ECLI:NL:RBMNE:2024:5453

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
16.260164.23, 16.054151.21 (vord. tul), 16.069807.21 (vord. tul).
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot moord, veroordeling voor poging tot doodslag en afpersing met terbeschikkingstelling

Op 17 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere pogingen tot moord en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord, omdat het bestanddeel 'voorbedachten rade' niet bewezen kon worden. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor driemaal poging tot doodslag, waarbij één van de feiten ook als afpersing werd gekwalificeerd. De rechtbank heeft de feiten in verminderde mate aan de verdachte toegerekend, in navolging van de adviezen van deskundigen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast is de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor immateriële en materiële schade heeft vastgesteld. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die een rol heeft gespeeld in zijn handelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.260164.23, 16.054151.21 (vord. tul), 16.069807.21 (vord. tul).
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 september 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 januari 2024, 3 april 2024, 18 juni 2024 en 3 september 2024. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op de laatstgenoemde datum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. de Heer, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mr. M. Rotgans (namens benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) en mr. F.H. Batavier (namens benadeelde partij [slachtoffer 3] ) naar voren is gebracht. [1]

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 primair:op 27 september 2023 te Utrecht met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 3] van het leven te beroven door haar met een schaar/scherp voorwerp in haar nek en/of (achter)hoofd te steken/snijden;
subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling met voorbedachten rade, poging zware mishandeling met voorbedachten rade, en mishandeling met voorbedachten rade.
ten aanzien van feit 2 primair:op 30 september 2023 te Utrecht met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven de beroven door haar met een schroevendraaier, schaar of scherp/puntig voorwerp in haar schouder/hals/wang te steken;
subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling met voorbedachten rade, poging zware mishandeling met voorbedachten rade, en mishandeling met voorbedachten rade.
ten aanzien van feit 3:op 30 september 2023 te Utrecht [slachtoffer 1] met geweld tot afgifte van haar tas heeft gedwongen door haar met scherp voorwerp te steken en te roepen "geef je tas";
ten aanzien van feit 4 primair:op 3 oktober 2023 te Utrecht met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven door haar met een mes/schaar/scherp voorwerp in haar hals te steken;
subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is dit ten laste gelegd als zware mishandeling met voorbedachten rade, poging zware mishandeling met voorbedachten rade, en mishandeling met voorbedachten rade.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie stelt dat bij feit 2 en feit 4 ook kan worden bewezen dat er sprake is geweest van voorbedachten rade en dus van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord. Bij feit 1 kan het bestanddeel voorbedachten rade volgens de officier van justitie niet worden bewezen, waardoor sprake is van poging tot doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit, omdat verdachte niet betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Daarbij heeft de raadsman zich verzet tegen het gebruik van schakelbewijs. Daarnaast stelt hij dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is geweest van voorbedachten rade. Tenslotte heeft de raadsman naar voren gebracht dat er geen zwaar lichamelijk letsel is en dat (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen daarvan ook ontbreekt. Indien de rechtbank wel van oordeel is dat verdachte de dader is geweest, refereert de raadsman zich ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 4 meest subsidiair (mishandeling) aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [2]
ten aanzien van feit 1 primair:
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 27 september 2023 (pagina 11 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 27 september 2023 omstreeks 23:45 uur fietste ik samen met mijn vriendin over de [straat] te Utrecht. Plots voelde ik dat ik aan mijn haar werd getrokken. Ik voelde dat mijn haar met een sterke kracht naar achteren werd getrokken. Doordat mijn haar met kracht naar achteren werd getrokken verloor ik mijn balans op de fiets en ben ik ten val gekomen. Ik zag dat degene die mij aan mijn haar trok een manspersoon was. [3] Toen ik op de grond lag zag ik dat er uit de richting van de persoon die aan mijn haren trok een voorwerp viel. Ik zag dat het voorwerp een schaar betrof. De schaar was ongeveer 10 tot 15 centimeter groot en had een wit handvat. Ik zag dat de manspersoon die aan mijn haar trok de schaar opraapte, zijn fiets oppakte en wegfietste. Toen de man weg was, voelde ik dat de achterkant van mijn hoofd pijn deed ter hoogte van de overgang tussen mijn schedel en mijn nek. Ik voelde met mijn hand aan de plek waar ik pijn had. Ik zag dat er bloed op mijn hand zat. Het vermoedelijke steken in mijn nek heeft een wond veroorzaakt in mijn nek/hoofd. Hierdoor heb ik pijn/letsel opgelopen. [4]
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [5]
Plaats: [straat] Utrecht
Beslagene: [ [slachtoffer 3] ]
Object: kleding (jas)
Goednummer: PL0900-2023296277-3227927
Bijzonderheden: gedragen door slachtoffer tijdens incident.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 10 oktober 2023 (pagina 138 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achterzijde linkerschouder parka AAQD2425NL [6]
AAQD2425NL#01
achterzijde linkerschouder parka
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal vijf personen:
een relatief grote
hoeveelheid DNA:
-slachtoffer [ [slachtoffer 3] ]
- [verdachte]
Bewijskracht:
-niet berekend
-meer dan 1 miljard
Proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) d.d. 6 oktober 2023 (pagina 124 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023, omstreeks 12:30 uur, werd voor een doorzoeking ter in beslagneming de woning binnengetreden aan de [adres] te [woonplaats] (de rechtbank begrijpt: de woning van de moeder van verdachte). Op de eerste verdieping troffen wij een schaar.
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Plaats: [adres] , [woonplaats]
Beslagene: [verdachte]
Object: schaar
Goednummer: PL0900-2023298867-3232315
Bijzonderheden: kapot handvat.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 december 2023 (pagina 246 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Schaar AAQT4007NL [8]
AAQT4007NL#01
handgrepen van schaar
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
- [verdachte]
Bewijskracht:
-meer dan 1 miljard
AAQT4007NL#03
een van de bladen van de schaar, met uitzondering van de punt
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
- [verdachte]
Bewijskracht:
-niet berekend vanwege resultaat AAQT4007NL#01
AAQT4007NL#04
punt van een van de bladen van de schaar
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal één persoon:
-[ [slachtoffer 3] ]
Bewijskracht:
-meer dan 1 miljard
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 25 april 2024 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [9]
De risico’s van de geconstateerde letsels voor de algehele gezondheid van het
slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) waren nihil. Indien het letsel aan het achterhoofd is veroorzaakt door steken met een rigide puntig voorwerp (zoals een schaar), dan zijn de risico’s van de causale geweldshandeling echter aanzienlijk geweest.
ten aanzien van feit 2 primair en feit 3:
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 30 september 2023 (p. 46 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [straat] in Utrecht. Op 30 september 2023 rond 02:25 uur kwam ik met mijn fiets aan bij mijn woning. Ik stond met mijn rug naar de straatzijde. Terwijl ik dit deed voelde ik een harde klap aan de rechterachterzijde van mijn schouder, waar mijn hals begint. Direct na die klap voelde ik op dezelfde plek twee keer snel achter elkaar een harde tik met een puntig voorwerp. Ik voelde dat het voorwerp waarmee ik geraakt werd puntig was, maar niet scherp zoals een mes. Ik zag vanuit mijn linkerooghoek een man aan mijn linkerzijde. Ik kan die man als volgt omschrijven: 1,70 a 1,75 meter lang; slank postuur; 25 jaar; Nederlands sprekend; niet van Nederlandse afkomst; donkere wenkbrauwen; donker haar; donker baardje met een snor; had een fiets bij zich. [10] Ik zag dat hij in zijn rechterhand een voorwerp vasthield dat ik als volgt kan omschrijven: 20 centimeter lang; ik denk dat het uit twee delen bestond, dus een handvat had. Ik zag dat de man zijn hand rondom het vermoedelijke handvat klemde en het andere deel van het voorwerp in mijn richting hield. Ik zag dat de man met het voorwerp een steekbeweging in de richting van mijn gezicht maakte. Ik voelde dat hij mij met het voorwerp raakte midden op mijn linkerwang. Ik heb daar nu een kras van ongeveer 7 centimeter. Ik hoorde de man zeggen 'geef je tas’. Ik gaf de man direct mijn tas. In mijn tas zat mijn portemonnee, Rabobankpinpas, identiteitskaart; rijbewijs; OV-kaart; bloeddonorpas; donorcodicil; Apple Airpods, haarborstel, lippenbalsem, gehoorbescherming. Ik zag dat de man mijn tas pakte en wegreed in de richting van de [naam] . [11] Behalve de kras op mijn wang heb ik twee krasjes boven op mijn rechterschouder waar de man mij twee keer met het voorwerp stak. [12]
Proces-verbaal van bevindingen (beelden poging pinnen) d.d. 30 september 2023 (pagina 60 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 30 september 2023 heeft er een steekincident plaatsgevonden op de [straat] te Utrecht waarbij een schoudertasje is weggenomen. In dit schoudertasje zat onder andere de Rabobankpinpas van slachtoffer [ [slachtoffer 1] ]. Op 30 september 2023 omstreeks 08.04 uur vond er met deze pinpas een mislukte pintransactie plaats in de Albert Heijn aan de [straat] te Utrecht. Op de camerabeelden is een man te zien die de winkel binnenkomt op 30 september 2023 om 8.01.10 uur. Dezelfde man probeert sigaretten te kopen en houdt hierbij een pinpas in zijn rechterhand vast. Vervolgens neemt hij met zijn linkerhand de pas over en lijkt hij de pas tegen de automaat aan te houden en stopt ondertussen het pakje sigaretten in zijn rechterjaszak. Echter lijkt de pintransactie te mislukken om 08.04,52 uur.
Proces-verbaal van bevindingen (herkenning verdachte door wijkagent) d.d. 6 oktober 2023 (p. 72 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023 bekeek ik camerabeelden van de Albert Heijn aan de [straat] waar gepoogd was te pinnen met een gestolen pinpas. Op basis van de camerabeelden herken ik de persoon in beeld als [verdachte] . Ik herken [verdachte] aan zijn manier van lopen; handbewegingen tijdens het praten; licht getinte huidskleur; oogopslag; triest ogende blik in zijn gezicht; dikke wenkbrauwen; vorm neus en kaak; lengte en postuur. Ik ben sinds 2019 werkzaam als wijkagent [wijk] en kom [verdachte] met enige regelmaat tegen.
Proces-verbaal van bevindingen (doorzoeking) d.d. 6 oktober 2023 (pagina 124 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023, omstreeks 12:30 uur, werd voor een doorzoeking ter in beslagneming de woning binnengetreden aan de [adres] te [woonplaats] . Op de eerste verdieping troffen wij een zwarte schoudertas van het merk Monki.
Proces-verbaal van bevindingen (tas van aangeefster [slachtoffer 1] ) d.d. 13 oktober 2023 (pagina 143 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 6 oktober 2023 werd bij een doorzoeking ter inbeslagname, in de woning waar verdachte [verdachte] woont, een zwarte tas aangetroffen die precies aan de omschrijving van de weggenomen tas voldeed. Op 13 oktober 2023 sprak ik slachtoffer [ [slachtoffer 1] ]. Ik hoorde dat het slachtoffer zei dat het haar tasje was, dat ze de borstel die in de tas zat herkende. Ik hoorde dat het slachtoffer zei dat het ritsje aan de binnenzijde van haar tas niet helemaal goed was en liet zien dat dat bij het tasje wat ik haar had gegeven ook zo het geval was. Ook de kleur, grootte en merk kwamen helemaal overeen met haar tasje. Ik hoorde dat het slachtoffer zei dat het gewoon haar tasje was.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 25 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [13]
De risico’s van de geconstateerde letsels voor de algehele gezondheid van het
slachtoffer (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) waren nihil. Indien de letsels zijn veroorzaakt door steken met een rigide scherppuntig voorwerp (zoals een scherppuntige schaar, mes, etc), dan zijn de risico’s van de causale geweldshandeling echter aanzienlijk geweest.
ten aanzien van feit 4 primair:
Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 3 oktober 2023 (pagina 75 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 oktober 2023, tussen 00.05 uur en 00.30 uur, zat ik bij een vriendin achterop. Wij fietsten de [naam] op. Vervolgens komt er een voor mij onbekende man naast ons fietsen aan onze linkerzijde. Ik kan de man als volgt beschrijven: licht getint; zwart kort haar; baggy vest; wit met bordeauxrood, rits stond open. De rits liep niet tot onderaan het shirt; onder het vest droeg hij een grijs/blauwkleurig shirt met een ronde hals; onder het shirt droeg hij een ander shirt, deze had een donkere kleur; dakloos type; ongeveer 40, 50 jaar oud; de man zat op een fiets; ruimzittende, beige broek; lange kleding. [14] Terwijl ik mijn hoofd richting de man draaide, zag ik dat de man met zijn linkerhand een snelle beweging in mijn richting maakte. Ik zag dat de man hierbij naar voren en in mijn richting leunde. Terwijl de man zijn hand naar voren bewoog, zag ik dat hij iets in zijn had vasthield. Ik zag dat het een scherp grijskleurig voorwerp was. Ik vermoed dat het een stanleymes was. Terwijl ik naar achteren leunde, voelde ik dat de man mij in de beweging met het voorwerp raakt. Ik voelde direct een stekende pijn in mijn hals. [15]
Proces-verbaal van bevindingen (aantreffen fietsbel) d.d. 28 januari 2024 (pagina 264 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 oktober 2023 omstreeks 00:18 uur was ik als hondengeleider op de plaats delict waar een vrouw zou zijn neergestoken door een persoon. Ik zag dat het plaats delict zich aan de linkerzijde van de brug, gezien vanaf de [straat] , op het fietspad begaf. Ik zag dat er een fietsbel op grond lag. Ik heb vervolgens mijn diensthond uit de kennel gehaald. [16] Ik zag dat dat hij vervolgens bij de fietsbel ging zitten. Ik herken dit als een manier waarop mijn hond een voorwerp verwijst als hier recent menselijke lucht aan zit. Ik heb mijn bevindingen vervolgens gedeeld met een onbekend gebleven collega en gevraagd of de collega de fietsbel in beslag wilde nemen en veilig wilde stellen. [17]
Een kennisgeving van inbeslagneming, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [18]
Plaats: [straat] Utrecht
Beslagene: geen beslagene
Object: fiets
Goednummer: PL0900-2023302203-3230569
Bijzonderheden: fietsbel.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 11 januari 2024 (pagina 256 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
AAPD3119NL fietsbel [19]
AAPD3119NL#02
buitenkans van de schel van de fietsbel
DNA kan afkomstig zijn van:
minimaal twee personen:
-verdachte [verdachte]
-minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht:
-ongeveer 1 miljoen
-niet van toepassing
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, van 1 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [20]
De risico’s van de geconstateerde letsels voor de algehele gezondheid van het
slachtoffer [slachtoffer 2] waren nihil. Indien het letsel aan de linker zijde van het gelaat is veroorzaakt door steken met een rigide scherprandig voorwerp (zoals een mes), dan zijn de risico’s van de causale geweldshandeling echter aanzienlijk geweest.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
DaderschapDe rechtbank stelt vast dat de bewijsmiddelen op verschillende manieren naar verdachte leiden. In de eerste plaats is er door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) sporenonderzoek gedaan waarbij op de jas die [slachtoffer 3] aanhad tijdens het incident het DNA van verdachte is aangetroffen. Daarnaast is er tijdens een doorzoeking in de woning van de moeder van verdachte, waar verdachte ook wel verbleef, een schaar aangetroffen, die voldoet aan de omschrijving die [slachtoffer 3] daarvan heeft gegeven. Ook deze schaar is door het NFI onderzocht. Daarbij is er, naast het DNA van verdachte op het handvat, op één van de punten van de schaar het DNA van [slachtoffer 3] aangetroffen.
Op basis daarvan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] heeft aangevallen. Daarnaast is er op de kamer van verdachte een tas is aangetroffen die door [slachtoffer 1] is herkend als de tas die op 30 september 2023 van haar is afgenomen. In deze tas zat, op het moment van afnemen, onder andere een pinpas. De ochtend na het incident blijkt een poging te zijn gedaan om te pinnen met deze pinpas bij de Albert Heijn. Op de beelden van deze pintransactie wordt verdachte herkend door de wijkagent als degene die probeert te pinnen.
Er is door verdachte geen verklaring afgelegd over zijn betrokkenheid bij deze verdenkingen. Wel heeft hij aangegeven dat hij vaak op straat zoekt naar lege blikjes om in te leveren in ruil voor statiegeld en dat het goed mogelijk is dat hij daarbij de schaar en de tas heeft gevonden. De rechtbank gaat daar echter niet in mee. Zelfs áls verdachte de schaar met het DNA van [slachtoffer 3] én de tas van [slachtoffer 1] allebei zou hebben gevonden - wat al zeer toevallig zou zijn - verklaart dat nog niet dat zijn DNA op de jas van [slachtoffer 3] is aangetroffen. Om deze redenen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] heeft aangevallen.
Schakelbewijs
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat wanneer feit 4 afzonderlijk wordt bekeken, het dossier onvoldoende rechtstreeks bewijs bevat om tot de conclusie te kunnen komen dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Weliswaar plaatst de aangetroffen fietsbel met zijn DNA verdachte op de plaats delict, maar dat alleen bewijst nog niet dat hij degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft aangevallen. De rechtbank komt echter ook bij dit feit tot een bewezenverklaring en maakt daarbij gebruik van schakelbewijs. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het gebruik van, aan andere bewezen verklaarde soortgelijke, feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen, als ondersteunend bewijs (schakelbewijs) is toegelaten. [21] Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor de te bewijzen feiten voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
In dit geval stelt de rechtbank vast dat het gaat om drie vrijwel identieke incidenten met dezelfde specifieke
modus operandi: het gaat in alle gevallen om een nachtelijke aanval (zonder enige aanleiding) op een jonge vrouw, de aanvallen vonden op dezelfde manier plaats (door steeds met een scherp voorwerp onverhoeds te steken in de nabijheid van het hoofd of de hals van de slachtoffers), de opgegeven signalementen door de aangeefsters komen grotendeels overeen, de aanvallen hebben plaatsgevonden in het tijdsbestek van slechts één week én de aanvallen hebben allemaal plaatsvonden op de [straat] in Utrecht.
Bovenstaande maakt dat de genoemde bewijsmiddelen naar oordeel van de rechtbank over en weer als steunbewijs kunnen worden gebruikt, waarbij in het bijzonder geldt dat de bewijsmiddelen die zien op feit 1 en feit 2 worden betrokken bij het bewijs van feit 4. Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank wettig en overtuigend vast dat de drie aangeefsters zijn aangevallen door dezelfde dader en dat verdachte die dader is geweest.
Poging tot moord: partiële vrijspraak
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd. Daarbij dient allereerst te worden gekeken of hij gehandeld heeft met voorbedachten rade, een bestanddeel dat vereist is voor de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade vast moet komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. [22]
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er bij feit 1 sprake is geweest van voorbedachten rade, maar ziet, anders dan de officier van justitie, ook bij feit 2 en feit 4 te weinig aanknopingspunten om de conclusie te kunnen trekken dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank kan op basis van het dossier niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte met een vooropgezet plan de straat op is gegaan om de jonge vrouwen aan te vallen. Omdat een motief voor de aanvallen lijkt te ontbreken en gelet op de nog te bespreken psychische problematiek bij verdachte, valt niet uit te sluiten dat hij telkens in een soort opwelling heeft gehandeld. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord bij feit 1, feit 2 en feit 4.
Poging tot doodslag: bewezenverklaring
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag. Daarbij gaat het om de vraag of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf - in dit geval de dood van aangeefsters - en of verdachte daar ook opzet op heeft gehad. Verdachte heeft de feiten stelselmatig ontkend. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte de bedoeling had om de slachtoffers van het leven te beroven. Nu vol opzet niet kan worden bewezen, dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van de slachtoffers. Daarbij is het criterium of verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de aangeefsters als gevolg van zijn handelen zouden overlijden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dat heeft gedaan, om de volgende redenen.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Door de aangeefsters onverhoeds met een scherp voorwerp te steken in het (achter)hoofd (feit 1), de schouder/hals en het gezicht (feit 2) en in de hals (feit 4), heeft verdachte het leven van de aangeefsters in gevaar gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de hals zeer kwetsbare en vitale gedeeltes van het menselijk lichaam zijn.
Dat de kans op de dood aanzienlijk was, wordt bevestigd in de letselinterpretaties, waarin door een forensisch arts is vastgesteld dat de risico’s aanzienlijk zijn indien letsel aan het achterhoofd, nek, gezicht of schouder wordt veroorzaakt door het steken met een rigide puntig voorwerp, zoals een schaar. De rechtbank maakt daaruit op dat de onverhoedse aanvallen van verdachte op de aangeefsters heel anders hadden kunnen aflopen.
De gedragingen van verdachte waren naar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van de aangeefsters, dat het niet anders kan dan dat verdachte ook bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met het steken voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangeefsters. Daarmee komt de rechtbank onder feit 1, feit 2 en feit 4 tot een bewezenverklaring van poging tot doodslag.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1 primair:op 27 september 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, (met kracht) eenmaal met een schaar in het (achter)hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 2 primair:op 30 september 2023 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, met een scherp en puntig voorwerp in de schouder/hals van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken en (vervolgens) met een scherp en puntig voorwerp in de wang, van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 3:op 30 september 2023 te Utrecht, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (o.a. een bankpas en een ID-kaart en een rijbewijs en een OV-chipkaart die geheel aan [slachtoffer 2] , toebehoorde(n), door meermalen, met een scherp en puntig voorwerp in de schouder/hals van voornoemde [slachtoffer 2] te steken en (vervolgens) met een scherp en puntig voorwerp in de wang, van voornoemde [slachtoffer 2] te snijden en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "geef je tas";
ten aanzien van feit 4 primair:op 3 oktober 2023 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, met een scherp en puntig voorwerp in de hals van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 primair, feit 4 primair:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
ten aanzien van feit 2 primair, feit 3:
voortgezette handeling van poging tot doodslag en afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een bewezenverklaring niet de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel omdat er geen sprake is van een duidelijk geclassificeerde stoornis. Voor zover er al een stoornis aanwezig is geweest, is maar de vraag of die ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig was en of die heeft doorgewerkt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere pogingen tot doodslag, één van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft drie, schijnbaar volstrekt willekeurige jonge vrouwen vanuit het niets aangevallen en hen in hun hoofd, hals of schouder gestoken. Van enig motief is niet gebleken, wat deze aanvallen des te ongrijpbaarder en daarmee beangstigender maakt. De vrouwen hebben in hun slachtofferverklaringen op indringende wijze naar voren gebracht dat zij tot op de dag van vandaag last hebben van wat verdachte hen heeft aangedaan.
Naast het fysieke letsel dat de aangeefsters hadden en aangeefster [slachtoffer 2] nog altijd heeft (beschadigde zenuwen in het gezicht), kampen de aangeefsters nog steeds met angstgevoelens en zijn zij door toedoen van verdachte een fundamenteel gevoel van veiligheid kwijtgeraakt. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk. Daar komt nog bij dat verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Handelen dat niet alleen bij de slachtoffers voor heel veel angst heeft gezorgd, maar ook een grote maatschappelijke onrust heeft veroorzaakt in de hele stad.
Strafblad
De rechtbank heeft bij haar beslissing ook rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 maart 2024. Het strafblad van verdachte telt 28 pagina’s. Daarbij liep verdachte ook in twee proeftijden, maar hij had zich niet aan de daaraan verbonden voorwaarden gehouden, waardoor deze al voor de hiervoor bewezenverklaarde feiten retour waren gemeld door de Reclassering. Verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsfeiten.
Toerekenbaarheid
Er is over verdachte een Pro Justitia Rapportage opgemaakt op 21 juni 2024 door D. Harari (psychiater) en G.M. Jansen (GZ-psycholoog), deskundigen bij het Pieter Baan Centrum. Hoewel verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek, hebben de deskundigen wel kunnen vaststellen dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotische stoornis. Verdachte geeft al jarenlang uiting aan de waan dat de politiek een chip in hem heeft geplaatst om van hem een wapen te maken tegen onschuldige mensen. In het verleden is deze stoornis meermaals geclassificeerd als schizofrenie, maar de deskundigen sluiten niet uit dat deze stoornis beter als een waanstoornis geclassificeerd kan worden onder de DSM. Omdat de precieze classificatie onduidelijk is, is voor de DSM-restcategorie gekozen: een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. De precieze classificatie is volgens de deskundigen echter forensisch ook niet relevant: het gaat erom dat verdachte al jarenlang psychotisch is, waarbij sprake is van onder andere paranoïde wanen. Daarnaast wordt zijn sociaal en praktisch functioneren ingeschat op het niveau van zwakbegaafd of licht verstandelijk beperkt, heeft hij buiten detentie op verschillende levensgebieden grote problemen en is sprake van ernstige verslavingsproblematiek.
Volgens de deskundigen hebben de psychotische stoornis en de verslavingsproblematiek verdachte dermate beïnvloed in zijn functioneren, dat het ondenkbaar is dat die géén invloed hebben gehad op zijn handelen ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De deskundigen adviseren verdachte de ten laste gelegde feiten verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt dat advies over en is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten daarom
verminderdaan verdachte kunnen worden toegerekend. Er valt niet uit te sluiten dat verdachte in zijn handelen volledig is gedreven door deze stoornissen en verdachte dus ontoerekeningsvatbaar was. Dit is echter niet aannemelijk geworden, ook omdat verdachte tegenover de deskundigen niet heeft willen praten over de verdenkingen.
Rapportages
In de genoemde Pro Justitia Rapportage komt duidelijk naar voren dat verdachte een moeilijke jeugd heeft gehad, op jonge leeftijd aan de drugs is geraakt en strafbare feiten is gaan plegen. Het risico op herhaling van geweld (in welke vorm dan ook) wordt als hoog ingeschat. De deskundigen verwachten dat als verdachte onbehandeld vrij komt, hij onmiddellijk middelen zal gaan gebruiken om de stress (veroorzaakt door de spanningen die samenhangen met de wanen) te dempen. Dit zal mogelijk de wanen versterken, waardoor het risico op geweld mogelijk onmiddellijk stijgt. Daarnaast is het volgens de deskundigen extra risicovol dat verdachte niet goed te lezen en daardoor onvoorspelbaar is.
Er wordt geconcludeerd dat verdachte een langdurige en intensieve behandeling nodig heeft voor zijn psychotische stoornis en verslavingsproblematiek. Daarnaast is nadere diagnostiek nodig naar het kader van de psychotische stoornis, zijn intelligentie en zijn cognitief functioneren. De behandeling moet volgens de deskundigen in een gedwongen kader plaatsvinden omdat eerdere vrijwillige en voorwaardelijke behandelingen in een justitieel kader niet van de grond zijn gekomen. Reden hiervoor was dat verdachte voortijdig afhaakte vanwege zijn zucht naar middelen, het gebrek aan probleembesef en het gebrek aan motivatie voor abstinentie. Bij de geadviseerde behandeling is volgens de deskundigen ook een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk vanwege de ernst van de feiten, de ernst van de stoornis, de oninvoelbaarheid van verdachte en de onvoorspelbaarheid van zijn agressie.
Gelet op het voorgaande, komen de deskundigen tot de conclusie dat de behandeling die zij noodzakelijk achten alleen in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voldoende van de grond kan komen. De deskundigen adviseren daarom om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging
Op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht moet voldaan zijn aan een aantal vereisten voordat de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. De rechtbank stelt in dit geval vast dat aan deze voorwaarden is voldaan. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Anders dan de raadsman heeft bepleit, is er namelijk sprake van een gediagnosticeerde stoornis die valt onder de DSM. Hiernaast vallen de door verdachte gepleegde feiten onder artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eisen die maatregel. Gelet op de adviezen van de deskundigen, acht de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging in dit geval daarom passend en noodzakelijk. De rechtbank zal deze maatregel daarom opleggen.
Geen gemaximeerde terbeschikkingstelling
De maatregel wordt opgelegd omdat verdachte schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, te weten een poging doodslag, meermalen gepleegd. Dat betekent dat de duur van de terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is.
Strafoplegging
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat verdachte, naast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, ook een gevangenisstraf moet krijgen. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Deze straf is aanmerkelijk lager dat de strafeis van de officier van justitie. De belangrijkste reden hiervoor is dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet tot een bewezenverklaring komt voor de impliciet primair ten laste gelegde pogingen tot moord. Daarnaast ziet de rechtbank de psychische problematiek van verdachte als een zeer grote factor in het geheel. Er is zo onverklaarbaar en onnavolgbaar gehandeld, dat de rechtbank het belangrijk vindt dat verdachte sneller met de geadviseerde behandeling kan beginnen dan bij de strafeis van de officier van justitie het geval zou zijn.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 5.371,99 euro, bestaande uit 371,99 euro materiële schade, 5.000,00 euro immateriële schade en 48,89 euro proceskosten.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 6.974,81 euro, bestaande uit 1.974,81 euro materiële schade en 5.000,00 euro immateriële schade.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd en vordert een bedrag van 30.912,48 euro, bestaande uit 22.412,48 euro materiële schade en 8.500,00 euro immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen integraal kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat het immateriële gedeelte van de vorderingen moet worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en de hoogte ervan is door de verdediging niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de materiële schadeposten daarom integraal toewijzen, te weten een bedrag van 371,99 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij, voor zover hier van belang, ten gevolge van de strafbare feiten letsel hebben opgelopen of in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 3] als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Naast het letsel dat [slachtoffer 3] heeft opgelopen, brengen de aard en de ernst van de normschending (in dit geval een poging tot doodslag) en de gevolgen daarvan, naar het oordeel van de rechtbank mee dat er zonder meer sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de bedragen die zijn toegewezen in soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 3.000,00 euro billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten, die ook niet zijn weersproken, worden tot op dit moment begroot op 48,89 euro, eveneens vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 3.371,99 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 43 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en de hoogte ervan is door de verdediging niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de materiële schadeposten daarom integraal toewijzen, te weten een bedrag van 1.974,81 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien zij, voor zover hier van belang, ten gevolge van de strafbare feiten letsel hebben opgelopen en in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Naast het letsel dat [slachtoffer 1] heeft opgelopen, brengen de aard en de ernst van de normschending (in dit geval een poging tot doodslag) en de gevolgen daarvan, naar oordeel van de rechtbank mee dat er zonder meer sprake is van aantasting in ‘persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Gelet op de bedragen die zijn toegewezen in soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 3.000,00 euro billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 4.974,81 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 59 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 4 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De materiële schadeposten zijn voldoende onderbouwd en de hoogte ervan is door de verdediging niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor. De rechtbank zal de materiële schadeposten daarom integraal toewijzen, te weten een bedrag van 22.412,48 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien, voor zover hier van belang, zij ten gevolge van de strafbare feiten letsel hebben opgelopen of in hun persoon zijn aangetast. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. Als gevolg van de poging tot doodslag heeft [slachtoffer 2] lichamelijk en geestelijk letsel opgelopen, te weten onder meer een beschadiging van een zenuw in het gezicht en PTSS. Gelet op bedragen die zijn toegewezen in soortgelijke zaken is de rechtbank van oordeel dat een vergoeding van 6.000,00 euro billijk is. De rechtbank zal de vordering daarom tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Proceskostenveroordeling
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 28.412,48 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 177 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen omdat het - gelet op de geëiste gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging - niet opportuun is om daarnaast de voorwaardelijk opgelegde straffen nog ten uitvoer te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vorderingen geen standpunt ingenomen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging afwijzen. Met de officier van justitie acht de rechtbank het niet opportuun om naast de op te leggen gevangenisstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging nog deze eerder opgelegde voorwaardelijke straffen ten uitvoer te leggen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 55, 57, 289 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het als feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
vier jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Terbeschikkingstelling met dwangverpleging
- gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd;
- bepaalt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet op voorhand is gemaximeerd.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van 3.371,99 euro;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op 48,89 euro;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat 3.371,99 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 43 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van 4.974,81 euro;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat 4.974,81 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 59 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van 28.412,48 euro;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat 28.412,48 euro te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 177 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vorderingen tenuitvoerlegging (16.054151.21, 16.069807.21)
- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging met bovengenoemde parketnummers af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mr. I.G.C. Bij de Vaate en mr. T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 september 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, (met kracht) meermalen, althans eenmaal met een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek en/of in het (achter)hoofd, van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 27 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierende wond in
de nek en/of op het achterhoofd van voornoemde [slachtoffer 1] , heeft toegebracht door (met kracht) meermalen, althans eenmaal met een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek en/of in het (achter)hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te steken/snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 27 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) voornoemde [slachtoffer 1] aan haar haren heeft getrokken waardoor zij op de grond viel en/of met een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de nek en/of in het (achter)hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 27 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland met voorbedachten rade
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met kracht) voornoemde [slachtoffer 1] aan haar haren te trekken
waardoor zij op de grond viel en/of meermalen, althans eenmaal met een schaar, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp in de nek van voornoemde [slachtoffer 1] te steken/snijden;
2
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een schroevendraaier en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in/op de schouder/hals van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of (vervolgens) met een schroevendraaier en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de wang, althans het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 30 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierende snee op
de wang, althans in het gelaat van voornoemde [slachtoffer 2] en/of twee wonden op de schouder
van voornoemde [slachtoffer 2] , heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met een
schroevendraaier en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in/op de
schouder/hals van voornoemde [slachtoffer 2] te steken en/of (vervolgens) met een schroevendraaier
en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de wang, althans in het gezicht
van voornoemde [slachtoffer 2] te steken/snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 30 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal met een schroevendraaier en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in/op de schouder/hals van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of (vervolgens) met een schroevendraaier en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de wang, althans het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 30 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, met voorbedachten rade
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal met een schroevendraaier
en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in/op de schouder/hals van
voornoemde [slachtoffer 2] te steken en/of (vervolgens) met een schroevendraaier en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de wang, althans het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] te steken/snijden;
3
hij op of omstreeks 30 september 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of
bedreiging met geweld, [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud
(o.a. een bankpas en/of een ID-kaart en/of een rijbewijs en/of een OV-chipkaart), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
door meermalen, althans eenmaal met een schroevendraaier en/of een schaar, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp in/op de schouder/hals van voornoemde [slachtoffer 2] te steken
en/of (vervolgens) met een schroevendraaier en/of een schaar, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp in de wang, althans het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] te steken/snijden
en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toe te voegen: "geef je tas";
4
hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een (stanley)mes en/of een schaar, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp in de hals van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, aan [slachtoffer 3]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een ontsierende wond in
de hals van voornoemde [slachtoffer 3] heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal met een
(stanley)mes en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals van
voornoemde [slachtoffer 3] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal met een (stanley)mes en/of een schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 3 oktober 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, met voorbedachten rade
[slachtoffer 3] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal met een (stanley)mes en/of een
schaar, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hals van voornoemde [slachtoffer 3] te
steken ten gevolge waarvan zij ten val is gekomen.

Voetnoten

1.De benadeelde partijen worden in dit vonnis waar mogelijk bij hun tweede voornaam genoemd.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 oktober 2023 genummerd PL0900-231007.0840.15641 (deel I), 16 oktober 2023 genummerd PL0900-231016.0855.15641 (deel II), 13 december 2023 genummerd PL0900-231213.0827.15641 (deel III) en 29 maart 2024 genummerd PL0900-240223.1139.15641 (deel IIII), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 273. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.p. 11
4.p. 12.
5.Kennisgeving van inbeslagneming, PL0900-2023296277-3227927 ( los in het dossier opgenomen), p. 1.
6.p. 140.
7.Kennisgeving van inbeslagneming, PL0900-2023298867-3232315 (los in het dossier opgenomen), p. 1.
8.p. 252.
9.Letselrapportage 2023.10.06.129, 003 (los in het dossier opgenomen), p. 9.
10.p. 46.
11.p. 47.
12.p. 48.
13.Letselrapportage, 2023.10.06.129, 004 (los in het dossier opgenomen), p. 8.
14.p. 75
15.p. 76
16.p. 264.
17.p. 265.
18.Kennisgeving van inbeslagneming, PL0900-2023302203-3230569 (los in het dossier opgenomen), p. 1.
19.p. 261.
20.Letselrapportage, 2023.10.06.129, 005 (los in het dossier opgenomen), p. 8.