ECLI:NL:RBMNE:2024:5154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
10773268
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst wegens non-conformiteit van een tweedehands auto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde partij over de ontbinding van een koopovereenkomst. De eiser, die een tweedehands Ford Focus had gekocht, stelde dat er kort na de aankoop ernstige gebreken aan de auto waren geconstateerd, waardoor de auto niet voldeed aan de verwachtingen die hij op basis van de overeenkomst mocht hebben. De eiser vorderde ontbinding van de koopovereenkomst, terugbetaling van de koopsom van € 10.500, en vergoeding van bijkomende kosten. De gedaagde partij betwistte de non-conformiteit en stelde dat de gebreken pas na de verkoop waren ontstaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 3 april 2024 heeft de kantonrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De eiser heeft onderbouwd dat de auto niet verkeersveilig was door een verkeerd gemonteerde veer, wat niet zichtbaar was tijdens de proefrit. De kantonrechter oordeelde dat de auto niet voldeed aan de overeenkomst en dat de eiser recht had op ontbinding van de koopovereenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij de koopsom moest terugbetalen en dat de eiser de auto moest retourneren. Daarnaast zijn er vergoedingen toegewezen voor buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiser grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die zijn afgewezen. De uitspraak benadrukt de rechten van consumenten bij de aankoop van tweedehands goederen en de verplichtingen van verkopers om te voldoen aan de verwachtingen die bij de koopovereenkomst horen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10773268 \ UC EXPL 23-7408 RJ/58605
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H. de Groen,
tegen

1.de maatschap [gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
zaak doende te [vestigingsplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
zaak doende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen en in vrouwelijk enkelvoud te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: mr. P.L.M.F. Roosendaal.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen:
- de dagvaarding van 24 oktober 2023 met producties 1 tot en met 16;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3.
1.2.
Op 3 april 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Daarbij was [eiser] aanwezig, samen met zijn moeder en zijn gemachtigde. Aan de zijde van [gedaagde sub 1] zijn [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] heeft op 6 juni 2023 een tweedehands Ford Focus met het kenteken [kenteken] , het bouwjaar 2006 en een kilometerstand van 128.490 (hierna: de auto) gekocht van [gedaagde sub 1] voor een koopsom van € 10.500,00. Deze auto is op 6 juni 2023 aan [eiser] geleverd. [eiser] stelt dat er kort na de aankoop allerlei gebreken aan het licht zijn gekomen die dusdanig ernstig zijn dat er sprake is van non-conformiteit. [eiser] vordert – samengevat – een verklaring van recht dat de overeenkomst met [gedaagde sub 1] is ontbonden, veroordeling van [gedaagde sub 1] tot terugbetaling van de koopprijs en vergoeding van kosten die [eiser] met betrekking tot de auto heeft moeten maken, vermeerderd met de wettelijke rente. Ook vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde sub 1] tot bewerkstelliging dat de auto op naam van [gedaagde sub 1] wordt gezet en daartoe alle noodzakelijke medewerking te verlenen en de auto op te halen bij [eiser] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 per dag. Tot slot vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde sub 1] in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.2.
[gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd. [gedaagde sub 1] betwist dat er sprake is van non-conformiteit en stelt dat de gebreken ná de verkoop zijn ontstaan, omdat [eiser] naar tevredenheid een proefrit heeft gemaakt waarbij geen gebreken zijn geconstateerd en de auto na de verkoop, op 9 juni 2023, nog APK is goedgekeurd. Volgens [gedaagde sub 1] heeft [eiser] dus niet de bevoegdheid tot ontbinding en moeten al zijn vorderingen worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

3.Wat oordeelt de kantonrechter?

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de koopovereenkomst op 12 september 2023 mocht ontbinden. De ontbinding brengt met zich dat [gedaagde sub 1] de koopsom van € 10.500,00 aan [eiser] moet terugbetalen en dat [eiser] de auto moet teruggeven. [1] [gedaagde sub 1] moet haar medewerking verlenen aan [eiser] om de auto aan [gedaagde sub 1] te retourneren. [gedaagde sub 1] moet ook de door de Ford-dealer Broekhuis [locatie] aan [eiser] gefactureerde kosten betalen.
Hierna legt de kantonrechter uit waarom zij tot die beslissing is gekomen.
Consumentenkoop – Non-conformiteit
3.2.
[eiser] beroept zich op non-conformiteit van de door hem van [gedaagde sub 1] gekochte auto omdat er sprake is van een aantal gebreken aan de auto en de auto daardoor volgens hem niet aan de overeenkomst tussen partijen beantwoordt.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de koop van de auto door [eiser] een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 BW betreft, zoals tussen partijen ook vaststaat. Op grond van artikel 7:17 BW geldt dat de zaak op het moment van levering de eigenschappen dient te bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik nodig zijn en waarvan de koper de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. In het geval dat een (tweedehands) auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen, beantwoordt de auto niet aan de overeenkomst, indien gebruik van de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert en het gebrek niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld. [2] De regel mag echter niet worden omgekeerd, in die zin dat andere gebreken geen non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW zouden kunnen opleveren. [3]
De auto beantwoordt niet aan de overeenkomst
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] benadrukt dat de veer linksachter verkeerd is gemonteerd en toegelicht dat de verkeerde montage, gelet op de aard van het gebrek, niet na de levering van de auto kan zijn verricht. [gedaagde sub 1] heeft deze stellingen van [eiser] niet weersproken, maar heeft enkel gewezen op het feit dat de auto na de levering nog APK is gekeurd. [gedaagde sub 1] heeft niet gesteld dat tijdens de APK-keuring specifiek deze veer is gecontroleerd en de kantonrechter kan ook uit de overlegde stukken niet opmaken dat tijdens de APKkeuring ook de montage van deze veer is gecontroleerd. Bovendien zijn er geen feiten of omstandigheden of andere aanwijzingen aangevoerd die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat deze veer na de levering van de auto verkeerd is gemonteerd. De kantonrechter stelt daarom als gesteld en niet voldoende gemotiveerd weersproken en onderbouwd vast dat ten tijde van de levering van de auto deze veer al verkeerd was gemonteerd.
3.5.
Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen partijen over en weer aan de orde hebben gesteld over het beroep van [eiser] op het in artikel 7:18a lid 2 BW neergelegde bewijsvermoeden in relatie tot de verkeerd gemonteerde veer geen bespreking. Gelet op wat onder 3.4 staat, staat immers vast dat de veer al ten tijde van de levering verkeerd gemonteerd was.
3.6.
Niet is gesteld dan wel gebleken dat de verkeerde montage van deze veer voor [eiser] (op basis van de door hem gemaakte proefrit) ten tijde van de levering zichtbaar en/of kenbaar was dan wel door hem op eenvoudige wijze had kunnen worden ontdekt.
3.7.
[eiser] heeft de auto gekocht om aan het verkeer deel te nemen en stelt dat een auto met een verkeerd gemonteerde veer niet verkeersveilig is, dat een verkeerd gemonteerde veer een APK-afkeurpunt is en dat dit een gebrek is dat niet eenvoudig zelf te verhelpen is. Ook dit is door [gedaagde sub 1] niet weersproken, waardoor dit vast komt te staan. Weliswaar heeft [gedaagde sub 1] betwist dat een verkeerd gemonteerde veer levensgevaarlijk is, maar levensgevaarlijk is niet hetzelfde als niet veilig aan het verkeer kunnen deelnemen.
3.8.
Nu vaststaat dat de veer ten tijde van de levering al verkeerd was gemonteerd, een verkeerd gemonteerde veer maakt dat de auto niet verkeersveilig is en een verkeerd gemonteerde veer niet eenvoudig te herstellen is, beantwoordt de auto niet aan de overeenkomst en is er sprake van non-conformiteit. Dat er sprake is van een tweedehands auto uit 2006 met een kilometerstand van 128.490 maakt dit niet anders. De auto is bedoeld om deel te nemen aan het verkeer, maar voldoet niet aan de minimumvoorwaarden (verkeersveiligheid) hiervoor.
3.9.
Omdat de verkeerd gemonteerde veer maakt dat er sprake is van non-conformiteit, behoeven de stellingen van partijen over de overige gestelde gebreken geen bespreking.
[eiser] mocht de overeenkomst ontbinden
3.10.
[eiser] had, nu hiervoor is vastgesteld dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst, op grond van artikel 7:21 BW in beginsel recht op kosteloos herstel van de auto. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] bij brief van 30 augustus 2023 in de gelegenheid gesteld om tot herstel over te gaan. [gedaagde sub 1] heeft aangeboden een aantal gestelde gebreken van de auto te herstellen, maar heeft geen aanbod gedaan om de veer te herstellen. Bovendien heeft [gedaagde sub 1] geen kosteloos herstel aangeboden. Door de veer niet kosteloos te willen herstellen is [gedaagde sub 1] tekortgeschoten in deze op haar rustende verplichting. Gesteld noch gebleken is dat de afwijking de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dit betekent dat [eiser] de overeenkomst op grond van artikel 7:22 lid 1 in verbinding met lid 2 BW buitengerechtelijk mocht ontbinden. Dat heeft hij gedaan bij e-mail van zijn gemachtigde van
12 september 2023. De gevorderde verklaring van recht dat de overeenkomst is ontbonden wordt dan ook toegewezen.
Gevolgen ontbinding overeenkomst
3.11.
Als gevolg van de ontbinding ontstaat op grond van artikel 6:271 BW voor partijen de verplichting tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [eiser] de auto dient terug te geven aan [gedaagde sub 1] en dat [gedaagde sub 1] de koopprijs aan [eiser] dient terug te betalen. Het door [eiser] gevorderde bedrag van € 10.500,00 aan restitutie van de koopprijs wordt dan ook toegewezen.
3.12.
[eiser] vordert de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de terug te betalen koopprijs vanaf 19 september 2023. De ingangsdatum van de wettelijke rente is, ook in het geval van een ongedaanmakingsverbintenis wegens de ontbinding van een overeenkomst, het moment waarop de schuldenaar met de nakoming van deze ongedaanmakingsverbintenis in verzuim is geraakt. [4] In de e-mail van 12 september 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde sub 1] een termijn van zeven dagen na 12 september 2023 gegeven om de aankoopprijs terug te betalen. [gedaagde sub 1] heeft de aankoopprijs niet binnen deze termijn terugbetaald en verkeert daarom met ingang van 20 september 2023 in verzuim. De wettelijke rente wordt daarom met ingang van 20 september 2023 toegewezen.
3.13.
[eiser] vordert verder veroordeling van [gedaagde sub 1] om te bewerkstelligen dat de auto op naam van [gedaagde sub 1] wordt gesteld, daartoe alle medewerking te verlenen en om de auto bij [eiser] op te halen. Het is echter de ongedaanmakingsverplichting van [eiser] om de auto terug te geven en dus terug te brengen en niet de verplichting van [gedaagde sub 1] om de auto bij [eiser] op te halen. [eiser] moet zelf aan zijn ongedaanmakingsverplichting voldoen. [gedaagde sub 1] zijn echter wel verplicht om medewerking te verlenen aan [eiser] opdat hij kan voldoen aan zijn verplichting om de auto aan [gedaagde sub 1] terug te geven met overhandiging van de sleutel en wijzing van de tenaamstelling. De kantonrechter veroordeelt [gedaagde sub 1] daarom hiertoe.
3.14.
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. De kantonrechter is van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn die erop duiden dat [gedaagde sub 1] niet haar medewerking zal verlenen.
Factuur van [bedrijf]
3.15.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde sub 1] tot vergoeding van de kosten van de factuur van € 309,42 van [bedrijf] . De kantonrechter constateert dat deze factuur ziet op noodreparaties van de accu en de schakelbak en overweegt als volgt.
3.16.
Om schadevergoeding te kunnen toewijzen moet er sprake zijn van non-conformiteit ten aanzien van de accu en de schakelbak. [eiser] heeft bij de verkoop van de auto een proefrit gemaakt. Op dat moment waren de accu en de schakelbak nog niet kapot. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat tijdens de testrit bij [bedrijf] (vijftien dagen na de verkoop) de accu en de schakelbak kapot gingen. De kantonrechter oordeelt dat deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Bij een auto uit 2006 kan een accu leeg gaan en een schakelbak kan door gebruik op een gegeven moment speling gaan vertonen. Dit zijn mankementen die kunnen ontstaan bij een auto uit voornoemd bouwjaar, ook kort na de aankoop. Dit maakt niet dat de auto wat deze punten betreft non-conform is. Er is dus geen grondslag voor vergoeding van de gestelde noodreparaties. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
Factuur van Ford-dealer Broekhuis [locatie]
3.17.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde sub 1] tot vergoeding van de kosten van de factuur van € 124,99 van Ford-dealer Broekhuis [locatie] vanwege onderzoekskosten van de auto. In artikel 6:96 lid 2 BW is bepaald dat redelijke kosten ter vaststelling van de schade en/of aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking komen. [eiser] heeft onderzoek laten doen om gebreken van de auto te kunnen vaststellen, waardoor deze kosten voor toewijzing in aanmerking komen. De kantonrechter acht de gevorderde kosten redelijk en in redelijkheid gemaakt. Deze vordering wordt daarom toegewezen.
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de kosten van de factuur van Ford-dealer Broekhuis [locatie] wordt met ingang van 20 september 2023 toegewezen.
Wegenbelasting en verzekeringpremies
3.19.
[eiser] vordert de door hem betaalde kosten aan wegenbelasting en premies voor de autoverzekering over de periode van 19 september 2023 tot aan de dag dat de auto weer op naam is gesteld van [gedaagde sub 1] . De kantonrechter overweegt als volgt.
3.20.
Deze vordering zou kunnen worden toegewezen, indien [gedaagde sub 1] wat betreft haar medewerkingsverplichting [5] toerekenbaar tekortgeschoten zou zijn (dus sprake zou zijn van schuldeiserswanprestatie). Gesteld noch gebleken is i) dat [eiser] na 12 september 2023 de auto aan [gedaagde sub 1] heeft willen retourneren door bijvoorbeeld deze auto bij [gedaagde sub 1] af te geven met overhandiging van de sleutels en wijziging van de tenaamstelling of ii) dat hij heeft medegedeeld dat hij dit op een bepaalde datum zou doen en dat [gedaagde sub 1] niet haar medewerking daaraan heeft willen verlenen danwel het een en ander heeft geweigerd. Daarom kan de kantonrechter niet vaststellen dat sprake is van schuldeiserswanprestatie met schade als gevolg die vergoed zou moeten worden. De kantonrechter wijst deze vordering daarom af.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.21.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 885,00 en sluit daarbij aan bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vorderingen van [eiser] hebben echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De buitengerechtelijke incassokosten van werkzaamheden worden aan de hand van het rapport BIK-Integraal 2013 berekend, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De vordering van € 885,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 881,25 bij een hoofdsom van € 10.624,99. De kantonrechter wijst daarom € 881,25 toe.
3.22.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
[gedaagde sub 1] moet de proceskosten van [eiser] aan hem betalen
3.23.
[gedaagde sub 1] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom haar eigen proceskosten dragen en de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiser] aan hem betalen. Omdat [eiser] procedeert op basis van een toevoeging blijven de verschotten beperkt tot het verschuldigde griffierecht en komen de explootkosten voor de dagvaarding en de betekening van het vonnis niet voor vergoeding in aanmerking. Immers, op grond van de Wet op de rechtsbijstand is [eiser] als rechtzoekende geen kosten hiervoor verschuldigd. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld op € 86,00 aan griffierecht, € 812,00 (= 2 punten x € 406,00) aan salaris voor de gemachtigde van [eiser] en € 135,00 aan nasalaris (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing). Dit komt in totaal neer op een bedrag van € 1.033,00.
3.24.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.25.
[eiser] heeft gevorderd het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.26.
Een verklaring van recht is naar haar aard niet vatbaar voor tenuitvoerlegging en kan daarom niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard [6] . De vordering van [eiser] om de gevorderde verklaring van recht uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, wordt daarom afgewezen.
3.27.
De kantonrechter zal de beslissing, wat betreft de veroordelingen, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] betreffende de Ford Focus met kenteken [kenteken] is ontbonden,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.624,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 20 september 2023 en tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om haar medewerking te verlenen aan [eiser] opdat hij kan voldoen aan zijn verplichting om de auto aan [gedaagde sub 1] terug te geven met overhandiging van de sleutel en wijziging van de tenaamstelling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 881,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 21 augustus 2024 en tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de kosten; zij moet de proceskosten van [eiser] van € 1.033,00 aan hem betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde sub 1] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
veroordeelt [gedaagde sub 1] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.7.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zie het arrest van de Hoge Raad van 15 april 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC1338); NJ 1995, 614.
3.Zie het arrest van de Hoge Raad 8 juli 2005 (ECLI:NL:HR:2005:AT3097).
4.Zie het arrest van de Hoge Raad van 20 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1490).
5.Zie in dit verband wat onder 3.13. staat.
6.Zie het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BO1815).