ECLI:NL:RBMNE:2024:4880
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WIA-uitkering en loonsanctie in het kader van arbeidsongeschiktheid en re-integratie-inspanningen
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een kok die arbeidsongeschikt is geraakt na een ongeval op 30 april 2020, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 7,19%, dat later werd verhoogd naar 10,86%, maar nog steeds onder de 35% bleef. Eiser was van mening dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had geleverd, waardoor een loonsanctie opgelegd had moeten worden. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv de re-integratie-inspanningen van de werkgever als voldoende had beoordeeld. Eiser had op 18 juni 2024 een aanvullend beroepschrift ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit in strijd was met de goede procesorde, omdat het stuk te laat was ingediend en het Uwv onvoldoende tijd had gekregen om te reageren.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat het besluit van het Uwv in stand kon blijven. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser over zowel de loonsanctie als de afwijzing van de WIA-uitkering verworpen. Eiser had niet voldoende medische onderbouwing geleverd om zijn stellingen te onderbouwen, en de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig hadden gehandeld. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.