ECLI:NL:RBMNE:2024:4656
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Schorsing van een concurrentiebeding in kort geding wegens onbillijke benadeling van de werknemer
In deze zaak heeft de kantonrechter op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde]. [eiser] had een verzoek ingediend om het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst te schorsen, omdat hij een aanbod had gekregen van een concurrent, [bedrijf] B.V., en zijn werkgever dit had geweigerd op basis van het concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende had onderbouwd dat zij een te beschermen belang had bij het concurrentiebeding. De kantonrechter stelde vast dat het concurrentiebeding onbillijk was voor [eiser] in verhouding tot het belang van [gedaagde]. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding niet noodzakelijk was en dat de belangen van [gedaagde] voldoende beschermd werden door andere bedingen in de arbeidsovereenkomst, zoals het geheimhoudingsbeding. De vordering van [eiser] tot schorsing van het concurrentiebeding werd toegewezen, en [gedaagde] werd veroordeeld in de proceskosten.