ECLI:NL:RBMNE:2024:508

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
563430
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident in een geschil over online kansspelen tussen een Nederlandse consument en een Maltese rechtspersoon

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, heeft de eiseres, een Nederlandse consument, een vordering ingesteld tegen de Maltese rechtspersoon [gedaagde] LIMITED. De eiseres stelt dat zij van 25 juli 2020 tot 15 maart 2021 online kansspelen heeft gespeeld via een door [gedaagde] geëxploiteerd casino, waarbij zij een bedrag van € 36.099 heeft verloren. De eiseres betoogt dat de kansspelovereenkomst nietig is omdat [gedaagde] geen vergunning heeft om kansspelen aan te bieden in Nederland, zoals vereist door de Wet op de Kansspelen. De eiseres vordert onder andere de verklaring voor recht dat de kansspelovereenkomst nietig is en dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld.

In het bevoegdheidsincident heeft [gedaagde] aangevoerd dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiseres zich kan beroepen op de beschermende bepalingen van de Brussel I bis-verordening, omdat de kansspelovereenkomst als een consumentenovereenkomst kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] commerciële activiteiten in Nederland ontplooit, wat betekent dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank heeft het beroep van [gedaagde] op een exclusieve forumkeuze voor de Maltese rechter verworpen, omdat deze niet rechtsgeldig was.

De rechtbank heeft de incidentele vordering van [gedaagde] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van het incident. De zaak is vervolgens doorverwezen naar de rolzitting voor de conclusie van antwoord in de hoofdzaak. De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden, waarbij de gebruikelijke termijn van zes weken voor [gedaagde] om haar conclusie van antwoord in te dienen, is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/563430 / HA ZA 23-622
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[gedaagde] LIMITED,
te [vestigingsplaats] (Malta),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R. van Neck te 's-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 juli 2023 met producties 1 tot en met 3
- de incidentele conclusie tot onbevoegdheid van [gedaagde] met productie 1
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident van [eiseres] met productie 4
- de door [gedaagde] op 29 november 2023 ingediende akte uitlaten productie in het bevoegdheidsincident met producties 2 en 3
- de door [eiseres] op 13 december 2023 ingediende akte uitlaten producties in het bevoegdheidsincident.
1.2.
Daarna is bepaald dat vonnis wordt gewezen in het bevoegdheidsincident.

2.Het geschil

De hoofdzaak
2.1.
[eiseres] heeft van 25 juli 2020 tot 15 maart 2021 vanuit Nederland via het internet kansspelen gespeeld in [online casino] , een online casino dat [gedaagde] exploiteert. Zij stelt dat zij daarbij € 36.099 heeft verloren.
2.2.
[eiseres] voert aan dat de Wet op de Kansspelen (hierna: WOK) het aanbieden van kansspelen zonder vergunning verbiedt en [gedaagde] een dergelijke vergunning niet heeft. [gedaagde] heeft dan ook in strijd me de wet heeft gehandeld, zodat de tussen [eiseres] en [gedaagde] gesloten kansspelovereenkomst (hierna: de kansspelovereenkomst) nietig dan wel vernietigbaar is op grond van artikel 3:40 BW. De door [eiseres] betaalde inleg is dan ook onverschuldigd betaald. Daarnaast is het aanbieden van kansspelen zonder vergunning een toerekenbare tekortkoming, een oneerlijke handelspraktijk en een onrechtmatige daad, onder meer omdat [gedaagde] haar zorgplicht jegens [eiseres] heeft geschonden. [gedaagde] moet de schade die hierdoor [eiseres] heeft geleden vergoeden, aldus nog steeds [eiseres] . Ten slotte heeft [eiseres] aangevoerd dat zij gedwaald heeft bij het aangaan van de kansspelovereenkomst.
2.3.
[eiseres] vordert – samengevat – € 36.099,00 met rente en kosten en daarnaast:
  • een verklaring voor recht dat de kansspelovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] nietig is, dan wel dat de rechtbank de kansspelovereenkomst vernietigt;
  • een verklaring voor recht dat de kansspelovereenkomst tot stand gekomen is onder invloed van dwaling aan de zijde van [eiseres] ;
  • een verklaring voor recht dat [gedaagde] jegens [eiseres]
- onrechtmatig heeft gehandeld; dan wel
- toerekenbaar tekort is geschoten; dan wel
- zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken;
en dat [gedaagde] daarom gehouden is om de schade als gevolg daarvan te vergoeden, op te maken bij staat.
Het bevoegdheidsincident
2.4.
[gedaagde] heeft voor alle weren aangevoerd dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

in het incident
3.1.
Omdat [gedaagde] gevestigd is in Malta en [eiseres] in Nederland woont, hebben de vorderingen in deze zaak een internationaal karakter. De vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft moet worden beantwoord op grond van Verordening (EU) nr. 1215/2012 (hierna: Brussel I bis).
Aanvullende bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten
3.2.
De hoofdregel is dat het gerecht van de lidstaat waar de verweerder gevestigd is rechtsmacht heeft, in dit geval dus de Maltese rechter (artikel 4 lid 1 Brussel I bis). [eiseres] heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de kansspelovereenkomst een door een consument gesloten overeenkomst is als bedoeld in afdeling 4 van Hoofdstuk II van Brussel I bis en dat haar daarom een beroep toekomt op de beschermende bepalingen in die afdeling. Als die afdeling van toepassing is, is ook het gerecht van de woonplaats van [eiseres] als consument bevoegd (artikel 18 Brussel I bis). Artikel 17 lid 1 Brussel I bis bepaalt dat deze afdeling van toepassing is indien er voldaan is aan drie voorwaarden, namelijk dat:
  • een van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
  • er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en,
  • deze overeenkomst valt onder een de categorieën in artikel 17 lid 1 Brussel I bis:
a) koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken;
b) krediettransacties; of
c) overeenkomsten met een partij die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.
Activiteiten van [gedaagde] zijn gericht op Nederland
3.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] aan de eerste twee voorwaarden is voldaan en dat de kansspelovereenkomst geen overeenkomst is als bedoeld onder artikel 17 lid 1 sub a) en b) Brussel I bis. Wel is in geschil of, zoals [eiseres] stelt en [gedaagde] betwist, [gedaagde] commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in Nederland, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op Nederland.
3.4.
Voor de beantwoording van die vraag is volgens de uitspraak van het Hof van Justitie in de (gevoegde) zaken
Pammeren
Alpenhof(HvJEU 7 december 2010, ECLI:EU:C:2010:740) bepalend of vóór het sluiten van de overeenkomst uit de internetsites en de algemene activiteit van de ondernemer blijkt dat deze van plan was om handel te drijven met consumenten die woonplaats hebben in één of meerdere lidstaten, waaronder die waar de consument woonplaats heeft, in die zin dat deze bereid was om met deze consumenten een overeenkomst te sluiten. Het is aan de nationale rechter om na te gaan of deze aanwijzingen voorhanden zijn. De loutere toegankelijkheid van de internetsite van de ondernemer of de tussenpersoon in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft is op zichzelf niet voldoende. Hetzelfde geldt voor de vermelding van een e-mailadres en andere contactgegevens of voor het gebruik van een taal of een munteenheid wanneer deze taal en/of een munteenheid gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is.
3.5.
De rechtbank is met inachtneming van de hiervoor genoemde uitspraak van oordeel dat voldoende is onderbouwd [gedaagde] al vóór het aangaan van de overeenkomst bereid was om te contracteren met consumenten in Nederland. [eiseres] heeft onbetwist gesteld:
  • dat het aanbieden van online kansspelen een internationaal karakter heeft;
  • dat [gedaagde] al jaren grote omzetten behaalt op de Nederlandse markt, waarbij zij erop wijst dat de Nederlandse Kansspelautoriteit (hierna: de Kansspelautoriteit) schat dat de omzet van [gedaagde] in Nederland meer dan € 125 miljoen is (het boetebesluit van 13 juli 2021 met kenmerk [kenmerk 1] en het boetebesluit van 20 december 2022 met kenmerk [kenmerk 2] );
  • dat de website van [gedaagde] vanuit Nederlandse IP-adressen bereikbaar is en een account kan worden aangemaakt met Nederlandse adresgegevens;
  • dat bij het registratieproces bepaalde gegevens voor Nederlandse gebruikers vooraf waren ingevuld, zoals het Nederlandse internationale kengetal +31 bij het telefoonnummer;
  • dat in de algemene voorwaarden Nederland wordt genoemd in de lijst van landen waar stortingen en uitbetalingen gedaan kunnen worden vanaf en naar bankrekeningen en creditcardmaatschappijen; en
  • dat in de algemene voorwaarden van 22 april 2020 Nederland niet wordt genoemd in de opsomming van landen waar bepaalde spellen (van “ [.] ” en de spellen [.] , [.] , [.] , [.] , [.] , [.] , [.] en [.] ) niet beschikbaar zijn en juist wel wordt genoemd in de lijst van landen waar andere spellen (uit de “ [.] ”) wel beschikbaar zijn.
Ook is van belang dat [eiseres] , zo blijkt uit het door haar overgelegde stortingsoverzicht, een deel van de inleg heeft betaald via iDeal. Het is een feit van algemene bekendheid dat iDeal een Nederlands betalingssysteem is voor personen met een bankrekening bij een in Nederland gevestigde bank. Met het voorgaande is dan ook voldoende onderbouwd dat [gedaagde] zich met haar commerciële activiteiten ook op Nederland richt. Dat betekent dat de Nederlandse rechter in beginsel (behoudens een rechtsgeldige exclusieve forumkeuze voor een andere rechter, zie hierna onder 3.7) bevoegd is op grond van artikel 18 Brussel I bis.
Onrechtmatig handelen
3.6.
De rechtbank heeft ook rechtsmacht voor dat deel van de vorderingen dat [eiseres] heeft gebaseerd op onrechtmatige daad. Die vorderingen zijn onlosmakelijk verbonden met de kansspelovereenkomst. Die verbondenheid is zodanig dat ook voor die vorderingen de beschermende bepalingen gelden van de afdeling 4 van hoofdstuk II die zijn genoemd onder 3.2 tot en met 3.5 en niet de bevoegdheidsregel voor vorderingen uit onrechtmatige daad in artikel 7 lid 2 Brussel I bis. Ook voor deze vorderingen heeft Nederlandse rechter dus rechtsmacht op grond van artikel 18 Brussel I bis. Gelet op het voorgaande kan in het midden blijven waar de schadeveroorzakende gebeurtenis plaatsvond en waar de schade is ingetreden.
Geen rechtsgeldige exclusieve forumkeuze voor de Maltese rechter
3.7.
De rechtbank verwerpt het beroep van [gedaagde] op de exclusieve forumkeuze voor de Maltese rechter in haar algemene voorwaarden. Artikel 19 en artikel 25 lid 4 Brussel I bis bepalen dat een exclusieve forumkeuze voor een ander gerecht dan het op grond van de bevoegdheidsregels in artikel 17 en 18 Brussel I bis bevoegde gerecht alleen dan rechtsgeldig is als deze is overeengekomen nadat het geschil is ontstaan. Het forumkeuzebeding waar [gedaagde] een beroep op doet is overeengekomen vóór het ontstaan van het geschil, en is dan ook niet rechtsgeldig.
Conclusie en proceskostenveroordeling
3.8.
De slotsom is dat de rechtbank bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De incidentele vordering van [gedaagde] zal worden afgewezen.
3.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. [eiseres] heeft gevraagd om [gedaagde] te veroordelen in de daadwerkelijke proceskosten in het incident. Dit is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad alleen mogelijk in buitengewone omstandigheden, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad waarvan pas sprake is als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
3.10.
Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. [eiseres] heeft in dit verband gewezen op hetgeen de Kansspelautoriteit in de onder 3.5 genoemde boetebesluiten heet overwogen over de gerichtheid op de Nederlandse martk en op twee uitspraken in vergelijkbare zaken tegen [gedaagde] waarin het bevoegdheidsverweer van [gedaagde] wordt verworpen (namelijk: Rechtbank Overijssel 23 augustus 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:3733 en Rechtbank Midden-Nederland 4 oktober 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:5725 (verstek)). Dat is onvoldoende. In de boetebesluiten gaat het om de vraag of [gedaagde] gelegenheid heeft gegeven om vanuit Nederland deel te nemen aan haar kansspelen in de zin van artikel 1 Wet op de Kansspelen. Dat is een andere vraag, waarvoor andere (voor [gedaagde] nadeliger) criteria gelden. Ook de door [eiseres] genoemde civielrechtelijke jurisprudentie over [gedaagde] (twee uitspraken in eerste aanleg, waarvan één op tegenspraak) is niet zodanig dat zij op voorhand moest begrijpen dat haar stellingen geen kans van slagen hadden. De proceskosten in het incident zullen daarom overeenkomstig het liquidatietarief worden berekend. De rechtbank begroot de proceskosten van [gedaagde] aldus op € 786,00 aan salaris advocaat (1 punt × € 786,00).
in de hoofdzaak
3.11.
[gedaagde] heeft nog geen conclusie van antwoord in de hoofdzaak genomen. [eiseres] heeft de rechtbank verzocht om [gedaagde] ook geen gelegenheid te geven om dit alsnog te doen (“akte niet-dienen te verlenen”) of daarvoor slechts twee weken te geven. Zij betoogt dat [gedaagde] met het opwerpen van dit incident heeft gezorgd voor onredelijke vertraging als bedoeld in artikel 20 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv), dat [gedaagde] al voldoende gelegenheid heeft gehad om haar conclusie van antwoord in de hoofdzaak te nemen en dat [gedaagde] met haar stellingen in strijd heeft gehandeld met haar verplichting op grond van artikel 21 Rv om de van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid naar voren te brengen. De rechtbank volgt [eiseres] hierin niet. Onder 3.10 is al overwogen dat het [gedaagde] niet op voorhand moest begrijpen dat haar stellingen geen enkele kans van slagen hadden. De rechtbank ziet daarom onvoldoende aanleiding voor de door [eiseres] verlangde ingrijpende sancties. Het verzoek wordt dan ook afgewezen en [gedaagde] krijgt voor haar conclusie van antwoord de gebruikelijke termijn van zes weken. Dat de procedure door het opwerpen van het bevoegdheidsincident bijna vier maanden vertraging heeft opgelopen is wel een omstandigheid die zwaar in het nadeel van [gedaagde] zal wegen in het geval zij om uitstel voor conclusie van antwoord zou vragen.

4.De beslissing

De rechtbank
in het incident
4.1.
wijst het gevorderde af,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van dit incident, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 786,00,
4.3.
verklaart de veroordeling onder 4.2 uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.4.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 20 maart 2024voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak door [gedaagde] ,
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
4972/JO