Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
.”
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
5 november 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over een koopovereenkomst van een paard. De eiser, [eiser], heeft tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam beroep in cassatie ingesteld, nadat het hof het vonnis van de kantonrechter had bekrachtigd. De kern van de zaak draait om de vraag of het bewijsvermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW, dat geldt bij consumentenkoop, weerlegd kan worden door de verkoper, in dit geval [eiser]. De Hoge Raad oordeelt dat het bewijsvermoeden weerlegbaar is, maar dat de verkoper niet alleen het vermoeden hoeft te ontzenuwen, maar ook moet bewijzen dat het gebrek aan overeenstemming tussen het verkochte en de overeenkomst het gevolg is van een omstandigheid die zich na de aflevering heeft voorgedaan. Dit oordeel is in lijn met de Europese richtlijn consumentenkoop. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en legt de kosten van het geding bij de eiser.