ECLI:NL:RBMNE:2023:788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
10107984
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Juridische geschil over salderingsregeling elektriciteit tussen energieleverancier en kleinverbruiker

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een kleinverbruiker, aangeduid als [eiseres], en de energieleverancier, NIEUW HOLLANDS ENERGIEBEDRIJF B.V. (NHE). De kern van het geschil betreft de toepassing van de salderingsregeling zoals vastgelegd in artikel 31c van de Elektriciteitswet. [Eiseres] wekt zelf energie op via zonnepanelen en heeft een overeenkomst met NHE voor de levering van elektriciteit. In 2022 heeft NHE de teruggeleverde elektriciteit niet meer jaarlijks, maar maandelijks verrekend, waarbij een lager tarief voor teruglevering werd gehanteerd dan voor afname. [Eiseres] vorderde dat NHE gehouden is om de saldering jaarlijks te berekenen en een gelijk bedrag per kWh te vergoeden voor teruggeleverde elektriciteit als het bedrag dat in rekening wordt gebracht voor afgenomen elektriciteit. NHE voerde aan dat de saldering niet jaarlijks hoeft te gebeuren en dat de tarieven voor afname en teruglevering kunnen verschillen.

De kantonrechter oordeelde dat de salderingsregeling inderdaad jaarlijks moet plaatsvinden en dat NHE verplicht is om een gelijk bedrag per kWh te vergoeden voor teruggeleverde elektriciteit. De rechter wees de vorderingen van [eiseres] toe, inclusief een dwangsom voor het geval NHE niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis aan de verplichtingen voldoet. Daarnaast werd NHE veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten aan [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10107984 MC EXPL 22-5251 A/45353
Vonnis van 1 maart 2023
inzake
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E.P.C. Kaas, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand,
tegen:
de besloten vennootschap
NIEUW HOLLANDS ENERGIEBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Almere,
verder ook te noemen NHE,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. N Chandi-Oemrawsingh.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 31 augustus 2022;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
NHE is een energieleverancier. [eiseres] wekt zelf energie op door middel van zonnepanelen en levert elektriciteit terug aan het net.
2.2.
In april 2018 hebben [eiseres] en NHE voor het adres [adres] te [plaats] een overeenkomst gesloten die ziet op de levering van elektriciteit door NHE aan [eiseres] over de periode 1 april 2019 tot en met 31 december 2020. Deze overeenkomst is vervolgens verlengd voor de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021. Voor beide overeenkomsten geldt dat partijen een vaste prijs per geleverde kWh hebben afgesproken.
2.3.
In de jaren 2019 tot en met 2021 heeft NHE de door [eiseres] teruggeleverde elektriciteit jaarlijks verrekend met de door [eiseres] afgenomen elektriciteit, waarbij bij de teruggeleverde elektriciteit een gelijk tarief is gehanteerd als bij de afgenomen elektriciteit.
2.4.
Eind 2021 is de overeenkomst verlengd voor de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022. In dat jaar heeft NHE – op basis van de toepasselijke algemene voorwaarden – het leveringstarief voor elektriciteit vastgesteld op basis van de EPEX-markt en de door NHE gehanteerde leveringsopslagen en onbalanskosten. In 2022 gold er dus niet meer een vaste prijs per afgenomen kWh, maar een dagmarkttarief.
2.5.
In het jaar 2022 heeft NHE de door [eiseres] afgenomen en teruggeleverde elektriciteit niet meer jaarlijks, maar maandelijks verrekend. Daarbij is door NHE bij de teruggeleverde elektriciteit een lager tarief gehanteerd dan bij de afgenomen elektriciteit.
2.6.
[eiseres] heeft NHE meermaals schriftelijk verzocht de maandnota’s uit 2022 aan te passen, in die zin dat de afgenomen en teruggeleverde energie jaarlijks wordt verrekend en wel tegen een gelijk tarief. NHE is hiertoe niet overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat NHE het verbruik van [eiseres] over de periode 1 januari 2022 tot 31 december 2022 dient te berekenen door de in 2022 aan het net te onttrekken elektriciteit te verminderen met de door [eiseres] in 2022 in te voeden elektriciteit, waarbij NHE gehouden is aan [eiseres] een gelijk bedrag per kWh te vergoeden voor de teruggeleverde energie, als zij in rekening brengt voor de door [eiseres] afgenomen energie;
II. NHE te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de reeds over 2022 verzonden maandnota's te crediteren alsmede ervoor zorg te dragen dat de vergoeding voor de op het net ingevoede energie gelijk is aan de in rekening gebrachte kosten voor de aan het net onttrokken energie, dit op last van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel;
III. NHE te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 462,50;
IV. NHE te veroordelen in de proceskosten inclusief nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiseres] – samengevat – het volgende. Zij kan als kleinverbruiker aanspraak maken op de salderingsregeling zoals neergelegd in artikel 31c lid 1 Elektriciteitswet. Dit houdt in dat het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de leveringskosten moet worden berekend door de aan het net onttrokken elektriciteit te verminderen met de op het net ingevoede elektriciteit. Ook voor de belastingen moet daarbij worden aangesloten. Op deze wijze ontvangt de kleinverbruiker voor de ingevoede elektriciteit precies hetzelfde tarief als voor de onttrokken elektriciteit. Voorts moet de saldering jaarlijks, en dus niet maandelijks, plaatsvinden. NHE doet dit alles niet en handelt door haar salderingswijze ten nadele van [eiseres] in strijd met de Elektriciteitswet.
3.3.
NHE heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van NHE in de proceskosten inclusief nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
NHE baseert haar verweer – kort weergegeven – op het volgende. Uit artikel 31c Elektriciteitswet volgt niet dat de saldering moet plaatsvinden op jaarbasis. Ten aanzien van de wijze van verrekening geldt dat de levering aan en teruglevering door [eiseres] per 1 januari 2022 plaatsvindt op basis van dagmarkttarieven. Dit betekent dat de prijs van levering kan afwijken van de vergoeding voor teruglevering. Er is geen wettelijke verplichting om te verrekenen tegen hetzelfde bedrag waar de stroom voor wordt ingekocht.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
In artikel 31c lid 1 van de Elektriciteitswet is bepaald dat voor kleinverbruikers die duurzame elektriciteit invoeden (terugleveren) op het net, de leverancier het verbruik ten behoeve van de facturering en inning van de leveringskosten berekent door de aan het net onttrokken (afgenomen) elektriciteit te verminderen met de teruggeleverde elektriciteit, waarbij de vermindering maximaal de hoeveelheid afgenomen elektriciteit bedraagt.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de salderingsregeling van artikel 31c lid 1 van de Elektriciteitswet op de tussen hen gesloten leveringskomst van toepassing is. Partijen twisten over de vraag hoe deze salderingsregeling moet worden toegepast. Daarbij zijn twee deelvragen te onderscheiden.
4.3.
De eerste vraag is of uit de salderingsregeling volgt dat de saldering jaarlijks moet plaatsvinden, of dat het de energieleverancier is toegestaan over een kortere periode te salderen. De tweede vraag is op welke wijze de energieleverancier de afgenomen elektriciteit moet verrekenen met de teruggeleverde elektriciteit.
Jaarlijks salderen
4.4.
De kantonrechter is met [eiseres] van oordeel dat de saldering jaarlijks moet plaatsvinden. Uit de Elektriciteitswet volgt niet expliciet over welke periode de saldering van de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde elektriciteit moet plaatsvinden. Uit de ontstaansgeschiedenis van de wet volgt evenwel dat de wetgever een jaarlijkse saldering voor ogen heeft gestaan.
4.5.
De salderingsregeling is in 2004 van kracht geworden door een aangenomen amendement op de wijziging van de Elektriciteitswet (
Kamerstukken II2003-04, 29372, nr. 45). Uit de voorgestelde wettekst en de toelichting daarop volgt dat de saldering plaatsvindt bij de jaarlijkse afrekening van de leverancier. Artikel 31c Elektriciteitswet is sindsdien een aantal maal gewijzigd, waarbij de woorden ‘jaarlijkse rekening van de leverancier’ uit de wettekst is verdwenen. Hiermee is evenwel niet beoogd het jaarlijkse karakter van de saldering te wijzigen. Per 1 januari 2014 is artikel 31c Elektriciteitswet in zijn huidige vorm in werking getreden. Uit de memorie van toelichting van het op deze laatste versie betrekking hebbende wetsvoorstel (
Kamerstukken II2012-13, 33493, nr. 3, p. 6) volgt dat de saldering (nog steeds) tot uiting komt bij het opstellen van de jaarlijkse facturering voor de leveringskosten.
4.6.
Onlangs heeft de medewetgever bij monde van minister Jetten voor Klimaat en Energie bij de beantwoording van Kamervragen de hiervoor weergegeven bedoeling van de wetgever onderschreven (brief van 23 september 2022 met kenmerk: DGKE-DE / 22477991). Volgens de minister is de intentie van de salderingsregeling dat de hoeveelheden afgenomen en teruggeleverde elektriciteit op jaarbasis gesaldeerd worden, zodat het overschot aan opwekking in de zomer gesaldeerd kan worden met het overschot aan afname in de winter. De salderingsregeling is door energieleveranciers sinds 2004 ook altijd zo uitgevoerd. Het is de bedoeling dat de salderingsregeling, totdat deze volledig is afgebouwd (voor zover het hierop betrekking hebben wetsvoorstel in werking treedt), op deze wijze toegepast blijft worden.
4.7.
NHE heeft erop gewezen dat de minister in voornoemde brief heeft aangegeven voornemens te zijn artikel 31c aan te passen, in die zin dat daaruit (opnieuw) uitdrukkelijk volgt dat de saldering jaarlijks moet plaatsvinden. Dit voornemen is inmiddels tot uitvoering gebracht in het thans aanhangige wetsvoorstel met nummer 35.594 (Wetsvoorstel afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers) via de tweede nota van wijziging (
Kamerstukken II2022-23, 35594, nr. 10). Dit betekent echter niet dat [eiseres] aan artikel 31c Elektriciteitswet op dit moment niet reeds het recht op jaarlijkse saldering kan ontlenen. Zoals hiervoor overwogen is een dergelijke interpretatie strijdig met de bedoeling van de wetgever.
4.8.
NHE heeft er tot slot op gewezen dat uit voornoemde tweede nota van wijziging volgt dat het huidige artikel 31c Elektriciteitswet toelaat dat er zo vaak gefactureerd wordt als de leverancier of klant dat wil. NHE citeert de nota hiermee echter selectief. Uit dezelfde door haar aangehaalde zin blijkt dat, hoewel facturering meermaals per jaar mogelijk is, met de wetswijziging
verduidelijktwordt dat saldering alleen jaarlijks plaatsvindt.
Wijze van salderen
4.9.
Ten aanzien van de wijze waarop de saldering plaats moet vinden zal de kantonrechter aansluiting zoeken bij de uitspraak van het Hof Amsterdam van 30 maart 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:906. Het hof wijst daarin op de memorie van toelichting (
Kamerstukken II2020-21, 35594, nr. 3, p. 2-3) bij het thans aanhangige Wetsvoorstel afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers. Daarin wordt door de medewetgever ten aanzien van het nu reeds geldende recht het volgende vermeld over de wijze waarop saldering moet plaatsvinden:
‘[Pagina 3:] De elektriciteit die op het net wordt ingevoed, wordt in mindering gebracht op de elektriciteit die van het net wordt afgenomen. De kleinverbruiker hoeft daardoor geen leveringskosten, energiebelasting, ODE en btw te betalen voor zo ver deze afgenomen elektriciteit door de leverancier kan worden gesaldeerd met de op dat net ingevoede elektriciteit. (…) [Pagina 2]: Op deze wijze ontvangt de kleinverbruiker voor de ingevoede elektriciteit precies hetzelfde tarief (leveringskosten inclusief energiebelasting, opslag duurzame energie- en klimaattransitie (hierna ODE) en btw) als voor de onttrokken elektriciteit.’
4.10.
De kantonrechter leidt uit het voorgaande af dat de salderingsregeling aldus moet worden toegepast dat als een bepaald bedrag per afgenomen kWh in rekening wordt gebracht, (precies) datzelfde bedrag ook moet worden vergoed per teruggeleverde kWh.
4.11.
De minister heeft het voorgaande bij de beantwoording van de Kamervragen op 23 september 2022 bevestigd. De minister schrijft dat salderen neerkomt op het wegstrepen van de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde elektriciteit, zonder het tarief daarbij te betrekken. Dit komt op hetzelfde neer als het hanteren van dezelfde tarieven bij de afgenomen en teruggeleverde elektriciteit.
4.12.
NHE heeft aangevoerd dat voornoemde uitspraak van het hof Amsterdam in deze zaak niet kan worden toegepast, omdat met de afnemer in die zaak een vaste prijsafspraak was gemaakt, terwijl [eiseres] sinds 1 januari 2022 een dagmarkttarief betaalt. Dit betekent dat het tarief dat [eiseres] betaalt afhankelijk is van de actuele prijs die NHE zelf op de energiemarkt moet betalen. Het is daarom onontkoombaar dat het leveringstarief afwijkt van het terugleveringstarief, aldus NHE.
4.13.
De kantonrechter gaat aan dit verweer van NHE voorbij. Uit de beantwoording van de Kamervragen (onder 5) volgt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat ook wanneer er sprake is van een energiecontract op basis van variabele tarieven, op jaarbasis eerst de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde energie tegen elkaar weggestreept moeten worden. Als er na saldering sprake is van meer afname dan teruglevering, dan wordt het meerdere gefactureerd aan de klant. Op dit moment is wettelijk niet geregeld tegen welk tarief dit saldo na het salderen moet worden gefactureerd in de situatie (zoals de onderhavige) waarbij het tarief in de factuurperiode varieert. De minister schrijft in het Wetsvoorstel afbouw salderingsregeling voor kleinverbruikers op te zullen nemen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld over de berekening van de jaarlijkse leveringskosten. Dit is inmiddels uitgewerkt in de hiervoor genoemde tweede nota van wijziging. Dat deze regels er nog niet zijn, betekent echter niet dat NHE ook op dit moment niet eerst de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde energie tegen elkaar moet wegstrepen.
Conclusie
4.14.
De slotsom is dat artikel 31c van de Elektriciteitswet zo moet worden toegepast dat de afgenomen en teruggeleverde elektriciteit door de energieleverancier jaarlijks moet worden gesaldeerd. De saldering moet plaatsvinden door de hoeveelheid afgenomen en teruggeleverde elektriciteit tegen elkaar weg te strepen, dan wel door exacte hetzelfde bedrag per kWh voor de teruggeleverde elektriciteit aan de klant te vergoeden als het bedrag per kWh dat voor de afgenomen elektriciteit bij die klant in rekening wordt gebracht. Dit geldt ook indien er variabele tarieven zijn overeengekomen.
4.15.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat het een energieleverancier wel vrijstaat om, bij een overschot aan teruggeleverde elektriciteit ná de jaarlijkse saldering, een ander tarief per kWh voor de teruggeleverde elektriciteit te hanteren dan het tarief dat in rekening wordt gebracht per afgenomen kWh.
4.16.
De vorderingen van [eiseres] onder I en II worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing is vermeld. De gevorderde dwangsom wordt toegewezen en gemaximeerd op
€ 10.000,00.
Incasso- en proceskosten
4.17.
[eiseres] heeft een bedrag van € 462,50 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering van [eiseres] heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de norm van artikel 6:96 lid 2 sub c BW. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is slechts toewijsbaar, indien deze kosten in redelijkheid zijn gemaakt en de omvang daarvan ook redelijk is. Dat er door [eiseres] in redelijkheid buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt, heeft zij voldoende onderbouwd. De hoogte van het gevorderde bedrag komt de kantonrechter ook redelijk voor. De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten daarom toewijzen.
4.18.
NHE zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 108,41
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde €
498,00(2 punten x tarief € 249,00)
Totaal € 734,41
4.19.
De nakosten worden toegewezen zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat NHE het verbruik van [eiseres] over de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 moet berekenen door de in 2022 aan het net te onttrekken elektriciteit te verminderen met de door [eiseres] in 2022 in te voeden elektriciteit, waarbij NHE gehouden is bij de saldering aan [eiseres] een gelijk bedrag per kWh te vergoeden voor de teruggeleverde energie, als zij in rekening brengt voor de door [eiseres] afgenomen energie;
5.2.
veroordeelt NHE om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de over 2022 verzonden maandnota’s te crediteren en over die maanden nieuwe maandnota’s en/of een eindnota aan [eiseres] te doen toekomen, waarbij de vergoeding voor de op het net ingevoede energie gelijk is aan de in rekening gebrachte kosten voor de aan het net onttrokken energie, een en ander op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag of dagdeel dat NHE hiermee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 10.000,00;
5.3.
veroordeelt NHE om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 462,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.4.
veroordeelt NHE tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 734,41, waarin begrepen € 498,00 aan salaris gemachtigde;
5.5.
veroordeelt NHE, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.