ECLI:NL:RBMNE:2024:4288
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om ontheffing van de verzekeringsplicht op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen
In deze zaak heeft eiser, woonachtig te [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) waarin zijn verzoek om ontheffing van de verzekeringsplicht op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) werd afgewezen. Eiser had in de periode van 15 februari 2023 tot en met 9 mei 2023 meerdere aanvragen ingediend voor ontheffing van deze verzekeringsplicht. De Svb verklaarde het bezwaar van eiser deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond. Eiser was van mening dat de Svb zijn aanvragen door elkaar haalde en dat er onduidelijkheid bestond over de afwijzing van zijn aanvragen.
De rechtbank heeft de zaak op 15 juli 2024 behandeld. Tijdens de zitting heeft eiser zijn bezwaren toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de Svb terecht het bezwaar van eiser deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank concludeerde dat eiser niet tot de doelgroep behoort die in aanmerking komt voor een ontheffing van de verzekeringsplicht en dat zijn aanvragen niet de juiste procedure volgden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het indienen van aanvragen met een ander doel dan waarvoor ze zijn bedoeld kan leiden tot misbruik van recht.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om ontheffing. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.