ECLI:NL:RBMNE:2022:3158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
8 augustus 2022
Zaaknummer
UTR 21/3916
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van politiegegevens op grond van artikel 28 Wpg afgewezen

In deze zaak heeft eiser op 26 augustus 2021 een verzoek ingediend bij de korpschef van politie tot wijziging van politiegegevens, gebaseerd op artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg). Eiser betwistte de inhoud van de registratie die aangaf dat vier politiemedewerkers naar zijn woning waren gegaan in verband met een melding van bedreiging, en stelde dat er ten onrechte was vermeld dat er geen getuigen aanwezig waren. De korpschef heeft het verzoek op 10 september 2021 afgewezen, met de argumentatie dat de registratie correct was en dat de politiemedewerkers hun bevindingen naar behoren hadden vastgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 15 juli 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de registratie feitelijke onjuistheden bevatte. De rechtbank stelde vast dat de registratie van de melding van de bedreiging in de woning correct was en dat de afwezigheid van getuigen in de woning ook niet onjuist was. Eiser had weliswaar een geluidsopname overgelegd, maar deze ondersteunde niet zijn stelling dat het voorval zich buiten de woning had afgespeeld. De rechtbank concludeerde dat het verzoek van eiser tot wijziging van de politiegegevens terecht was afgewezen door de korpschef.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en besliste dat eiser geen griffierecht terugkreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: S. Maas).

Inleiding en procesverloop

1. Eiser heeft op 26 augustus 2021 een verzoek ingediend bij verweerder tot wijziging van politiegegevens met kenmerk PL0900-2020318879 op grond van artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg). In de registratie wordt weergegeven dat vier politiemedewerkers naar de woning van eiser zijn gegaan in verband met een melding van bedreiging. Volgens eiser wordt in de registratie ten onrechte weergegeven dat er geen getuigen aanwezig waren en dat het voorval in de woning heeft plaatsgevonden.
2. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 10 september 2021 het verzoek van eiser afgewezen. Volgens verweerder hebben de politiemedewerkers hun bevindingen gemuteerd. Zij hebben meerdere mensen op straat gesproken en deze hadden niet gezien wat er in de woning was gebeurd. De registratie is volgens verweerder niet onjuist. Dat de politiemedewerkers meer hadden moeten doen en sneller hadden moeten optreden volgens eiser, valt buiten de reikwijdte van een verzoek om toepassing van artikel 28 van de Wpg, aldus verweerder. De gegevens in de registratie zijn volgens verweerder overeenkomstig artikel 3 van de Wpg rechtmatig verkregen en verwerkt. Volgens verweerder is niet gebleken dat de gegevens feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift zijn verwerkt.
3. Eiser heeft vervolgens tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

4. Tegen een besluit dat is genomen op grond van artikel 28 van de Wpg, zoals hier het geval, staat rechtstreeks beroep open bij de rechtbank. Dit staat in bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat het voorval zich in de woning heeft afgespeeld. Het voorval heeft zich volgens eiser op straat voorgedaan en er waren ook getuigen aanwezig. Verweerder stelt volgens eiser dan ook ten onrechte dat er geen getuigen aanwezig waren en eiser verzoekt om wijziging van de politiegegevens in dat er wel getuigen aanwezig waren, zodat deze getuigen gehoord kunnen worden. De registratie zonder gevolg is dus ook onjuist volgens eiser. Het wijzigen van de registratie is volgens eiser in het belang van het strafrechtelijk onderzoek tegen zijn huisgenoot die hem heeft uitgescholden en hem heeft bedreigd met een gummiknuppel. Volgens eiser was er een medewerker van de Albert Heijn aanwezig en stond er ook een buurvrouw van nummer [nummer] voor het raam. Eiser heeft van dit voorval een geluidsopname overgelegd. Verder voert eiser aan dat uit het standpunt van de politie dat de mutatie van de politie rechtmatig is opgemaakt volgt dat de politie willens en wetens een onderzoek van eiser frustreert. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat verweerder het doen van aangifte door eiser frustreert. Als er goed was gemuteerd, dan hadden de juiste personen op zijn aanwijzing kunnen worden gehoord. Eiser eist een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van
€ 30.000,- voor het niet wijzigen/verbeteren van de mutatie. Op 19 augustus 2021 heeft eiser een lijst gekregen van politiemutaties die er van hem zijn, maar die lijst is onvolledig en daarin wordt eiser vele malen door verweerder uitgemaakt voor een verward persoon, hetgeen hij bestrijdt.

Verzoek geheimhouding artikel 8:29 van de Awb

6. Verweerder heeft zeven stukken overgelegd, waarbij verweerder voor twee stukken heeft verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Awb. Die twee stukken betreffen een tweetal mutatierapporten met registratienummer PL0900-2020318879-1 van 30 september 2020 en een mutatierapport met registratienummer PL0900-2021013425 van 25 augustus 2021. Eiser heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het verzoek van verweerder niet ziet op geheimhouding zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Awb, maar op bezwaar tegen afgifte van die stukken aan eiser. Volgens eiser is artikel 8:29 van de Awb hier echter niet voor bedoeld.
7. De rechtbank heeft op 2 juni 2022 geoordeeld dat in het onderhavige geval eiser terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Awb omdat het verweerder niet gaat om geheimhouding of beperkte kennisname van de stukken. Verweerder vindt dat eiser wel recht heeft om kennis te nemen van de inhoud van de stukken, maar dat hij deze stukken niet dient te ontvangen omdat de stukken politiemutaties bevatten waarin politiegegevens worden verwerkt. Verweerder heeft verzocht om in afwijking van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:39, eerste lid, van de Awb de stukken niet aan eiser toe te zenden. De rechtbank onderkent het belang dat verweerder heeft bij het niet verstrekken van de stukken, waarin politiegegevens zijn neergelegd en heeft geoordeeld dat het verzoek van verweerder gedeeltelijk wordt toegewezen en eiser enkel door middel van inzage kennis mag nemen van de mutatierapporten met registratienummer PL0900-2020318879-1 en PL0900-2021013425 met subnummer -1.
8. Voorafgaand aan de zitting zijn met beide partijen afspraken gemaakt zodat eiser door middel van inzage, kennis kan nemen van de stukken. Verweerder heeft vervolgens op 29 juni 2022 een gelakte versie van het mutatierapport met registratienummer PL0900-2020318879-1 overgelegd en zich op het standpunt gesteld dat de gelakte versie abusievelijk niet tegelijkertijd met de ongelakte versie is overgelegd. Volgens verweerder bevat het mutatierapport persoonsgegevens van de huisgenoot van eiser en komt aan eiser niet het recht toe om van deze gegevens kennis te nemen. Als eiser kennis zou nemen van deze stukken is er namelijk sprake van een datalek, aldus verweerder.
9. De rechtbank beschouwt het verzoek van verweerder om de gelakte versie toe te voegen aan het dossier, anders dan bij e-mail van 29 juni 2022 is gecommuniceerd, niet als een nieuw verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Awb. Verweerder heeft namelijk ter zitting verduidelijkt dat de gelakte versie van het mutatierapport per abuis niet is overgelegd bij zijn eerdere verzoek om geheimhouding. Verweerder wil hiermee een eerder gemaakte fout herstellen door de gelakte versie alsnog in het dossier toe te voegen en heeft niet bedoeld een nieuw verzoek om geheimhouding in te dienen. De rechtbank overweegt dat de gelakte versie hetzelfde stuk betreft als het ongelakte stuk dat eerder is overgelegd. De rechtbank zal zich hier daarom niet over uitlaten nu reeds een beslissing is genomen op deze stukken op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb.
Afbakening omvang van het geding
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat de lijst met politiemutaties van 19 augustus 2021 onvolledig is en onjuist, overweegt de rechtbank dat dit buiten de omvang van het geding valt. De omvang van het geding wordt namelijk bepaald door het verzoek van eiser. De rechtbank zal hier dan ook niet verder op ingaan. De rechtbank stelt ook vast dat hetzelfde geldt voor de brief van eiser van 8 november 2021 met bijlagen.
Inhoudelijke beoordeling van de toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Wpg
11. Ter beoordeling ligt voor of de mutatie met registratienummer PL0900-2020318879-1 onjuist is omdat al dan niet ten onrechte is vermeld dat het voorval zich op 30 september 2020 in de woning heeft afgespeeld in plaats van buiten. Ook ligt ter beoordeling of daarin ten onrechte is vermeld dat er geen getuigen aanwezig waren.
12. De rechtbank stelt voorop dat eiser een verzoek heeft gedaan om wijziging van gegevens met toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Wpg. Dat artikel biedt, kort samengevat, de mogelijkheid om te verzoeken dat politiegegevens die over de betreffende persoon gaan, verbeterd of gewijzigd, daarbij rekening houdend met het doel van de verwerking daarvan, dan wel aangevuld worden. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [1] is op grond van artikel 28, eerste lid van de Wpg correctie van de gegevens alleen mogelijk wanneer de gegevens feitelijke onjuistheden bevatten. Het correctierecht is niet bedoeld om gegevens, bestaande uit indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover het verzoek van betrokkene betrekking heeft op feiten, is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat de feiten onjuist zijn.
13. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registraties waarvan eiser wijziging verzoekt onjuist zijn. Uit het door eiser overgelegde geluidsfragment volgt dat eiser een melding heeft gedaan van een bedreiging door zijn huisgenoot, waarna hij buiten is gaan staan. De conclusie van de meldkamermedewerker was - zoals volgt uit het geluidsfragment - dat de bedreiging zich heeft afgespeeld in de woning en dat is vervolgens ook op die manier geregistreerd. Dit betreft dus een registratie van een conclusie en die kan niet met toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Wpg worden gewijzigd. De rechtbank overweegt verder dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registraties van de feiten ‘bedreiging in de woning en geen getuigen’ op zichzelf onjuist zijn. De rechtbank merkt op dat, gelet op de aangifte en hetgeen te horen is op de achtergrond van het geluidsfragment, er ook buiten de woning - na de gestelde bedreiging - zich mogelijk nog het een en ander heeft voorgedaan. Dat betekent alleen niet dat de registratie van wat zich in de woning heeft voorgedaan onjuist is. Temeer daar eiser ook tijdens het geluidsfragment geen melding doet van wat zich volgens hem buiten de woning afspeelt. Dat er buiten volgens eiser wel getuigen aanwezig waren van wat zich daar heeft afgespeeld, maakt de registratie dat er geen getuigen waren van het voorval in de woning ook niet onjuist. Dit betekent hooguit dat het onderzoek van verweerder naar aanleiding van de aangifte waarin eiser wel melding maakt van wat zich buiten de woning heeft afgespeeld en waarvan hij als bewijs het geluidsfragment heeft overgelegd, mogelijk niet volledig is, maar dit betekent niet dat de registraties van de melding over het voorval in de woning en dat daar geen getuigen bij aanwezig waren, onjuist zijn. Verweerder heeft dus niet hoeven overgaan tot wijziging van deze registraties.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat wat meer of anders is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Dat betekent dat verweerder het verzoek van eiser tot wijziging van politiegegevens heeft mogen afwijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2022.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heeft een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 maart 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:807).