ECLI:NL:HR:2005:AT3097

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C04/239HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van eerdere arresten inzake huurkoop van een auto en toewijzing van vorderingen tot ontbinding en vrijwaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [Eiser] en Westminster Rental B.V., handelende onder de naam Rental Lease. De zaak betreft een huurkoopovereenkomst van een Opel Calibra C2, waarbij [Eiser] de auto op 29 november 2000 had aangeschaft. Na het constateren van gebreken aan de auto heeft [Eiser] de overeenkomst op 1 februari 2001 ontbonden. Rental Lease heeft de vordering van [Eiser] bestreden en in reconventie een vordering ingesteld tot ontbinding van de huurkoopovereenkomst en betaling van een bedrag van ƒ 12.350,73. De kantonrechter heeft de vordering van [Eiser] afgewezen en de vordering van Rental Lease toegewezen, met uitzondering van de gevorderde wettelijke rente.

[Eiser] heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat bij tussenarrest van 12 september 2003 [Eiser] tot bewijslevering heeft toegelaten. In het eindarrest van 7 mei 2004 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarop [Eiser] cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de arresten van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof had miskend dat de maatstaf voor de beoordeling van gebreken aan de auto niet correct was toegepast. De Hoge Raad heeft Rental Lease in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak begroot op € 3.052,96, waarvan een deel aan de griffier en een deel aan [Eiser] moet worden betaald.

Uitspraak

8 juli 2005
Eerste Kamer
Nr. C04/239HR
JMH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
de vennootschap naar buitenlands recht WESTMINSTER RENTAL B.V., handelende onder de naam RENTAL LEASE,
kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.B. van Heijningen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 1 oktober 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Rental Lease - gedagvaard voor de kantonrechter te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor zover nodig de tussen partijen gesloten overeenkomst van de automobiel Opel Calibra C2, bouwjaar 1991, kenteken [AA-00-AA], te ontbinden en Rental Lease te bevelen aan [eiser] een vrijwaringsbewijs met betrekking tot de auto af te geven en voorts Rental Lease te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 8.074,-- plus p.m., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ingebrekestelling.
Rental Lease heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd bij vonnis, voor zover geoorloofd, mede ten aanzien van de kosten, uitvoerbaar bij voorraad, de huurkoopovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de hiervoor vermelde auto te ontbinden dan wel ontbonden te verklaren, met veroordeling van [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Rental Lease te betalen (a) een bedrag van ƒ 12.350,73, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2001, subsidiair vanaf de dag van deze conclusie, en (b) een bedrag van ƒ 1.911,96 wegens buitengerechtelijke incassokosten.
[Eiser] heeft de vordering in reconventie bestreden.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 mei 2002 in conventie de vordering afgewezen en in reconventie de vordering geheel toegewezen, behoudens de gevorderde wettelijke rente.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 12 september 2003 heeft het hof [eiser] tot bewijslevering toegelaten. Na niet gehouden enquête heeft het hof bij arrest van 7 mei 2004 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Rental Lease heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest van 7 mei 2004 en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] heeft op 29 november 2000 van Rental Lease een auto, Opel Calibra C2, bouwjaar 1991 (hierna: de auto), in huurkoop gekocht. De koopprijs bedroeg ƒ 19.750,--. [Eiser] heeft ƒ 5.302,80 aanbetaald. Het restant, ƒ 22.402,70 inclusief rente, moest worden voldaan in 36 maandelijkse termijnen van ƒ 622,30; [eiser] heeft twee termijnen van ƒ 622,30 betaald.
(ii) De auto was op 28 november 2000 APK gekeurd; het keuringsbewijs was geldig tot 28 november 2001. [eiser] heeft de auto op 30 november 2000 door de ANWB laten keuren. Het keuringsrapport van de ANWB bevat adviezen voor reparatie en vernieuwing, die onder meer betrekking hebben op de banden, het ABS en de remmen, de aandrijfas, de elektrische installatie en de motor en toebehoren.
(iii) Rental Lease heeft na de keuring door de ANWB aangeboden alle door de ANWB gegeven adviezen tot reparatie en vernieuwing uit te voeren zonder kosten voor [eiser]. De auto is tussen 1 december 2000 en 1 februari 2001 meermalen een aantal dagen bij Rental Lease geweest voor het uitvoeren van de reparatieadviezen van de ANWB. Bij een herkeuring door de ANWB op 29 januari 2001 is gebleken dat alleen de werkzaamheden aan de elektrische installatie waren uitgevoerd.
(iv) [Eiser] heeft bij brief aan Rental Lease van 1 februari 2001 de huurkoopovereenkomst ontbonden op grond van gebreken aan de auto. Hij heeft de auto met ingang van 1 april 2001 in een parkeergarage gestald. Rental Lease heeft de auto op 10 oktober 2001 laten ophalen. De auto is vervolgens voor de getaxeerde waarde ervan, ƒ 13.000,--, aan een derde verkocht.
3.2 In het onderhavige geding heeft [eiser], voor zover in cassatie van belang, gevorderd dat, voor zover nodig, de overeenkomst wordt ontbonden en dat Rental Lease aan hem een vrijwaringsbewijs met betrekking tot de auto afgeeft.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen. Bij tussenarrest van 12 september 2003 heeft het hof [eiser] toegelaten te bewijzen dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde omdat er een of meer gebreken aan kleefden als gevolg waarvan het gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid opleverde. Het hof heeft in zijn eindarrest van 7 mei 2004 geoordeeld dat [eiser] niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd en het bestreden vonnis bekrachtigd.
3.3 In rov. 5.2 en 5.3 van zijn tussenarrest heeft het hof kennelijk willen aansluiten bij het arrest van de Hoge Raad van 15 april 1994, nr. 15318, NJ 1995, 614. In dit arrest heeft de Hoge Raad als maatstaf aanvaard dat, indien een (tweedehands) auto wordt gekocht om daarmee, naar de verkoper bekend is, aan het verkeer deel te nemen als regel zal moeten worden aangenomen dat de auto "niet beantwoordt aan de overeenkomst, indien als gevolg van een eraan klevend gebrek dat niet op eenvoudige wijze kan worden ontdekt en hersteld, zodanig gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren", waaraan de Hoge Raad nog heeft toegevoegd dat niet is uitgesloten dat deze regel in bepaalde gevallen uitzondering lijdt. Het hof heeft evenwel miskend dat uit de zojuist weergegeven maatstaf niet het omgekeerde volgt, te weten dat ingeval een auto niet zodanige gebreken heeft dat gebruik van de auto gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren, daaruit zou volgen dat de auto wèl aan de overeenkomst beantwoordt, ook indien deze, zoals [eiser] in het onderhavige geval heeft aangevoerd, nog andere gebreken heeft. De hierop gerichte rechtsklacht van onderdeel 1.1 is gegrond, zodat de subsidiair aangevoerde motiveringsklacht van dit onderdeel geen behandeling behoeft.
3.4 Voor zover de onderdelen 1.2, 1.3 en 1.4 voortbouwen op onderdeel 1.1, zijn zij eveneens gegrond. Voor het overige behoeven zij geen behandeling.
3.5 Voor zover onderdeel 1.5 veronderstelt dat het hof geen beslissing heeft gegeven over de vordering van [eiser] tot afgifte van een vrijwaringsbewijs met betrekking tot de auto, mist het feitelijke grondslag. Het hof heeft immers door zijn bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter, waarbij (ook) deze vordering was afgewezen, wèl een beslissing over deze vordering gegeven.
In rov. 5.4 van zijn tussenarrest heeft het hof onder ogen gezien welke beslissingen zouden kunnen volgen indien [eiser] zou slagen in het hem opgedragen bewijs. In dat verband heeft het hof overwogen dat dan de vordering tot afgifte van een vrijwaringsbewijs in beginsel vatbaar is voor toewijzing. Voor zover het onderdeel ervan uitgaat dat het hof ten aanzien van de vordering tot afgifte van een vrijwaringsbewijs wel een beslissing heeft gegeven, brengt de gegrondbevinding van onderdeel 1.1 mee dat de klacht die onderdeel 1.5 tegen deze beslissing aanvoert, eveneens doel treft.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 september 2003 en 7 mei 2004;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Rental Lease in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 3.052,96 in totaal, waarvan € 2.908,96 op de voet van art. 243 Rv. te voldoen aan de Griffier, en € 144,-- te voldoen aan [eiser].
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 8 juli 2005.