ECLI:NL:RBMNE:2024:4292

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
10823240 \ MC EXPL 23-7223
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Salderingsregeling artikel 31c Elektriciteitswet en de toepassing bij variabele tarieven

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Nieuw Hollands Energiebedrijf B.V. (NHE) over de toepassing van de salderingsregeling zoals vastgelegd in artikel 31c van de Elektriciteitswet. [Eiseres], die zelf energie opwekt met zonnepanelen, had een overeenkomst met NHE voor de levering van elektriciteit. Het geschil ontstond over de wijze waarop de saldering van afgenomen en teruggeleverde elektriciteit diende te geschieden, vooral in het licht van de variabele tarieven die NHE hanteert. [Eiseres] vorderde onder andere dat NHE het verbruik correct zou berekenen door de teruggeleverde elektriciteit te salderen met de afgenomen elektriciteit en dat NHE de opzegboete die in rekening was gebracht, zou crediteren.

De kantonrechter oordeelde dat NHE in strijd handelde met de salderingsregeling door niet op jaarbasis te salderen en niet hetzelfde bedrag per kWh voor teruggeleverde elektriciteit te vergoeden als voor afgenomen elektriciteit. De rechter wees de vorderingen van [eiseres] toe, inclusief de dwangsommen en de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat de saldering jaarlijks moet plaatsvinden en dat NHE een redelijke vergoeding verschuldigd is voor de teruggeleverde elektriciteit. De opzegboete werd als onjuist beoordeeld, omdat deze was gebaseerd op onjuiste verbruiksgegevens. De rechter heeft NHE veroordeeld tot het crediteren van de maandnota's en de opzegboete, en tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 10823240 \ MC EXPL 23-7223
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: M.I. Lemmens, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand,
tegen
NIEUW HOLLANDS ENERGIEBEDRIJF B.V.,
te Almere,
gedaagde partij,
hierna te noemen: NHE,
gemachtigde: mr. N. Chandi-Oemrawsingh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 23 november 2023;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met een productie;
- de conclusie van dupliek met producties;
- de akte van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
NHE is een energieleverancier. [eiseres] wekt zelf energie op door middel van zonnepanelen en levert elektriciteit terug aan het net.
2.2.
Op 6 oktober 2021 hebben [eiseres] en NHE voor het adres [adres] te [plaats] een overeenkomst voor kleinverbruikers gesloten die ziet op de levering van elektriciteit door NHE aan [eiseres] over de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025.
2.3.
In de overeenkomst is het volgende bepaald
ContractprijsUw contractprijs voor alle aansluitingen behorende bij deze overeenkomst bestaat uit de EPEX-maandprijs (referentieprijs + vaste opslag) per kWh elektriciteit en vaste leveringskosten per maand. (…)’
(…)
Levering, teruglevering, saldering en Energiebelastingen en BTW
De Contractprijs voor energie levering en teruglevering zal worden verrekend op basis van de leverings- en terugleverings-profiel-gewogen EPEX Day Ahead prijzen van dat kalenderjaar, vermeerderd of verminderd met een contractuele opslag of afslag voor onbalans-, reconciliatie-, profilering- en handlingkosten op basis van het leverings- en terugleveringsprofiel.’
2.4.
In (in ieder geval) de maandnota van maart 2022 staat dat [eiseres] per teruggeleverde kWh een lager bedrag krijgt vergoed dan per afgenomen kWh.
2.5.
[eiseres] heeft NHE meermaals schriftelijk verzocht om de afgenomen en teruggeleverde elektriciteit jaarlijks en volledig te salderen en de maandnota’s waarin dit niet is gebeurd te corrigeren. NHE is niet tot aanpassing van maandnota’s overgegaan.
2.6.
[eiseres] heeft de leveringsovereenkomst per 31 december 2022 opgezegd. Naar aanleiding van deze opzegging heeft NHE een opzegboete bij [eiseres] in rekening gebracht.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat NHE het verbruik van [eiseres] over de periode 1 januari 2022 tot 31 december 2022 dient te berekenen door de in 2022 aan het net te onttrekken elektriciteit te verminderen met de door [eiseres] in 2022 ingevoede elektriciteit, waarbij NHE gehouden is aan [eiseres] een gelijk bedrag per kWh te vergoeden voor de teruggeleverde elektriciteit, als zij in rekening brengt voor de door [eiseres] afgenomen elektriciteit;
II. NHE te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis de reeds over 2022 verzonden maandnota’s te crediteren alsmede ervoor zorg te dragen dat de vergoeding voor de op het net ingevoede elektriciteit gelijk is aan de in rekening gebrachte kosten voor de aan het net onttrokken elektriciteit, een en ander op last van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat NHE hiermee in gebreke blijft;
III. NHE te veroordelen om binnen veertien dagen na het te wijzen vonnis de opzegboete te crediteren, alsmede de opzegboete opnieuw te berekenen uitgaande van de juiste verbruiksgegevens, waarbij de (geschatte) saldering van de ingevoede energie op de onder II beschreven wijze wordt meegenomen, een en ander op last van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat NHE hiermee in gebreke blijft;
IV. NHE te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 462,50;
V. NHE te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van deze vorderingen stelt [eiseres] – samengevat – het volgende. Als kleinverbruiker kan [eiseres] aanspraak maken op de salderingsregeling zoals neergelegd in artikel 31c lid 1 Elektriciteitswet. Dit houdt in dat het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de leveringskosten moet worden berekend door de aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het net ingevoede elektriciteit. Ook voor de belastingen moet daarbij worden aangesloten. Op deze wijze ontvangt de kleinverbruiker voor de ingevoede elektriciteit precies hetzelfde tarief als voor de onttrokken elektriciteit. Deze saldering moet jaarlijks plaatsvinden. NHE handelt in strijd met deze salderingsregeling door niet op jaarbasis te salderen en door niet een gelijk bedrag per kWh te vergoeden voor de teruggeleverde elektriciteit als zij in rekening brengt voor de afgenomen elektriciteit. [eiseres] wil dit gecorrigeerd zien. Verder heeft NHE een opzegboete in rekening gebracht in verband met de opzegging door [eiseres] van de leveringsovereenkomst. Deze boete is gelijk aan 15% van de resterende verwachte waarde van de overeenkomst. Dit is gebaseerd op de laatst beschikbare gebruiksgegevens. Aangezien NHE onjuist heeft gesaldeerd, is zij uitgegaan van onjuiste verbruiksgegevens en is de opzegboete onjuist berekend. [eiseres] wil ook dit gecorrigeerd zien.
3.3.
NHE heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vorderingen met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
NHE baseert haar verweer – kort weergegeven – op het volgende. [eiseres] heeft een leveringsovereenkomst met dynamische tarieven (EPEX dagmarkttarieven). Dat wil zeggen dat het tarief afhankelijk is van de actuele prijs die NHE zelf voor energie moet betalen op de energiebeurs. Wordt er op een bepaald moment elektriciteit afgenomen, dan wordt de actuele beursprijs van dat moment aan de klant in rekening gebracht. Bij teruglevering ontvangt de klant de op dat moment geldende beursprijs. Op het moment van teruglevering krijgt [eiseres] dus hetzelfde bedrag per kWh als hij op dat moment betaalt per afgenomen kWh. Dit systeem is in overeenstemming met de wettelijke salderingsregeling. Dat op de maandfactuur bij de teruggeleverde elektriciteit een lager bedrag per kWh staat dan bij de afgenomen elektriciteit, laat zich verklaren door het feit dat als de zon schijnt, het tarief op de energiebeurs daalt en het aan de klant betaalde uurtarief voor teruggeleverde elektriciteit lager kan zijn geweest dan op momenten waarop de klant meer elektriciteit afnam dan terugleverde. Bij dynamische tarieven vertegenwoordigen de levering en teruglevering steeds een ander bedrag dat afhankelijk is van de beursprijs op dat moment. De door [eiseres] voorgestane wijze van salderen, waarbij de afgenomen en teruggeleverde elektriciteit eerst tegen elkaar weggestreept wordt, is in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De energieleveranciers zouden daar door benadeeld worden en het verschil uit eigen zak moeten betalen.

4.De beoordeling

4.1.
In artikel 31c lid 1 van de Elektriciteitswet is bepaald dat voor kleinverbruikers die duurzame elektriciteit invoeden (terugleveren) op het net, de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de leveringskosten berekent door de aan het net onttrokken (afgenomen) elektriciteit te verminderen met de teruggeleverde elektriciteit, waarbij de vermindering maximaal de hoeveelheid afgenomen elektriciteit bedraagt.
4.2.
Vast staat dat partijen variabele tarieven zijn overeengekomen. [eiseres] stelt dat afgesproken is dat de tarieven per maand variëren. Volgens NHE zijn partijen echter een dynamisch tarief overeengekomen waarbij het tarief per uur varieert, afhankelijk van de prijzen op de energiebeurs. De kantonrechter laat dit verder in het midden. Partijen twisten in deze zaak immers over de vraag hoe de salderingsregeling moet worden toegepast bij variabele tarieven. Of dit tarieven zijn die per maand of per uur variëren, doet voor de toepassing van de salderingsregeling niet ter zake.
4.3.
Beide partijen halen het vonnis van deze rechtbank van 1 maart 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:788, aan en leggen dat vonnis in hun voordeel uit. In die zaak was NHE ook de gedaagde partij. In dat vonnis heeft de kantonrechter onder verwijzing naar de wetsgeschiedenis, de uitspraak van het Hof Amsterdam van 30 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:906 en de beantwoording van Kamervragen door de minister van Klimaat en Energie geoordeeld dat artikel 31c Elektriciteitswet zo moet worden toegepast dat de afgenomen en teruggeleverde elektriciteit door de energieleverancier jaarlijks moet worden gesaldeerd. De saldering moet plaatsvinden door de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde elektriciteit tegen elkaar weg te strepen, dan wel door exact hetzelfde bedrag per kWh voor de teruggeleverde elektriciteit aan de klant te vergoeden als het bedrag per kWh dat voor de afgenomen elektriciteit bij die klant in rekening wordt gebracht. Dit geldt ook indien er variabele tarieven zijn overeengekomen. Als er een positief saldo aan afgenomen elektriciteit resteert, dan wordt dit meerdere aan de klant gefactureerd.
4.4.
Met dit oordeel strookt de door NHE toegepaste salderingswijze niet. Zij streept de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde elektriciteit immers niet op jaarbasis tegen elkaar weg. En evenmin krijgt de klant daadwerkelijk hetzelfde bedrag per kWh aan teruggeleverde elektriciteit vergoed als zij per kWh aan afgenomen elektriciteit moet betalen. Dat NHE voor de teruglevering hetzelfde tarief hanteert als de klant
op datzelfde momentvoor afgenomen energie
zou moetenbetalen, is niet in overeenstemming met de salderingsregeling zoals hiervoor beschreven. Het gevolg is immers dat aan de klant op jaarbasis per afgenomen kWh elektriciteit een hoger bedrag in rekening wordt gebracht dan aan hem per kWh teruggeleverde elektriciteit wordt vergoed. Dat deze salderingswijze wellicht inherent is aan het dynamische energiecontract zoals dat door NHE wordt aangeboden, waarbij de beursprijs voor teruggeleverde elektriciteit bij terugleveringsoverschotten lager ligt dan de beursprijs voor afgenomen elektriciteit op momenten dat van zo’n overschot geen sprake is, maakt nog niet dat dit in overeenstemming is met artikel 31c Elektriciteitswet.
4.5.
Resumerend moet NHE op jaarbasis eerst de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde elektriciteit tegen elkaar wegstrepen. Bij een positief saldo aan teruggeleverde elektriciteit is NHE conform artikel 31c lid 3 Elektriciteitswet een redelijke vergoeding verschuldigd. Een positief saldo aan afgenomen elektriciteit mag NHE bij [eiseres] in rekening brengen. In het vonnis van 1 maart 2023 is overwogen dat op dit moment niet wettelijk is geregeld tegen welk tarief dit saldo moet worden gefactureerd in de situatie (zoals in deze zaak) waarbij het tarief varieert. Dat is op dit moment nog steeds het geval. Bij gebreke van afspraken tussen partijen komt het de kantonrechter redelijk voor dat NHE het saldo tegen een gewogen gemiddelde van het betreffende jaar in rekening brengt. De vorderingen van [eiseres] zijn hier echter niet op ingericht.
4.6.
Wat betreft de opzegboete heeft NHE niet betwist dat deze bij [eiseres] in rekening is gebracht op basis van de gebruiksgegevens na toepassing van de (onjuiste) salderingsmethode van NHE. Dit betekent dat de opzegboete onjuist is berekend.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de vorderingen van [eiseres] onder I, II en III zullen worden toegewezen. De gevorderde dwangsommen worden toegewezen tot een maximum van telkens € 5.000,00.
4.8.
[eiseres] heeft een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. De vorderingen van [eiseres] hebben geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de norm van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. [eiseres] heeft niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten (artikel 241 Rv). De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten zal daarom worden afgewezen.
4.9.
NHE is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 109,44
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 677,50 (2,5 punt x tarief € 271,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 1.049,94

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat NHE het verbruik van [eiseres] over de periode 1 januari 2022 tot 31 december 2022 dient te berekenen door:
- de in 2022 in totaal door [eiseres] aan het net te onttrokken elektriciteit te verminderen met de in 2022 in totaal door [eiseres] ingevoede elektriciteit;
- en (vervolgens) voor het resterende saldo een redelijke vergoeding in rekening te brengen dan wel te betalen, een en ander zoals toegelicht onder randnummer 4.3 tot en met 4.5;
5.2.
veroordeelt NHE om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de reeds over 2022 aan [eiseres] verzonden maandnota’s te crediteren alsmede ervoor zorg te dragen dat de vergoeding voor de op het net ingevoede elektriciteit gelijk is aan de in rekening gebrachte kosten voor de aan het net onttrokken elektriciteit, een en ander zoals toegelicht onder randnummer 4.3 tot en met 4.5 en op straffe van een dwangsom van
€ 50,00 per dag of dagdeel dat NHE hiermee in gebreke blijft met een maximum van
€ 5.000,00;
5.3.
veroordeelt NHE om binnen veertien dagen na dit vonnis de bij [eiseres] in rekening gebrachte opzegboete te crediteren, alsmede de opzegboete opnieuw te berekenen uitgaande van de juiste verbruiksgegevens, waarbij de (geschatte) saldering van de ingevoede energie op de onder 5.2 beschreven wijze wordt meegenomen, een en ander op last van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat NHE hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 5.000,00;
5.4.
veroordeelt NHE in de proceskosten van € 1.049,94 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als NHE niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet NHE ook de kosten van betekening betalen;
5.5.
verklaart de veroordelingen onder 5.2 tot en met 5.4 uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.
45353