ECLI:NL:RBMNE:2024:5424

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
UTR 23/3532, UTR 23/4543, UTR 23/4544 en UTR 23/4794
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing van Wpg- en AVG-verzoeken en bezwaar tegen bestuurlijke rapportage

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de besluiten van de korpschef van politie, die zijn verzoeken op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) en de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) heeft afgewezen. Eiser verzocht om inzage in en correctie van gegevens die ten grondslag lagen aan een bestuurlijke rapportage van 23 mei 2023. De korpschef heeft de verzoeken afgewezen, met als argument dat de gegevens niet onjuist waren en dat er geen persoonsgegevens van eiser in de e-mails waren verwerkt. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze besluiten.

De rechtbank heeft de beroepen op 16 april 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van de korpschef aanwezig waren. Tijdens de zitting heeft eiser de rechter gewraakt, maar dit verzoek werd later ingetrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef op 5 april 2024 zijn besluiten heeft herzien, waarbij hij eiser alsnog inzage heeft gegeven in bepaalde stukken. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gegevens in de bestuurlijke rapportage onjuist zijn en dat zijn verzoeken om correctie en inzage ongegrond zijn.

De rechtbank heeft de beroepen van eiser tegen de besluiten van de korpschef ongegrond verklaard en de korpschef opgedragen het griffierecht aan eiser te vergoeden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het bezwaar tegen de feitelijke verstrekking van de bestuurlijke rapportage niet ontvankelijk is, omdat dit geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is. De rechtbank heeft de zaak openbaar uitgesproken op 17 september 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/3532, UTR 23/4543, UTR 23/4544 en UTR 23/4794

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2024 in de zaken tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
de korpschef van politie, namens deze, de politiechef van eenheid Midden-Nederland
(gemachtigden: mr. P.G.M. van der Voorn en mr. T. Gillhaus).

Inleiding

Op 27 mei 2023 heeft eiser op grond van artikel 25 en artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg), en zo nodig op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), verzoeken ingediend bij de korpschef.
Eiser vraagt op grond van de Wpg om inzage, dan wel afschriften van de mutaties van de politie die ten grondslag liggen aan een bestuurlijke rapportage van 23 mei 2023. Ook vraagt hij om (delen van) deze bestuurlijke rapportage te wijzigen. Verder vraagt eiser op grond van de AVG om inzage of afschriften van e-mailberichten tussen de korpschef en de gemeente Amersfoort over de totstandkoming van de bestuurlijke rapportage van 23 mei 2023. Eiser maakt tot slot bezwaar tegen het verstrekken van deze bestuurlijke rapportage aan de burgemeester van de gemeente Amersfoort.
De korpschef heeft de Wpg-verzoeken bij besluiten van 23 juni 2023 (UTR 23/2532) en 26 juni 2023 (UTR 23/4543) afgewezen. Bij besluit van 14 september 2023 (UTR 23/4794) wijst de korpschef het AVG verzoek af omdat er in de betreffende e-mails geen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt. Bij besluit van 3 juli 2023 (UTR 23/4544) heeft de korpschef het bezwaar tegen het feitelijk verstrekken van een bestuurlijke rapportage aan de burgemeester van Amersfoort niet ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten.
De korpschef heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Op 5 april 2024 heeft de korpschef aan de rechtbank laten weten dat hij het besluit van 26 juni 2023 (UTR 23/4543) intrekt. De korpschef vervangt dit besluit door een herzien besluit van 4 april 2024. Daarin is besloten om het Wpg-verzoek van eiser alsnog toe te wijzen, in die zin dat hij inzage kan krijgen op het politiebureau in de stukken die hij niet al eerder heeft ingezien.
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ziet het beroep van rechtswege ook op het herziene besluit.
Op 5 april 2024 heeft de korpschef aan de rechtbank laten weten dat hij het besluit van 14 september 2023 (UTR 23/4794) intrekt. De korpschef vervangt dit besluit door een herzien besluit van 4 april 2024. Daarin is besloten om het AVG-verzoek van eiser alsnog deels toe te wijzen, in die zin dat hij inzage krijgt in zijn persoonsgegevens die zijn verwerkt in de e-mailwisseling over de totstandkoming van de bestuurlijke rapportage van 23 mei 2023.
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ziet het beroep van rechtswege ook op het herziene besluit.
De rechtbank heeft de beroepen van eiser tegen de bestreden besluiten van de korpschef op 16 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de korpschef.
Op de zitting heeft eiser de rechter gewraakt. De rechter heeft de behandeling van de zitting geschorst tot dat er door de wrakingskamer op het wrakingsverzoek zou zijn beslist.
Op 19 april 2024 heeft eiser zijn wrakingsverzoek ingetrokken.
Op 23 augustus 2024 heeft de korpschef in de zaak UTR 23/4543 stukken aan de rechtbank toegezonden met een beroep op artikel 8:29 van de Awb.
De rechtbank heeft de beroepen van eiser tegen de bestreden besluiten van de korpschef op 3 september 2024 op een nadere zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de korpschef.

Beoordeling door de rechtbank

De Wpg-verzoeken
UTR 23/3532 – het correctieverzoek
15. Eiser stelt dat veel informatie uit de bestuurlijke rapportage van 23 mei 2023 niet klopt en feitelijk onjuist is. Hij verzoekt om die delen te corrigeren dan wel aan te vullen.
15. Het correctierecht van artikel 28 van de Wpg beperkt zich tot gegevens die feitelijke onjuistheden bevatten. Het correctierecht is niet bedoeld om gegevens, bestaande uit indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover het verzoek van eiser betrekking heeft op feiten, is het aan hem om aannemelijk te maken dat de feiten onjuist zijn.
17. De rechtbank is met de korpschef van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de politiegegevens van eiser in de bestuurlijke rapportage waarvan eiser wijziging verzoekt onjuist zijn. Voor zover zijn verzoek ziet op de onderliggende registratie van een incident op 30 september 2020, wijst de rechtbank er op dat dat daarover al op 15 juli 2022 uitspraak is gedaan. [1] Eiser heeft geen nieuwe informatie aangedragen op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat deze registratie onjuist is. Zijn eigen verklaringen over wat er rond bepaalde incidenten zou zijn gebeurd, heeft de korpschef verder onvoldoende mogen vinden om die delen van de bestuurlijke rapportage te corrigeren. Voor zover eiser stelt dat de registraties van incidenten zoals weergegeven in de bestuurlijke rapportage op onderdelen onvolledig zijn, en hij dus vraagt om aanvulling van de feiten en omstandigheden van die incidenten, heeft de korpschef daar geen gehoor aan hoeven te geven. Deze punten van de bestuurlijke rapportage betreffen namelijk een observatie van een politieagent en een suggestie van de korpschef aan de burgemeester om een bepaalde strategie in te zetten en komen daarom niet voor correctie of aanvulling op grond van artikel 28 van de Wpg in aanmerking. De korpschef heeft op de zitting nog gezegd dat het voor eiser wel mogelijk om zijn visie op de gebeurtenissen op papier te zetten, en dat dat document dan op zijn verzoek aan het dossier kan worden toegevoegd. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Het beroep is ongegrond.
UTR 23/4543 – het inzageverzoek
18. Eiser heeft op de zitting geen toestemming gegeven aan de rechtbank om de vertrouwelijk overgelegde stukken bij de beoordeling van het beroep te betrekken.
18. Voor zover het beroep ziet op het besluit van 26 juni 2023 heeft eiser daar geen belang meer bij, omdat dat besluit is vervangen door het besluit van 4 april 2024. Het beroep gericht tegen het besluit van 26 juni 2023 is daarom niet-ontvankelijk.
18. De korpschef moet aan eiser het griffierecht vergoeden omdat hij het bestreden besluit hangende beroep heeft vervangen door het wijzigingsbesluit van 4 april 2024. Eiser heeft daartegen dus terecht beroep ingesteld. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser andere kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
18. Het beroep tegen het wijzigingsbesluit van 4 april 2024 is ongegrond. De korpschef geeft eiser alsnog de mogelijkheid om op het politiebureau in Utrecht inzage te krijgen in de mutaties die ten grondslag liggen aan de bestuurlijke rapportage van 23 mei 2023. Dit met uitzondering van de stukken die eiser al eerder heeft ingezien. Eiser kan daarvoor een afspraak maken.
18. Eiser heeft tijdens de zittingen gezegd dat hij niet van plan is om in te gaan op dit aanbod, of in ieder geval dat hij sterke aarzelingen heeft om dat aanbod te accepteren. Eiser zegt dat hij geen vertrouwen meer heeft in het ordelijk verloop van een dergelijk inzagemoment en baseert dat op eerdere ervaringen. Dat maakt op zichzelf echter niet dat het besluit onrechtmatig is. Eiser mag van de korpschef de stukken inzien, en als hij daar geen gebruik van wenst te maken dan is dat zijn eigen keuze om geen gebruik te maken van zijn recht op inzage. Op de zitting heeft de rechtbank met partijen besproken wat de ‘spelregels’ zijn van een dergelijk inzagemoment. Vaststaat dat eiser recht heeft op inzage van de mutaties. Hij mag tijdens de inzage aantekeningen maken, maar de stukken mogen niet worden overgeschreven. Ook mogen er geen fotokopieën (foto’s of filmopnamen) van worden gemaakt en mogen de stukken niet worden meegenomen. Tot slot mag eiser geen inhoudelijke vragen stellen over de stukken. De korpschef heeft er terecht op gewezen dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) deze werkwijze akkoord heeft bevonden. [2] Eiser kan ter plekke (schriftelijk) een correctieverzoek doen of na afloop. De rechtbank heeft van de korpschef onder geheimhouding afschriften gekregen van de mutaties die eiser mag komen inzien. Verweerder heeft op de zitting aangegeven dat het om 15 pagina’s gaat. Omdat de rechtbank van eiser geen toestemming heeft gekregen om de stukken in te zien kan de rechtbank de stelling van eiser dat dit ongeloofwaardig is niet controleren. Dat komt voor rekening en risico van eiser. De beroepsgronden slagen niet.

Het AVG-verzoek (UTR 23/4794)

24. Voor zover het beroep ziet op het besluit van 14 september 2023 heeft eiser daar geen belang meer bij, omdat dat besluit is vervangen door het besluit van 4 april 2024. Het beroep gericht tegen het besluit van 14 september 2023 is daarom niet-ontvankelijk.
24. De korpschef moet aan eiser het griffierecht vergoeden omdat hij het bestreden besluit hangende beroep heeft vervangen door het wijzigingsbesluit van 4 april 2024. Eiser heeft daartegen dus terecht beroep ingesteld. Het is de rechtbank niet gebleken dat eiser andere kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
24. Het beroep tegen het wijzigingsbesluit besluit van 4 april 2024 is ongegrond. De korpschef heeft op grond van de AVG een overzicht verstrekt van de persoonsgegevens van eiser die zijn verwerkt in een e-mailwisseling tussen de burgemeester en de politie over de bestuurlijke rapportage. Daarmee heeft eiser inzage gekregen in welke persoonsgegevens van hem zijn verwerkt zijn en met welk doel. Op de zitting heeft eiser verder verklaard dat hij in het bezit is van kopieën van de aangiften die hij heeft gedaan. Omdat eiser daar zelf al over beschikt heeft de korpschef daar geen inzage in hoeven te geven.
24. Het beroep is ongegrond.
Het bezwaar tegen de feitelijke verstrekking van de bestuurlijke rapportage (UTR 23/4544)
24. De rechtbank is van oordeel dat de korpschef het bezwaar niet ontvankelijk heeft mogen verklaren omdat de feitelijke verstrekking van de bestuurlijke rapportage aan een ander bestuursorgaan geen besluit is in de zin van de Awb, maar een feitelijke handeling. Tegen die verstrekking staat daarom geen (bestuursrechtelijk) rechtsmiddel open. De korpschef is gelet op artikel 16, eerste lid, sub b, onderdeel 2, van de Wpg, bovendien bevoegd om informatie aan de burgemeester te verstrekken in het kader van de handhaving van de openbare orde. De vraag of de burgemeester in het vervolgtraject deze bestuurlijke rapportage ten onrechte aan derden heeft gegeven, valt buiten de omvang van deze zaak.
24. Het beroep is ongegrond.
De overige verzoeken van eiser
30. Eiser heeft de rechtbank verzocht om de korpschef te verplichten om de processen-verbaal en de AVG-stukken aan hem te verstrekken en om zijn contactpersoon voor het doen van aangifte op te heffen, op straffe van een dwangsom. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe omdat de korpschef op grond van het voorgaande niet verplicht is om de betreffende stukken (in kopie) aan eiser te verstrekken. Voor zover het verzoek ziet op de contactpersoon van eiser, valt het verzoek buiten de reikwijdte van deze zaken.
30. Het verzoek van eiser om een onafhankelijke derde aan te stellen om te bezien welke informatie er over eiser in de politiesystemen staat wijst de rechtbank ook af. Hiervoor bestaat namelijk geen juridische grondslag.

Beslissing

UTR 23/3532
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
UTR 23/4543
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 26 juni 2023 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het wijzigingsbesluit van 4 april 2024 ongegrond;
- draagt de korpschef op om het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
UTR 23/4794
De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 14 september 2023 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het wijzigingsbesluit van 4 april 2024 ongegrond;
- draagt de korpschef op om het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
UTR 23/4544
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2024 door
mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie onder andere de uitspraak van de Afdeling van 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2964.