ECLI:NL:RBMNE:2024:4314

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
16/200688-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 augustus 2020 te Maarssen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een Audi A3, reed met een snelheid tussen de 117 en 145 kilometer per uur op een kruispunt waar de verkeerslichten buiten werking waren. Het ongeval vond plaats onder donkere en regenachtige omstandigheden, waarbij de verdachte niet voldoende anticipeerde op de verkeerssituatie. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig was, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de bestuurder van een andere auto, de heer [slachtoffer], die een botbreuk in het bovenbeen opliep en hiervoor geopereerd moest worden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de mate van schuld als aanmerkelijk onvoorzichtig werd gekwalificeerd. De officier van justitie had een taakstraf van 40 uren geëist, welke door de rechtbank werd opgelegd, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij een blanco strafblad had en dat hij sinds het ongeval niet meer met politie en justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/200688-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juli 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats]
(hierna te noemen: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M.L. Kalsbeek en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Duisterwinkel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de getuigen-deskundigen [getuige-deskundige 1] , [getuige-deskundige 2] en [getuige-deskundige 3] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
primair (artikel 6 Wegenverkeerswet)
op 24 augustus 2020 te Maarssen als bestuurder van een auto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt door roekeloos/zeer/aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag (namelijk: met een zeer hoge snelheid te rijden; zich er niet tijdig en/of onvoldoende van te vergewissen dat een andere auto de kruising wilde oversteken; vervolgens tegen die auto te botsen) waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (te weten een botbreuk in het bovenbeen) werd toegebracht, althans zodanig letsel dat tijdelijke ziekte of verhindering bezigheden is ontstaan;
subsidiair (artikel 5 Wegenverkeerswet)
op 24 augustus 2020 te Maarssen als bestuurder van een auto zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar en/of hinder op de weg werd veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het rijgedrag van verdachte (op zijn minst) als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’ moet worden beschouwd voor wat betreft de mate van schuld van verdachte. Ten aanzien van het letsel heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het letsel dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval heeft opgelopen als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw van verdachte heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 WVW, omdat niet op objectieve wijze kan worden vastgesteld dat verdachte te hard heeft gereden. De raadsvrouw van verdachte heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het onderzoek en het rapport Verkeersongevallenanalyse van 3 februari 2021, opgemaakt door [getuige-deskundige 1] en [verbalisant 1] , werkzaam bij de Forensische Opsporing van de politie Midden Nederland, onvolledig is en daardoor onjuist. Zij baseert zich daarvoor op een onderzoek en rapport van [onderzoeksbureau] van 23 april 2024, welke deskundigen door de verdediging zijn ingeschakeld. Subsidiair heeft de raadsvrouw van verdachte zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, artikel 5 WVW.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Betrouwbaarheid proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse (VOA)
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de zaak uit van de bevindingen van de VOA. De rechtbank heeft de bevindingen van [onderzoeksbureau] (hierna: [onderzoeksbureau] ) gelezen en stelt vast dat deze deskundigen niet concluderen dat de VOA onjuist is, maar er wel enkele kanttekeningen bij plaatsen. Zo merkt [onderzoeksbureau] op dat de door de VOA bepaalde snelheid niet als vastgesteld, maar als indicatief moet worden gezien. Uit de VOA volgt echter dat de deskundigen dit ook benoemen. Het onderzoek van de politie is gebaseerd op een methodiek voor snelheids-berekeningen die is ontwikkeld door het NFI en die is gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften. Bekend is dat de methode geen exacte snelheidsbepaling is, maar een indicatieve snelheidsbepaling. Met deze beperking wordt ook rekening gehouden. Verder merkt [onderzoeksbureau] op voor de plaatsbepaling van de Audi (de vraag of deze zich bevond op de linker- of rechterrijstrook) de sporen onvoldoende geanalyseerd zijn. De VOA komt uit op de linkerrijstrook, terwijl [onderzoeksbureau] vaststelt dat de Audi zich op de rechterrijstrook moet hebben bevonden. De rechtbank leest in de VOA echter dat de snelheidsbepaling uiteindelijk is gedaan zowel vanuit de linkerrijstrook als vanuit de rechterrijstrook bekeken. Daarnaast heeft [onderzoeksbureau] een kritische noot geplaatst bij het uitgevoerde vermijdbaarheidsonderzoek. De rapporteur van de VOA, [getuige-deskundige 1] , heeft gereageerd op de kanttekeningen van [onderzoeksbureau] in een aanvullend proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer van 26 juni 2024. Hierin wordt naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke toelichting gegeven op de gemaakte keuzes in het onderzoek en op de door [onderzoeksbureau] geplaatste kanttekeningen. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de gebruikte onderzoeksmethoden en de toepassing daarvan door de rapporteurs in de VOA. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.
4.3.2
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Het ongeval
Proces-verbaal aanrijding misdrijf
Op 24 augustus 2020 omstreeks 00:45 uur vindt een verkeersongeval plaats op de kruising van de Ruimteweg met de Kometenweg te Maarssen. De Ruimteweg betreft een weg binnen de bebouwde kom en de maximum toegestane snelheid bedraagt 50 kilometer per uur. [2] Betrokkene 1 betreft verdachte, bestuurder van een personenauto, merk Audi A3, kenteken [kenteken] . Betrokkene 2 betreft [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) [3] , bestuurder van een personenauto, merk Seat Arosa, kenteken [kenteken] . [4]
Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse (VOA) en proces-verbaal Beeldonderzoek
Op 24 augustus 2020 reed de bestuurder van de Audi, verdachte, over de Ruimteweg te Maarssen. De bestuurder van de Seat reed in tegenovergestelde richting en wilde op het kruispunt met de Kometenweg links afslaan. Op het kruispunt van de Ruimteweg met de Kometenweg ontstond vervolgens een aanrijding tussen de Audi en de Seat. Als gevolg van de aanrijding raakten de twee inzittenden van de Seat (zwaar) gewond. [5]
Het verkeer op het kruispunt werd ten tijde van het verkeersongeval niet geregeld door een verkeersinstallatie. Uit onderzoek naar de camerabeelden bleek dat de verkeerslichten ten tijde van het ongeval op geel/oranje knipperen stonden. [6]
De naast het kruispunt gelegen McDonalds was voorzien van camera’s met zicht op het kruispunt. [7]
Op basis van het beeldonderzoek kan worden gesteld dat de snelheid van de Audi bij het naderen van het kruispunt vrijwel zeker tussen de 117 en 145 kilometer per uur lag, althans een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 50 kilometer per uur. [8]
Letsel
Geneeskundige verklaring
[slachtoffer] heeft een gebroken been/heup. Hiervoor is hij geopereerd waarbij een pin (femur nail) is geplaatst in zijn linker bovenbeen/heup. De geschatte duur van de genezing is onbekend. [9]
Proces-verbaal aanrijding misdrijf
Op 12 februari 2021 heb ik, verbalisant, telefonisch contact gehad met [slachtoffer] . Hij gaf aan nog steeds last te hebben van zijn been en hierdoor nog steeds niet goed te kunnen lopen.
Hij moet nog met krukken lopen en hij heeft fysiotherapie om weer te kunnen gaan lopen. [10]
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Primair (artikel 6 WVW) of subsidiair (artikel 5 WVW) ten laste gelegde
De vraag die aan de rechtbank voorligt, is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden met (zwaar) lichamelijk letsel als gevolg.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. [11] Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Voor het juridische begrip ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW wordt onderscheid gemaakt in drie gradaties: aanmerkelijke schuld, ernstige schuld en zeer hoge mate van schuld.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft gereden met een veel hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan. Uit de VOA volgt dat op basis van de camerabeelden een indicatieve snelheid van de Audi kan worden bepaald gelegen tussen de 117 kilometer per uur en 145 kilometer per uur. Ter plaatse was 50 kilometer per uur toegestaan. Zelfs indien wordt uitgegaan van de laagst bepaalde indicatieve snelheid (117 kilometer per uur) betreft dit een snelheid die vele malen hoger ligt dan de toegestane snelheid, te weten een overschrijding van ruim 65 kilometer per uur. Daarbij komt dat het donker en regenachtig weer was (p. 5 van het proces-verbaal aanrijding misdrijf). Verdachte was bekend met de omgeving en constateerde ook nog dat de verkeerslichten op oranje knipperden en dus buiten werking waren. Desondanks is verdachte met een zeer hoge snelheid de kruising genaderd en heeft hij niet, althans onvoldoende geanticipeerd op de omstandigheden ter plekke.
Dat, zoals de raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd, verdachte reed op een voorrangsweg doet aan het voorgaande niets af. In zijn algemeenheid geldt dat de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer, schuld aan de zijde van verdachte niet opheft. Verkeersdeelnemers moeten altijd bedacht zijn op de mogelijkheid dat er iets onverwachts kan gebeuren, waaronder ook eventuele verkeersfouten van anderen. Juist daarom had verdachte, gezien de omstandigheden ter plekke, veel behoedzamer moeten rijden.
Uitgaande van een snelheid van circa 117 kilometer per uur overweegt de rechtbank met betrekking tot het handelen van verdachte dat hij de kans op een ongeval in hoge mate heeft verhoogd en dat hij anders had kunnen handelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat naarmate er harder gereden wordt, de kans op een ongeval toeneemt en dat naarmate de snelheid hoger is, een botsing ernstiger letsel veroorzaakt.
Conclusie: artikel 6 WVW, mate van schuld aanmerkelijk onvoorzichtig
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte tekortgeschoten is in de voorzichtigheid die van bestuurders van personenauto’s mag worden verwacht, met als gevolg een verkeersongeval waarbij de bestuurder van de Seat (zwaar) gewond is geraakt. Dit betekent dat sprake is van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat het rijgedrag van verdachte moet worden aangemerkt als ‘aanmerkelijk onvoorzichtig’, de lichtste gradatie van schuld.
Letsel
Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge een arrest van de Hoge Raad [12] geldt dat voor de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht bepalend zijn de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval een gebroken bovenbeen/heup opgelopen waarvoor hij een operatie heeft moeten ondergaan, waarbij een pin in zijn bovenbeen is geplaatst. Deze pin is waarschijnlijk blijvend van aard. Uit het contact met de politie volgt dat [slachtoffer] zes maanden na het ongeval nog steeds pijn en last ervaart als gevolg van het opgelopen letsel.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het letsel in dit geval gekwalificeerd moet worden als zwaar lichamelijk letsel.
Verweer van de raadsvrouw: vermijdbaarheidsanalyse (scenario’s)
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de in de VOA opgenomen vermijdbaarheidsanalyse op onjuiste uitgangspunten is gebaseerd, zodat deze analyse onbruikbaar is. De rechtbank heeft deze vermijdbaarheidsanalyse buiten beschouwing gelaten, omdat reeds uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is geweest van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag aan de zijde van verdachte. Het verweer van de raadsvrouw op dit punt treft dan ook geen doel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
primair
op 24 augustus 2020 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig te weten een Audi A3 (met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Ruimteweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid tussen de 117 kilometer per uur en 145 kilometer per uur en
- zich er daarbij in onvoldoende mate van te vergewissen dat de bestuurder van de Seat Arosa (met kenteken [kenteken] ), te weten [slachtoffer] , doende was voornoemde Ruimteweg en/of de kruising van de Ruimteweg - gezien verdachtes (rij)richting van links naar rechts - over te steken en
- ( vervolgens) tegen voornoemde Seat Arose te botsen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een botbreuk in het bovenbeen (waarbij er operatief een pin is geplaatst), werd toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 40 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, onder de algemene voorwaarde dat hij geen nieuw strafbaar feit zal plegen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging
van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden geheel
voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar onder de algemene voorwaarde.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de strafeis van de officier van justitie. De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank wel verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en hij ook sinds het ongeval niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. Daarnaast verzoekt de raadsvrouw om rekening te houden met de omstandigheid dat deze zaak al bijna vier jaar duurt en verdachte al die tijd in onzekerheid verkeert.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft in de nacht van 24 augustus 2020, terwijl het regenachtig weer was en de verkeerslichten buiten werking waren, een kruispunt met veel te hoge snelheid genaderd en is vervolgens tegen de auto van [slachtoffer] gebotst die het kruispunt wilde oversteken. Als gevolg van deze aanrijding heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 mei 2024 waaruit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Ter terechtzitting heeft verdachte ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden verklaard dat hij nog thuis woont, dat hij bezig is met werk als personal trainer en dat hij een schuld heeft van ongeveer € 19.000,- bij de verzekeringsmaatschappij als gevolg van het verkeersongeval. De rechtbank houdt hiermee in strafverminderende zin rekening.
Ook houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte ook zelf, met name mentaal, nog lang last heeft gehad van het ongeval en dat hij zich direct na het ongeval heeft bekommerd om het slachtoffer en ook later nog contact met hem heeft gezocht.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Ook heeft de rechtbank bij haar overwegingen de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken. Uit deze oriëntatiepunten volgt dat voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, als uitgangspunt wordt gehanteerd een taakstraf voor de duur van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met het aanzienlijke tijdsverloop. Het is inmiddels bijna vier jaar geleden dat het ongeval plaatsvond en verdachte heeft al die tijd in onzekerheid gezeten over de afdoening van de zaak. In die tijd is verdachte ook niet met politie en justitie in aanraking gekomen.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf van 40 uren in combinatie met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar, zoals de officier van justitie heeft geëist, passend en geboden. Deze straf zal dan ook aan verdachte worden opgelegd.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de taakstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 1 (één) jaarvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzegtverdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
3 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een
proeftijd van 1 (één) jaarvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P.J. Janssens, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en
mr. I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2024.
mr. Jadib is buiten staat dit vonnis te ondertekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig te weten een Audi A3 (met kenteken [kenteken] ), daarmede rijdende over de weg, de Ruimteweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid tussen de 117 kilometer per uur en 145 kilometer per uur althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de bestuurder van de Seat Arosa (met kenteken [kenteken] ), te weten [slachtoffer] , doende was voornoemde Ruimteweg en/of de kruising van de Ruimteweg - gezien verdachtes (rij)richting van links naar rechts - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Ruimteweg bevond en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde Seat Arose te botsen en/of te rijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een botbreuk in het bovenbeen (waarbij er operatief een pin is geplaatst), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (te weten een Audi A3 (met kenteken [kenteken] )), daarmee rijdende op de weg, de Ruimtebaan,
- met een (zeer) hoge snelheid, te weten een snelheid tussen de 117 kilometer per uur en 145 kilometer per uur althans met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de bestuurder van de Seat Arosa (met kenteken [kenteken] ), te weten [slachtoffer] , doende was voornoemde Ruimteweg en/of de kruising van de Ruimteweg - gezien verdachtes (rij)richting van links naar rechts - over te steken, althans die zich (daartoe) op de Ruimteweg bevond en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde Seat Arose te botsen en/of te rijden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
​​​​​​​
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 13 februari 2021, genummerd PL0900-2020275170, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, genummerd p. 1 tot en met 223 en het aanvullend proces-verbaal van 5 december 2023. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 13 februari 2021, p. 5.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 13 februari 2021, p. 6.
4.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 13 februari 2021, p. 7.
5.Een proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 3 februari 2021, opgemaakt door [getuige-deskundige 1] en [verbalisant 1] , werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, team Forensische Opsporing van de eenheid Midden-Nederland, p. 42.
6.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 3 februari 2021, opgemaakt door [getuige-deskundige 1] en [verbalisant 1] , werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, team Forensische Opsporing van de eenheid Midden-Nederland, p. 46.
7.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse van 3 februari 2021, opgemaakt door [getuige-deskundige 1] en [verbalisant 1] , werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, team Forensische Opsporing van de eenheid Midden-Nederland, p. 56.
8.Een proces-verbaal Beeldonderzoek van 3 november 2020, opgemaakt door [verbalisant 2] , werkzaam bij de Dienst Regionale Recherche, team Forensische Opsporing van de eenheid Midden-Nederland, p. 107.
9.Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van 23 oktober 2020, opgemaakt door [A] , arts, p. 26.
10.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 13 februari 2021, p. 10.
11.Arrest Hoge Raad van 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822.
12.Arrest van de Hoge Raad van 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.