Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Inleiding
€ 1.095.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2021 en geldt voor het belastingjaar 2022. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
Overwegingen
- [adres 2] , verkocht op 7 juli 2020 voor € 891.000,-;
- [adres 3] , verkocht op 14 juli 2020 voor € 870.000,-;
- [adres 4] , verkocht op 19 mei 2020 voor € 863.000,-.
[adres 2]casco is verkocht. Ook heeft hij toegelicht dat het feit dat de voorzieningen die wel gerealiseerd zijn, zoals de badkamer, als nieuwbouw zijn te kwalificeren en dat om die reden kan worden uitgegaan van de waardering ‘goed’, ‘goed’ en ‘modern’.
[adres 2]casco is verkocht en dat de voorzieningen van de woning die ten tijde van de waardepeildatum gerealiseerd waren, zijn te kwalificeren als nieuwbouw, is naar het oordeel van de rechtbank door de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de afwerking van de woning. De rechtbank kan de uitleg die de taxateur op de zitting daarover heeft gegeven goed volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van € 50,- aan schadevergoeding aan eiser;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € € 109,38 aan proceskosten aan eiser.