ECLI:NL:RBMNE:2024:4920

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
10857187
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van koopovereenkomst van een pony wegens gebrek

In deze zaak heeft eiser op 23 juni 2023 een pony gekocht van gedaagde voor zijn dochter. De pony werd op 19 juni 2023 goedgekeurd door een dierenarts, maar na levering op 25 juni 2023 meldde eiser dat de pony kreupel was. Eiser heeft de koop op 20 september 2023 ontbonden en gedaagde gesommeerd om de pony op te halen en de koopsom terug te betalen. Gedaagde heeft hier niet op gereageerd. De kantonrechter oordeelt dat de ontbinding van de koopovereenkomst geldig is, omdat de pony een gebrek vertoonde dat binnen de termijn van een jaar na de koop aan het licht kwam. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser toe, waaronder de terugbetaling van de koopsom van € 8.750,00, schadevergoeding voor stalling en onderhoud, en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde wordt veroordeeld om de pony binnen 7 dagen op te halen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 20.000,00. De kantonrechter legt uit dat eiser als consument beschermd is en dat gedaagde niet heeft aangetoond dat de pony ten tijde van de koop niet kreupel was. De rechter benadrukt dat gedaagde de gelegenheid had moeten krijgen om het gebrek te herstellen, maar dat hij dit niet heeft aangeboden. De uitspraak is gedaan door kantonrechter I.L. Rijnbout op 24 juli 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10857187 \ UC EXPL 23-8703
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. C.M. van Zundert,
tegen
[gedaagde]handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.A. Wensing.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1-17,
- de conclusie van antwoord,
- de akte vermeerdering van eis van [eiser] met producties 18-21,
- de akte van [gedaagde] met producties 1-4
- het emailbericht van [gedaagde] met producties 5-6.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 25 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Daarbij zijn partijen verschenen met hun gemachtigden. Ook de zus van [gedaagde] was aanwezig. Na het sluiten van de mondelinge behandeling is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[eiser] heeft op 23 juni 2023 van [gedaagde] de pony [naam] gekocht voor zijn destijds 15-jarige dochter [minderjarige] . De pony is op 19 juni 2023 klinisch en op 21 juni 2023 röntgenologisch goedgekeurd door de dierenarts en vervolgens op 25 juni 2023 aan [eiser] geleverd. Op 8 en 19 augustus 2023 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven dat er een gebrek is omdat de pony kreupel zou zijn. Op 20 september 2023 heeft [eiser] de koop ontbonden en [gedaagde] gesommeerd om binnen 14 dagen de pony op te halen en de koopsom terug te betalen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan, de pony is nog bij [eiser] .
2.2.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis,
- een verklaring voor recht dat de koop is ontbonden, althans dat de koop wordt ontbonden;
en veroordeling van [gedaagde] om:
  • de koopsom van € 8.750,00, terug te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 4 oktober 2023;
  • de pony binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis op te halen onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag;
  • € 6.429,16 + PM aan schade te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 4 oktober 2023;
  • € 926,79 aan buitengerechtelijke incassokosten te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover als dit bedrag niet binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis is betaald;
  • de proceskosten te dragen.
2.3.
[gedaagde] voert verweer en vraagt om de vordering af te wijzen en [eiser] in de proceskosten te veroordelen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling door de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de koopovereenkomst terecht heeft ontbonden. Dat betekent dat de pony terug moet naar [gedaagde] en dat [gedaagde] de koopsom aan [eiser] moet terugbetalen. [gedaagde] moet de kosten voor stalling en onderhoud van de pony aan [eiser] vergoeden en ook bijkomende kosten en rente. De kantonrechter legt hierna uit waarom.
[eiser] wordt als consument beschermd
3.2.
[eiser] heeft voor zijn dochter een pony gekocht bij [gedaagde] die bedrijfsmatig handelt in paarden en pony’s. Dat betekent dat op de koopovereenkomst de regelingen van toepassing zijn die zijn bedoeld om consumenten te beschermen. Eén van die regels is dat als een gebrek zich binnen een jaar na de koop openbaart, dat gebrek wordt vermoed aanwezig te zijn geweest ten tijde van de koop [1] .
Uitzonderingen niet van toepassing
3.3.
Op die regel wordt een uitzondering gemaakt als de aard van de zaak of de aard van het gebrek zich daartegen verzet. Dat is hier niet het geval. [gedaagde] heeft daar wel een beroep op gedaan, maar verwijst daarbij enkel naar een paar oude uitspraken die inmiddels zijn achterhaald [2] . Uit de wetsgeschiedenis volgt dat zowel bij de vaststelling van Richtlijn 1999/44/EG betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen d.d. 7-7-1999, als van het daarop gebaseerde artikel 7:18 lid 2 BW de problematiek van levende dieren is onderkend maar dat dit er niet toe heeft geleid dat deze categorie als een uitzondering in het kader van de voormelde tenzij-clausule beschouwd moet worden. De aard van het gestelde gebrek (in dit geval kreupelheid) en de gestelde omstandigheid dat deze binnen een korte periode kan ontstaan, staat evenmin in de weg aan toepassing van het wettelijke vermoeden uit artikel 7:18 lid 2 BW. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt niet dat gedacht is aan een situatie als de onderhavige. In de Memorie van Toelichting wordt daarover opgemerkt: “ (..) bij de aard van de afwijking denke men aan de situatie waarin duidelijk is dat de afwijking is ontstaan door de handelwijze van de koper (bijvoorbeeld een overduidelijk door een val niet meer functionerende videorecorder).” (Tweede Kamer 2001-2002, 27809, nr. 3, pag. 20). Uit de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer blijkt dat het wettelijk vermoeden wel effect heeft indien deze duidelijkheid ontbreekt (Eerste Kamer 2001-2002, 27809, nr. 323b, pag. 8).
De pony vertoont een gebrek
3.4.
Dierenarts [dierenarts] heeft de pony onderzocht op 14 augustus 2023 en op 5 september 2023. Na dat tweede onderzoek heeft [dierenarts] een verslag geschreven waarin staat dat de pony rechtsvoor kreupel is en dat die kreupelheid na de buigproef duidelijk erger is. Kreupelheid bij een pony is een gebrek, ook als de oorzaak van die kreupelheid niet bekend is. [eiser] is niet verplicht om te (laten) onderzoeken wat de oorzaak van de kreupelheid is [3] .
Bewijs van het tegendeel
3.5.
Omdat de pony binnen twee maanden en dus ruim binnen de termijn van een jaar kreupel was, moet de kantonrechter ervan uitgaan dat de pony ook ten tijde van de koop al kreupel was en dus niet beantwoordt aan wat [eiser] bij de koop mocht verwachten. Het is dan vervolgens aan [gedaagde] om te stellen en zonodig te bewijzen dat de pony ten tijde van de koop nog niet kreupel was [4] . Daarvoor is in elk geval niet voldoende dat de pony voor de levering is goedgekeurd door de dierenarts. Voor het overige heeft [gedaagde] alleen aangevoerd dat het zeer wel mogelijk is dat de pony door omstandigheden na de koop kreupel is geworden. Daarmee heeft [gedaagde] onvoldoende gesteld om tot bewijs te worden toegelaten.
Gelegenheid tot herstel
3.6.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser] de koop niet had mogen ontbinden, omdat herstel van het gebrek nog mogelijk was. Dit betoog gaat niet op. Het klopt dat een koper de overeenkomst pas mag ontbinden wanneer herstel van de pony onmogelijk is, maar de koper hoeft niet zelf te herstellen. De koper hoeft alleen de verkoper de gelegenheid geven om te herstellen, zonder daarvoor kosten in rekening te brengen. Het is dus niet zo dat [eiser] zelf de pony door een dierenarts verder moest laten onderzoeken en behandelen. Dat [eiser] dit niet heeft gedaan is ook begrijpelijk. Dierenarts [dierenarts] schrijft in haar verslag van 5 september 2023 dat het uitzoeken wat de oorzaak is van de kreupelheid en of er genezing kan volgen een uitgebreid proces is. [gedaagde] heeft aan [eiser] niet aangeboden om de pony op zijn kosten te laten behandelen. Na de eerste melding op 8 augustus 2023 dat de pony niet zuiver loopt, vraagt [gedaagde] [eiser] om langs te komen met de pony. Tot afspraken daarover is het niet gekomen omdat partijen het niet eens konden worden over wie de kosten van het vervoer moest dragen. [gedaagde] was kennelijk niet bereid om die kosten te dragen, wat hij wel had moeten doen. Op het schrijven van [eiser] van 19 augustus 2023 heeft [gedaagde] ook na aanmaning niet gereageerd en op de ontbinding door de gemachtigde van [eiser] heeft de gemachtigde van [gedaagde] gereageerd met het standpunt dat er geen sprake was van een gebrek. Omdat [gedaagde] op geen enkel moment heeft aangeboden om de pony op zijn kosten te laten onderzoeken en behandelen, mocht [eiser] de koop ontbinden [5] .
Gevolgen van ontbinding
3.7.
Na ontbinding van de overeenkomst moet ongedaan gemaakt worden wat al is uitgevoerd. Dat betekent dat koopsom terugbetaald moet worden en de pony terug moet naar [gedaagde] . [eiser] heeft gevorderd om [gedaagde] te verplichten om de pony binnen 7 dagen op te halen, daar heeft [gedaagde] geen verweer tegen gevoerd, ook niet tegen de vordering om daar een dwangsom aan te verbinden. De kantonrechter zal deze vorderingen daarom toewijzen, waarbij de dwangsom wordt gemaximeerd tot € 20.000,00.
Schadevergoeding
3.8.
[gedaagde] moet aan [eiser] de kosten vergoeden die hij niet zou hebben gehad als de pony niet kreupel was geweest en de kosten die hij heeft gemaakt om de pony te onderhouden en verzorgen na de ontbinding. [gedaagde] heeft alleen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gevorderde kosten voor groepslessen. [eiser] heeft niet onderbouwd op grond waarvan [gedaagde] de kosten voor de (groeps)lessen zou moeten vergoeden, zodat deze post van in totaal € 496,50 wordt afgewezen. Dat betekent dat [gedaagde] aan [eiser] als schadevergoeding tot en met juni 2024 ‭€ 5.932,66‬ (€ 6.429,16 - € 496,50) moet betalen. De in de vordering opgenomen PM post wordt begroot op € 350,00, de kosten voor de stalling in juli 2024.‬‬‬‬ De stelling van [gedaagde] dat [eiser] de pony niet deugdelijk heeft gehuisvest en verzorgd is niet van invloed op de hoogte van de toe te wijzen vorderingen. Omdat de overeenkomst op 20 september 2023 al geldig was ontbonden had [gedaagde] de pony toen al moeten ophalen om haar zelf te huisvesten en verzorgen. ‬‬
Buitengerechtelijke kosten
3.9.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde
buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 926,79 zijn daarom toewijsbaar.
Wettelijke rente
3.10.
[gedaagde] is op 20 september 2023 gesommeerd om binnen 14 dagen de koopsom terug te betalen. Omdat hij dat niet heeft gedaan, moet hij daarover ook de wettelijke rente betalen met ingang van 4 oktober 2023, zoals gevorderd.
3.11.
Over de te betalen schadevergoeding moet [gedaagde] ook wettelijke rente betalen. Over de bij dagvaarding gevorderde vergoeding, minus de daarin begrepen € 142,00 voor groepslessen, dus € 3.636,77 (3.778,77 - 142,00), met ingang van de datum van dagvaarding. Over de vergoeding voor het overige is de wettelijke rente verschuldigd telkens met ingang van de dag dat [eiser] die kosten moest betalen.
3.12.
De wettelijke rente over de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zal worden toegewezen met ingang van de achtste dag na betekening van het vonnis, zoals gevorderd.
Proceskosten3.13. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 133,13
- griffierecht € 706,00
- salaris gemachtigde € 1.015,00 (2,5 punten x tarief € 406,00)
- nakosten € 135,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.989,13

4.De beslissing

4.1.
verklaart voor recht dat [eiser] de op 23 juni 2023 terzake de pony [naam] tot stand gekomen overeenkomst op 20 september 2023 rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 8.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 4 oktober 2023,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het ophalen van de pony binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde] in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen, tot een maximum van € 20.000,00,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van ‭€ 5.932,66 aan schadevergoeding, waarvan het bedrag van € 3.636,77 te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 15 december 2023, en voor het overige met ingang van de data dat [eiser] de gemaakte kosten moest betalen, ‬‬‬‬
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 926,79, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.989,13, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
18374

Voetnoten

1.Artikel 7:18a, tweede lid BW
2.Bijvoorbeeld Hof Arnhem-Leeuwarden 3 december 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9228
3.HvJ EU 04-06-2015, ECLI:EU:C:2015:357
4.Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1666
5.Artikelen 7:21 en 7:22 BW