Beoordeling door de rechtbank
4. Tegen een besluit dat is genomen op grond van artikel 28 van de Wpg, zoals hier het geval, staat rechtstreeks beroep open bij de rechtbank. Dit staat in bijlage 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat de rechtbank bevoegd is om op het beroep van eiser te beslissen.
5. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat het voorval zich in de woning heeft afgespeeld. Het voorval heeft zich volgens eiser op straat voorgedaan en er waren ook getuigen aanwezig. Verweerder stelt volgens eiser dan ook ten onrechte dat er geen getuigen aanwezig waren en eiser verzoekt om wijziging van de politiegegevens in dat er wel getuigen aanwezig waren, zodat deze getuigen gehoord kunnen worden. De registratie zonder gevolg is dus ook onjuist volgens eiser. Het wijzigen van de registratie is volgens eiser in het belang van het strafrechtelijk onderzoek tegen zijn huisgenoot die hem heeft uitgescholden en hem heeft bedreigd met een gummiknuppel. Volgens eiser was er een medewerker van de Albert Heijn aanwezig en stond er ook een buurvrouw van nummer [nummer] voor het raam. Eiser heeft van dit voorval een geluidsopname overgelegd. Verder voert eiser aan dat uit het standpunt van de politie dat de mutatie van de politie rechtmatig is opgemaakt volgt dat de politie willens en wetens een onderzoek van eiser frustreert. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat verweerder het doen van aangifte door eiser frustreert. Als er goed was gemuteerd, dan hadden de juiste personen op zijn aanwijzing kunnen worden gehoord. Eiser eist een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van
€ 30.000,- voor het niet wijzigen/verbeteren van de mutatie. Op 19 augustus 2021 heeft eiser een lijst gekregen van politiemutaties die er van hem zijn, maar die lijst is onvolledig en daarin wordt eiser vele malen door verweerder uitgemaakt voor een verward persoon, hetgeen hij bestrijdt.
Verzoek geheimhouding artikel 8:29 van de Awb
6. Verweerder heeft zeven stukken overgelegd, waarbij verweerder voor twee stukken heeft verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Awb. Die twee stukken betreffen een tweetal mutatierapporten met registratienummer PL0900-2020318879-1 van 30 september 2020 en een mutatierapport met registratienummer PL0900-2021013425 van 25 augustus 2021. Eiser heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat het verzoek van verweerder niet ziet op geheimhouding zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Awb, maar op bezwaar tegen afgifte van die stukken aan eiser. Volgens eiser is artikel 8:29 van de Awb hier echter niet voor bedoeld.
7. De rechtbank heeft op 2 juni 2022 geoordeeld dat in het onderhavige geval eiser terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 8:29 van de Awb omdat het verweerder niet gaat om geheimhouding of beperkte kennisname van de stukken. Verweerder vindt dat eiser wel recht heeft om kennis te nemen van de inhoud van de stukken, maar dat hij deze stukken niet dient te ontvangen omdat de stukken politiemutaties bevatten waarin politiegegevens worden verwerkt. Verweerder heeft verzocht om in afwijking van artikel 8:42, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:39, eerste lid, van de Awb de stukken niet aan eiser toe te zenden. De rechtbank onderkent het belang dat verweerder heeft bij het niet verstrekken van de stukken, waarin politiegegevens zijn neergelegd en heeft geoordeeld dat het verzoek van verweerder gedeeltelijk wordt toegewezen en eiser enkel door middel van inzage kennis mag nemen van de mutatierapporten met registratienummer PL0900-2020318879-1 en PL0900-2021013425 met subnummer -1.
8. Voorafgaand aan de zitting zijn met beide partijen afspraken gemaakt zodat eiser door middel van inzage, kennis kan nemen van de stukken. Verweerder heeft vervolgens op 29 juni 2022 een gelakte versie van het mutatierapport met registratienummer PL0900-2020318879-1 overgelegd en zich op het standpunt gesteld dat de gelakte versie abusievelijk niet tegelijkertijd met de ongelakte versie is overgelegd. Volgens verweerder bevat het mutatierapport persoonsgegevens van de huisgenoot van eiser en komt aan eiser niet het recht toe om van deze gegevens kennis te nemen. Als eiser kennis zou nemen van deze stukken is er namelijk sprake van een datalek, aldus verweerder.
9. De rechtbank beschouwt het verzoek van verweerder om de gelakte versie toe te voegen aan het dossier, anders dan bij e-mail van 29 juni 2022 is gecommuniceerd, niet als een nieuw verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Awb. Verweerder heeft namelijk ter zitting verduidelijkt dat de gelakte versie van het mutatierapport per abuis niet is overgelegd bij zijn eerdere verzoek om geheimhouding. Verweerder wil hiermee een eerder gemaakte fout herstellen door de gelakte versie alsnog in het dossier toe te voegen en heeft niet bedoeld een nieuw verzoek om geheimhouding in te dienen. De rechtbank overweegt dat de gelakte versie hetzelfde stuk betreft als het ongelakte stuk dat eerder is overgelegd. De rechtbank zal zich hier daarom niet over uitlaten nu reeds een beslissing is genomen op deze stukken op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb.
Afbakening omvang van het geding
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat de lijst met politiemutaties van 19 augustus 2021 onvolledig is en onjuist, overweegt de rechtbank dat dit buiten de omvang van het geding valt. De omvang van het geding wordt namelijk bepaald door het verzoek van eiser. De rechtbank zal hier dan ook niet verder op ingaan. De rechtbank stelt ook vast dat hetzelfde geldt voor de brief van eiser van 8 november 2021 met bijlagen.
Inhoudelijke beoordeling van de toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Wpg
11. Ter beoordeling ligt voor of de mutatie met registratienummer PL0900-2020318879-1 onjuist is omdat al dan niet ten onrechte is vermeld dat het voorval zich op 30 september 2020 in de woning heeft afgespeeld in plaats van buiten. Ook ligt ter beoordeling of daarin ten onrechte is vermeld dat er geen getuigen aanwezig waren.
12. De rechtbank stelt voorop dat eiser een verzoek heeft gedaan om wijziging van gegevens met toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Wpg. Dat artikel biedt, kort samengevat, de mogelijkheid om te verzoeken dat politiegegevens die over de betreffende persoon gaan, verbeterd of gewijzigd, daarbij rekening houdend met het doel van de verwerking daarvan, dan wel aangevuld worden. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)is op grond van artikel 28, eerste lid van de Wpg correctie van de gegevens alleen mogelijk wanneer de gegevens feitelijke onjuistheden bevatten. Het correctierecht is niet bedoeld om gegevens, bestaande uit indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. Voor zover het verzoek van betrokkene betrekking heeft op feiten, is het aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat de feiten onjuist zijn.
13. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registraties waarvan eiser wijziging verzoekt onjuist zijn. Uit het door eiser overgelegde geluidsfragment volgt dat eiser een melding heeft gedaan van een bedreiging door zijn huisgenoot, waarna hij buiten is gaan staan. De conclusie van de meldkamermedewerker was - zoals volgt uit het geluidsfragment - dat de bedreiging zich heeft afgespeeld in de woning en dat is vervolgens ook op die manier geregistreerd. Dit betreft dus een registratie van een conclusie en die kan niet met toepassing van artikel 28, eerste lid, van de Wpg worden gewijzigd. De rechtbank overweegt verder dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registraties van de feiten ‘bedreiging in de woning en geen getuigen’ op zichzelf onjuist zijn. De rechtbank merkt op dat, gelet op de aangifte en hetgeen te horen is op de achtergrond van het geluidsfragment, er ook buiten de woning - na de gestelde bedreiging - zich mogelijk nog het een en ander heeft voorgedaan. Dat betekent alleen niet dat de registratie van wat zich in de woning heeft voorgedaan onjuist is. Temeer daar eiser ook tijdens het geluidsfragment geen melding doet van wat zich volgens hem buiten de woning afspeelt. Dat er buiten volgens eiser wel getuigen aanwezig waren van wat zich daar heeft afgespeeld, maakt de registratie dat er geen getuigen waren van het voorval in de woning ook niet onjuist. Dit betekent hooguit dat het onderzoek van verweerder naar aanleiding van de aangifte waarin eiser wel melding maakt van wat zich buiten de woning heeft afgespeeld en waarvan hij als bewijs het geluidsfragment heeft overgelegd, mogelijk niet volledig is, maar dit betekent niet dat de registraties van de melding over het voorval in de woning en dat daar geen getuigen bij aanwezig waren, onjuist zijn. Verweerder heeft dus niet hoeven overgaan tot wijziging van deze registraties.