ECLI:NL:RBMNE:2023:5725

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
C/16/562101 / HL ZA 23-248
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • S.C. Hagedoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake nietigheid kansspelovereenkomst en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 oktober 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen een eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.Z. Loonstein, en een vennootschap naar buitenlands recht, [gedaagde] LIMITED, gevestigd in Malta. De gedaagde partij is niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding en de overgelegde stukken voldoen aan de wettelijke vereisten, waardoor verstek is verleend tegen de gedaagde.

De rechtbank heeft vervolgens de rechtsmacht beoordeeld en vastgesteld dat zij bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, aangezien de eiser een consument is die woonachtig is in Nederland. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing is, ondanks een mogelijk rechtskeuzebeding voor Maltees recht, omdat de schade zich in Nederland heeft voorgedaan.

In de inhoudelijke beoordeling heeft de rechtbank de vorderingen van de eiser toegewezen en verklaard dat de kansspelovereenkomst tussen eiser en gedaagde nietig is. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 124.313,00 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van incassokosten en proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 3.589,14. De gedaagde moet deze kosten voldoen binnen 14 dagen na de datum van het vonnis, bij gebreke waarvan wettelijke rente verschuldigd is. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Handelskamer
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/562101 / HL ZA 23-248
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
[gedaagde] LIMITED,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Malta),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de daarbij overgelegde producties;
  • het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Verstek
2.1.
Gelet op de dagvaarding en de overgelegde stukken is gebleken dat is voldaan aan de voorschriften van de wet en de herschikte Verordening (EU) 2020/1784 van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken). Tegen [gedaagde] zal daarom verstek worden verleend.
Rechtsmacht
2.2.
Beoordeeld moet worden of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. [gedaagde] is namelijk een vennootschap naar buitenlands recht die is gevestigd op Malta, waardoor de vordering een internationaal karakter draagt.
2.3.
De Nederlandse rechter is op grond van artikel 17 (lid 1 sub c) en artikel 18 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012) bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen, nu [eiser] een consument is die woonplaats heeft in Nederland ( [plaats] ).
2.4.
Verder wordt naar vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie onder ‘
plaats van het schadebrengende feit’ als bedoeld in artikel 7 sub 2 EEX-Vo 2012 zowel gedoeld op de plaats van de veroorzakende gebeurtenis als de plaats waar de schade is ingetreden.
[eiser] heeft onweersproken gesteld dat de schade, door het onrechtmatig handelen van [gedaagde] , in Nederland teweeggebracht is en dat het schadeveroorzakende feit zich in Nederland heeft voorgedaan. Ook hierom is de Nederlandse rechter bevoegd om van dit geschil kennis te nemen.
Toepasselijk recht
2.5.
Vervolgens moet worden beoordeeld welk recht van toepassing is in deze zaak.
De bepaling van het toepasselijke recht moet plaatsvinden aan de hand van de Verordening (EG) nr. 864/2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Verordening Rome II), nu de vordering betrekking heeft op een door deze verordening bestreken onderwerp.
2.6.
[eiser] heeft onweersproken gesteld dat – ongeacht de opname van een rechtskeuzebeding voor Maltees recht in de algemene voorwaarden – Nederlands recht van toepassing is omdat de schade zich in Nederland heeft voorgedaan. Hiervan kan niet worden afgeweken omdat [eiser] een consument is (artikelen 4 lid 1 jo 14 lid 1 Verordening Rome II en 6 leden 1 en 2 van Verordening Rome I). Dit betekent dat Nederlands recht van toepassing is.
Inhoudelijk
2.7.
De (primaire) vorderingen komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen als onder de beslissing vermeld worden toegewezen.
2.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover met inachtneming van de hierna te bepalen termijn. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 129,14
- griffierecht € 2.277,00
- salaris advocaat € 1.183,00 (1 punt × tarief V € 1.183,00)
Totaal € 3.589,14
2.9.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als na te melden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat de kansspelovereenkomst die is gesloten tussen [eiser] en [gedaagde] nietig is;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eiser] :
  • de van [eiser] ontvangen bedragen, met aftrek van de aan [eiser] uitbetaalde bedragen, zijnde een bedrag van € 124.313,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de data van de stortingen door [eiser] tot aan de dag van betaling;
  • € 2.441,94 aan incassokosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 3.589,14, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 € 173,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit
vonnis is voldaan;
- € 90,00 € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als
er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.
4578