In deze zaak vordert eiser nakoming van een afspraak met gedaagde sub 1, waarin hij recht heeft op 8% over de bruto marge van verkochte COVID-19 testen. Eiser heeft in een incident op basis van artikel 843a Rv inzage en afschrift gevorderd van in- en verkoopcijfers om zijn vordering te onderbouwen. Gedaagde betwist de rechtsbetrekking en het rechtmatig belang van eiser bij inzage. De rechtbank oordeelt dat er wel degelijk een samenwerking tot stand is gekomen tussen eiser en gedaagde sub 1, en wijst de inzagevordering gedeeltelijk toe. De hoofdzaak wordt aangehouden totdat aan eiser inzage is verleend. De rechtbank stelt dat eiser recht heeft op 8% over de bruto marge, maar alleen voor transacties waarbij hij betrokken is geweest. De rechtbank oordeelt dat eiser geen recht heeft op inzage voor transacties waarbij hij niet betrokken was, maar dat hij wel recht heeft op inzage in de transacties met specifieke klanten die voortkomen uit zijn netwerk. De rechtbank legt een dwangsom op voor het niet voldoen aan de inzageverplichting en compenseert de proceskosten in het incident. De hoofdzaak wordt verwezen naar de parkeerrol voor verdere behandeling.