ECLI:NL:RBOVE:2023:3733

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
C/08/296201 / HA ZA 23-176
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationaal geschil over kansspelovereenkomst en rechtsmacht van de Nederlandse rechter

In deze zaak vordert eiser, hierna te noemen [partij A], dat de tussen hem en gedaagde, N1 INTERACTIVE LIMITED, gesloten kansspelovereenkomst nietig wordt verklaard of vernietigd. [partij A] stelt dat N1 onrechtmatig heeft gehandeld en vordert een schadevergoeding van € 151.999,00. N1 voert verweer en stelt dat de rechtbank onbevoegd is, omdat er sprake zou zijn van een internationaal geschil. De rechtbank wijst deze vordering af en oordeelt dat zij bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De rechtbank overweegt dat [partij A] als consument heeft gehandeld en dat N1 commerciële activiteiten in Nederland ontplooit. De rechtbank beveelt een mondelinge behandeling aan, waarbij partijen aanwezig moeten zijn. De beslissing in het incident is dat de vordering van N1 wordt afgewezen en dat N1 in de proceskosten wordt veroordeeld. De mondelinge behandeling zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/296201 / HA ZA 23-176
Vonnis in incident van 23 augustus 2023
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats],
eisende partij in de hoofdzaak, verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [partij A],
advocaat: mr. B.Z. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
N1 INTERACTIVE LIMITED,
gevestigd te Valetta (Malta),
gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident
hierna te noemen: N1,
advocaat: mr. F.R. Brouwer en mr. L. Uppelschoten te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, uitgebracht op 16 maart 2023,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de conclusie van antwoord in incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Inleiding

2.1.
In de hoofdzaak vordert [partij A] – samengevat – een verklaring voor recht dat de tussen partijen gesloten kansspelovereenkomst nietig is, dan wel vernietiging van die overeenkomst, en veroordeling van N1 tot betaling van een bedrag van € 151.999,00. Daarnaast vordert [partij A] een verklaring voor recht dat N1 onrechtmatig jegens hem gehandeld heeft, althans is tekortgeschoten, althans zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken, eveneens met veroordeling van N1 tot betaling van een bedrag van € 151.999,00. Subsidiair vordert [partij A] veroordeling van N1 tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat, dan wel een verklaring voor recht dat de kansspelovereenkomst door dwaling tot stand is gekomen en deze te vernietigen, met veroordeling van N1 tot terugbetaling van een bedrag van € 151.999,00, dan wel het geleden nadeel op te heffen. Tot slot vordert [partij A] veroordeling van N1 in de proceskosten.
2.2.
N1 voert verweer, maar heeft eerst dit bevoegdheidsincident opgeworpen.

3.Het geschil in dit incident

3.1.
N1 vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de door [partij A] ingestelde vordering. N1 heeft hiertoe – kort gezegd – aangevoerd dat deze zaak een internationaal karakter heeft en daarom op basis van de Brussel I bis-verordening de vraag naar internationale rechtsmacht moet worden beoordeeld. Op grond van de hoofdregel van artikel 4 van die verordening komt aan de rechtbank geen rechtsmacht toe, evenmin op basis van de bijzondere bevoegdheden uit de Brussel I bis-verordening. Bovendien zijn partijen overeengekomen dat uitsluitend de rechter in Malta bevoegd is.
3.2.
[partij A] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van N1 in het incident. Hiertoe heeft [partij A] – kort samengevat – aangevoerd dat hij consument is, dat N1 haar commerciële activiteiten in Nederland exploiteert en dat de overeenkomst tussen partijen waar het in de hoofdzaak om gaat in Nederland is uitgevoerd, zodat de rechtbank op basis van de Brussel I bis-verordening bevoegd is van zijn vordering kennis te nemen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
De incidentele conclusie is tijdig en vóór alle weren genomen.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat N1 in Valetta, Malta, gevestigd is en dat [partij A] in [woonplaats] woont, zodat het geschil daarmee een internationaal karakter heeft. In dit incident staat de vraag centraal of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het geschil dat tussen partijen is gerezen.
4.3.
Hier is sprake van een internationaal geschil waarop de Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: Verordening Brussel I bis) van toepassing is, namelijk zowel materieel, temporeel als formeel. Aangezien de gedaagde in deze zaak, N1, gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat van Verordening Brussel I bis, namelijk Malta, betekent dat dat de internationale bevoegdheid van deze rechtbank alleen maar kan volgen uit een bevoegdheidsregel van Verordening Brussel I bis.
4.4.
Aangezien N1 geen woonplaats heeft in Nederland, heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht op grond van de in artikel 4 lid 1 neergelegde hoofdbevoegdheidsregel van Verordening Brussel I bis.
4.5.
[partij A] heeft zich op het standpunt gesteld dat hij jegens N1 als consument heeft gehandeld en dat hem daarom een beroep toekomt op de beschermende bepalingen in de Verordening Brussel I bis. De rechtbank overweegt als volgt.
4.6.
Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Verordening Brussel I bis (artikelen 17 tot en met 19) houdt een aparte bevoegdheidsregeling in voor door consumenten gesloten overeenkomsten. Ingevolge artikel 17 lid 1 Verordening Brussel I bis is deze afdeling van toepassing indien er voldaan is aan drie voorwaarden, namelijk dat
  • een van de contractanten een consument is die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
  • er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en
  • deze overeenkomst onder een van de in artikel 17 lid 1 sub a) tot en met c) Verordening Brussel I bis bedoelde categorieën valt.
Bovenstaande voorwaarden zijn cumulatief, zodat aan al deze drie voorwaarden moet zijn voldaan om de bevoegdheid te kunnen vaststellen volgens de regels die gelden voor overeenkomsten die zijn gesloten door consumenten (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:
2020:264, r.o. 45).
4.7.
Uitsluitend overeenkomsten die een individu los en onafhankelijk van enige bedrijfs- of beroepsmatige activiteit of doelstelling sluit met als enige doel te voldoen aan de eigen particuliere consumptiebehoeften vallen onder de in Afdeling 4 van Hoofdstuk II van Verordening Brussel I bis neergelegde bijzondere regeling ter bescherming van de consument als zwakke partij (HvJEU 2 april 2020, ECLI:EU:C:2020:264, r.o. 47-57). [partij A] heeft zich in de dagvaarding en in dit incident op het standpunt gesteld dat hij in verhouding tot N1 is aan te merken als consument. Daartoe heeft [partij A] aangevoerd dat hij een account bij N1 heeft aangemaakt met zijn persoonlijke gegevens en dat hij stortingen heeft gedaan vanaf zijn eigen bankrekening of creditcard. De rechtbank volgt [partij A] in dit standpunt. N1 heeft weliswaar betwist dat [partij A] als consument heeft gehandeld, maar zij heeft deze betwisting niet onderbouwd. N1 heeft daarnaast weliswaar gesteld dat er aanwijzingen zijn dat [partij A] beroeps- of bedrijfsmatig heeft gehandeld, maar zij heeft die stelling niet onderbouwd. De enkele stellingen dat [partij A] een ondernemer is en dat hij vanaf verschillende locaties op de websites van N1 gespeeld heeft, zijn daarvoor in ieder geval onvoldoende. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat [partij A] heeft te gelden als consument, die handelde ter voldoening van zijn particuliere consumptiebehoefte.
4.8.
Dat N1 een bedrijfs- of beroepsmatig handelend rechtspersoon is, is tussen partijen niet in geschil, zodat ook aan de tweede voorwaarde van artikel 17 lid 1 Verordening Brussel I bis is voldaan.
4.9.
Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of N1 commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in Nederland, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op Nederland. Indien hiervan sprake is mag [partij A] als consument de rechtsvordering ook instellen voor het gerecht van de plaats waar hij woonplaats heeft.
4.10.
Voor het antwoord op die vraag dient volgens de uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak [naam 1]/[naam 2] (HvJ, 7 december 2010, C-585/08, C-144/09) te worden nagegaan of vóór de eventuele sluiting van een overeenkomst met de consument uit de internetsites en de algemene activiteit van de ondernemer blijkt dat deze van plan was om handel te drijven met consumenten die woonplaats hebben in één of meerdere lidstaten, waaronder die waar deze consument woonplaats heeft, in die zin dat hij bereid was om met deze consumenten een overeenkomst te sluiten. De volgende factoren, waarvan de lijst niet uitputtend is, kunnen aanwijzingen vormen dat de activiteit van de ondernemer is gericht op de lidstaat waar de consument woonplaats heeft: het internationale karakter van de activiteit, routebeschrijvingen vanuit andere lidstaten naar de plaats waar de ondernemer is gevestigd, het gebruik van een andere taal of munteenheid dan die welke gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is en de mogelijkheid om in die andere taal de boeking te verrichten en te bevestigen, de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, uitgaven voor een zoekmachineadvertentiedienst die worden gemaakt om consumenten die in andere lidstaten woonplaats hebben gemakkelijker toegang te verlenen tot de site van de ondernemer of diens tussenpersoon, het gebruik van een andere topleveldomeinnaam dan die van de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is, en de verwijzing naar een internationaal clientèle dat is samengesteld uit klanten die woonplaats hebben in verschillende lidstaten. Het is aan de nationale rechter om na te gaan of deze aanwijzingen voorhanden zijn. De loutere toegankelijkheid van de internetsite van de ondernemer of de tussenpersoon in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft is daarentegen onvoldoende. Hetzelfde geldt voor de vermelding van een e-mailadres en andere contactgegevens of voor het gebruik van een taal of een munteenheid wanneer deze taal en/of een munteenheid gewoonlijk worden gebruikt in de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is.
4.11.
De rechtbank is, met inachtneming van de hiervoor genoemde uitspraak, van oordeel dat N1 haar commerciële activiteiten op Nederland richt, zodat zij bevoegd is van de vordering van [partij A] jegens N1 kennis te nemen. [partij A] heeft namelijk gesteld dat N1 zeer veel omzet heeft gemaakt op de Nederlandse markt, dat de website van N1 vanuit Nederland toegankelijk is, dat een account kan worden aangemaakt met Nederlandse adresgegevens, dat bij het registratieproces bepaalde gegevens voor Nederlandse gebruikers al waren ingevuld en dat stortingen en uitbetalingen gedaan kunnen worden vanaf en naar Nederlandse bankrekeningen. N1 heeft deze stellingen niet of onvoldoende betwist. Uit deze stellingen van [partij A] blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat, mede gelet op het internationale karakter van gokken, N1 bereid was overeenkomsten aan te gaan met consumenten in Nederland.
4.12.
N1 heeft zich weliswaar op de forumkeuze in haar algemene voorwaarden beroepen, maar op grond van artikel 19 van Verordening Brussel I bis kan van de hiervoor besproken bevoegdheidsregels niet worden afgeweken door middel van een forumkeuze van vóór het ontstaan van het geschil.
4.13.
De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. De incidentele vordering van N1 zal worden afgewezen.
4.14.
N1 wordt in dit incident in het ongelijk gesteld en wordt daarom veroordeeld in de proceskosten van dit incident aan de kant van de [partij A], tot op heden begroot op € 598,00 aan salaris voor de advocaat van [partij A].
In de hoofdzaak
4.15.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen als bedoeld in artikel 87 Rv.
4.16.
De rechtbank acht aan beide zijden de aanwezigheid op de mondelinge behandeling wenselijk van personen die inhoudelijk van de zaak op de hoogte zijn alsmede van personen die bevoegd zijn om een regeling te treffen.
4.17.
De mondelinge behandeling zal in beginsel volgens de navolgende agenda verlopen:
I. Inleiding en door rechter te bespreken formaliteiten
II. Toelichting (indien gewenst) door (de gemachtigden van) partijen (maximaal 10 minuten per partij), waarvan beknopte notities kunnen worden overgelegd
III. Vragen van de rechter (de onderwerpen waarop de rechter zich met name zal richten, kunnen aan partijen per brief of e-mail uiterlijk drie weken voor de mondelinge behandeling worden toegestuurd)
IV. Bespreking van het verdere verloop van de procedure, zoals:
- de mogelijkheid tot het treffen van een schikking, waarbij desgewenst een voorlopig oordeel kan worden gegeven, dan wel inschakeling van een mediator
- verdere regie van de procedure
- het opmaken van een proces-verbaal
- de termijn waarop vonnis wordt gewezen
V. Het eventueel mondeling wijzen van (tussen)vonnis
VI. Sluiting
4.18.
De rechter die de zaak op de zitting behandelt is mr. J.N. Bartels. De naam van de rechter is nog niet definitief. Het kan zijn dat de zaak nog aan een andere rechter wordt toegedeeld. De uiteindelijke toedeling vindt namelijk vlak voor de zitting plaats. Als een andere rechter de zaak op zitting zal behandelen dan krijgen partijen uiterlijk twee werkdagen voor de zitting daarvan bericht.
4.19.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij op de mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen -ook in het nadeel van die partij -kan maken die zij geraden zal achten.

5.De beslissing

In het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt N1 in de proceskosten, aan de kant van [partij A] begroot op € 598,00,
In de hoofdzaak
5.3.
beveelt een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 87 Rv,
5.4.
partijen moeten, bijgestaan door hun advocaten, verschijnen op de mondelinge behandeling in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Schuurmanstraat 2 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.5.
bepaalt dat indien beide partijen wensen dat de mondelinge behandeling online zal plaatsvinden, zij dit op de hierna te noemen rolzitting dienen te berichten, voorzien van hun e-mailadressen en telefoonnummers,
5.6.
bepaalt dat partijen in persoon aanwezig moeten zijn, dan wel (indien het een rechtspersoon betreft) vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is deze partij te vertegenwoordigen,
5.7.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 6 september 2023voor het bepalen van de dag en het tijdstip waarop de mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Partijen hoeven niet aanwezig te zijn bij deze rolzitting. Partijen kunnen tot uiterlijk de vrijdag daarvoor schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) opgeven voor de drie volledige maanden die volgen na (de maand van) deze rolzitting,
5.8.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de mondelinge behandeling zelfstandig zal bepalen, alsmede dat bij de planning geen rekening zal worden gehouden met de verhinderingen van een partij die meer verhinderingen heeft opgegeven dan hiervoor onder 5.7. genoemd,
5.9.
bepaalt dat de mondelinge behandeling in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald,
5.10.
wijst partijen er op, dat voor de mondelinge behandeling twee uur zal worden uitgetrokken,
5.11.
wijst partijen er op dat zij eventuele nadere stukken ten behoeve van de mondelinge behandeling tot uiterlijk tien dagen voor de mondelinge behandeling in het geding kunnen brengen,
5.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.F. van Aalst en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023. (wv)