Uitspraak
1.De procedure
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 13 december 2023;
2.De beoordeling
€ 40,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2024, vorderde het CAK (Het Publiekrechtelijk Zelfstandig Bestuursorgaan met Eigen Rechtspersoonlijkheid) een restantbedrag aan eigen bijdrage van de onderbewindgestelde, vertegenwoordigd door [gedaagde] B.V. De zaak volgde na een eisvermindering door CAK, waarbij het oorspronkelijke bedrag van € 739,53 was verminderd tot € 196,10, na correcties en vrijstellingen die door CAK waren verleend. De onderbewindgestelde had eerder een verzoek tot vrijstelling van de eigen bijdrage ingediend, wat gedeeltelijk was toegewezen door CAK. De gedaagde partij erkende de verschuldigdheid van de restant hoofdsom, maar voerde aan dat CAK eerder had moeten reageren op haar verzoeken, wat volgens haar onnodige proceskosten had veroorzaakt.
De kantonrechter oordeelde dat de onderbewindstelling van de onderbewindgestelde correct was en dat CAK niet onterecht een procedure had gestart. De vordering tot betaling van de restant hoofdsom werd toegewezen, evenals een gematigde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. De wettelijke rente werd toegewezen zoals in de beslissing vermeld. De totale vordering die aan de gedaagde werd opgelegd, inclusief proceskosten, kwam uit op € 812,84. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling binnen veertien dagen na aanschrijving, met de verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad was.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter C.J.M. Hendriks en betreft een belangrijke uitspraak in het civiele recht, met betrekking tot de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de rechten van onderbewindgestelden.