slachtoffer 3] is aangetroffen. Om deze redenen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] heeft aangevallen.
Schakelbewijs
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat wanneer feit 4 afzonderlijk wordt bekeken, het dossier onvoldoende rechtstreeks bewijs bevat om tot de conclusie te kunnen komen dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Weliswaar plaatst de aangetroffen fietsbel met zijn DNA verdachte op de plaats delict, maar dat alleen bewijst nog niet dat hij degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft aangevallen. De rechtbank komt echter ook bij dit feit tot een bewezenverklaring en maakt daarbij gebruik van schakelbewijs. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van, aan andere bewezen verklaarde soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen, als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) is toegelaten.Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor de te bewijzen feiten voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
In dit geval stelt de rechtbank vast dat het gaat om drie vrijwel identieke incidenten met dezelfde specifieke
modus operandi: het gaat in alle gevallen om een nachtelijke aanval (zonder enige aanleiding) op een jonge vrouw, de aanvallen vonden op dezelfde manier plaats (door steeds met een scherp voorwerp onverhoeds te steken in de nabijheid van het hoofd of de hals van de slachtoffers), de opgegeven signalementen door de aangeefsters komen grotendeels overeen, de aanvallen hebben plaatsgevonden in het tijdsbestek van slechts één week én de aanvallen hebben allemaal plaatsvonden op de [straat] in Utrecht.
Bovenstaande maakt dat de genoemde bewijsmiddelen naar oordeel van de rechtbank over en weer als steunbewijs kunnen worden gebruikt, waarbij in het bijzonder geldt dat de bewijsmiddelen die zien op feit 1 en feit 2 worden betrokken bij het bewijs van feit 4. Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank wettig en overtuigend vast dat de drie aangeefsters zijn aangevallen door dezelfde dader en dat verdachte die dader is geweest.
Poging tot moord: partiële vrijspraak
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd. Daarbij dient allereerst te worden gekeken of hij gehandeld heeft met voorbedachten rade, een bestanddeel dat vereist is voor de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade vast moet komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er bij feit 1 sprake is geweest van voorbedachten rade, maar ziet, anders dan de officier van justitie, ook bij feit 2 en feit 4 te weinig aanknopingspunten om de conclusie te kunnen trekken dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank kan op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte met een vooropgezet plan de straat op is gegaan om de jonge vrouwen aan te vallen. Omdat een motief voor de aanvallen lijkt te ontbreken en gelet op de nog te bespreken psychische problematiek bij verdachte, valt niet uit te sluiten dat hij telkens in een soort opwelling heeft gehandeld. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord bij feit 1, feit 2 en feit 4.
Poging tot doodslag: bewezenverklaring
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Daarbij gaat het om de vraag of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf - in dit geval de dood van aangeefsters - en of verdachte daar ook opzet op heeft gehad. Verdachte heeft de feiten stelselmatig ontkend. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bedoeling had om de slachtoffers van het leven te beroven. Nu vol opzet niet kan worden bewezen, dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers. Daarbij is het criterium of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangeefsters als gevolg van zijn handelen zouden overlijden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dat heeft gedaan, om de volgende redenen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Door de aangeefsters onverhoeds met een scherp voorwerp te steken in het (achter)hoofd (feit 1), de schouder/hals en het gezicht (feit 2) en in de hals (feit 4), heeft verdachte het leven van de aangeefsters in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de hals zeer kwetsbare en vitale gedeeltes van het menselijk lichaam zijn.
Dat de kans op de dood aanzienlijk was, wordt bevestigd in de letselinterpretaties, waarin door een forensisch arts is vastgesteld dat de risico’s aanzienlijk zijn indien letsel aan het achterhoofd, nek, gezicht of schouder wordt veroorzaakt door het steken met een rigide puntig voorwerp, zoals een schaar. De rechtbank maakt daaruit op dat de onverhoedse aanvallen van verdachte op de aangeefsters heel anders hadden kunnen aflopen.
De gedragingen van verdachte waren naar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van de aangeefsters, dat het niet anders kan dan dat verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met het steken voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangeefsters. Daarmee komt de rechtbank onder feit 1, feit 2 en feit 4 tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag.