ECLI:NL:RBMNE:2024:4116

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/3629
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonsanctie opgelegd aan werkgever wegens onvoldoende re-integratie-inspanningen na ziekte van werknemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. uit [plaats], en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een loonsanctie. De werknemer, die op 12 mei 2021 ziek uitviel, had na de wettelijke wachttijd van twee jaar een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv oordeelde dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht, wat leidde tot een loonsanctie die de verplichting om loon door te betalen verlengde tot 8 mei 2024. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde de loonsanctie in een besluit van 19 juni 2023. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 29 mei 2024 behandeld. Eiseres stelde dat zij voldoende inspanningen had geleverd om de werknemer te re-integreren, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat eiseres niet voldoende had gedaan. De rechtbank wees erop dat eiseres vanaf januari 2023 het aangepaste eigen werk niet meer aan de werknemer had aangeboden en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar andere re-integratiemogelijkheden binnen de organisatie. De rechtbank concludeerde dat er geen bevredigend re-integratieresultaat was behaald en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3629

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D. Talsma),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: C.W.P. van den Berg).

Inleiding

1. De heer [werknemer] (de werknemer) werkte 38 uur per week als Logistiek/ Expeditiemedewerker bij eiseres toen hij op 12 mei 2021 ziek uitviel. Eiseres heeft het loon van de werknemer gedurende de wettelijke wachttijd van twee jaar doorbetaald.
1.1.
Na afloop van de wachttijd heeft de werknemer op 19 januari 2023 bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv heeft de re-integratie-inspanningen van eiseres beoordeeld. Volgens het Uwv heeft eiseres te weinig gedaan om de werknemer te re-integreren. Daarom heeft het Uwv het besluit van 13 april 2023 genomen, waarin hij de periode waarin eiseres aan de werknemer het loon moet betalen heeft verlengd tot 8 mei 2024. Die verlenging wordt ook wel loonsanctie genoemd. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 19 juni 2023 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de opgelegde loonsanctie gehandhaafd. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Omdat de werknemer geen toestemming heeft gegeven om medische stukken aan eiseres toe te zenden, heeft de rechtbank medische stukken naar de door eiseres ingeschakelde gemachtigde gestuurd. [1] Om te voorkomen dat medische gegevens via deze uitspraak alsnog bekend worden, zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
2. Partijen zijn het er over eens dat de re-integratie-inspanningen binnen de eigen organisatie (spoor 1) voldoende zijn geweest tot aan het moment dat de werknemer opnieuw is uitgevallen in augustus 2022. Verder is niet in geschil dat er in de periode van augustus 2022 tot en met december 2022 vanwege de beperkte belastbaarheid van de werknemer geen re-integratie mogelijkheden waren.
3. Partijen verschillen van mening over de vraag of er sprake is van een bevredigend re-integratieresultaat en of de re-integratie-inspanningen binnen de eigen organisatie in de periode van januari 2023 tot april 2023 voldoende zijn geweest.
De loonsanctie
4. Het Uwv heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen binnen de eigen organisatie heeft verricht en te vroeg is overgeschakeld naar re-integratieactiviteiten buiten de eigen organisatie (spoor 2). Eiseres heeft vanaf januari 2023 niet meer het aangepaste eigen werk aan de werknemer beschikbaar gesteld. Ook heeft eiseres eventuele andere mogelijkheden binnen spoor 1 onvoldoende onderzocht. Het Uwv heeft zich daarbij gebaseerd op de rapporten van de arbeidsdeskundige van 13 april 2023 en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 juni 2023.

Toetsingskader

5. Voor werknemers die na twee jaar ziekte een aanvraag indienen voor een WIAuitkering wordt door het Uwv voorafgaand aan de beoordeling van het recht op uitkering eerst de zogenoemde Poortwachterstoets [2] uitgevoerd.
6. Artikel 25 van de Wet WIA gaat over de re-integratieverplichtingen van de werkgever. In het negende lid van deze bepaling is, kort samengevat, bepaald dat het Uwv het tijdvak waarover de werkgever het loon van de werknemer moet doorbetalen gedurende ten hoogste 52 weken verlengt, als de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende reintegratie-inspanningen heeft verricht.
7. Artikel 65 van de Wet WIA bepaalt dat het Uwv beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
8. De uitgangspunten voor de beoordeling door het Uwv van de re-integratie-inspanningen die van de werknemer en de werkgever worden verwacht zijn neergelegd in de ‘Beleidsregels beoordelingskader poortwachter’ (de Beleidsregels). Bij de beoordeling van de inspanningen staat het bereikte resultaat voorop.
9. Als geen bevredigend resultaat is bereikt, zal overeenkomstig de Beleidsregels bij de beoordeling worden ingezoomd op datgene wat door de werkgever en de werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Als het Uwv de inspanningen van de werkgever op basis van het beoordelingskader voldoende acht, wordt geen loonsanctie opgelegd. Van de werkgever en de werknemer worden geen re-integratie-inspanningen meer verlangd wanneer de werknemer geen mogelijkheden meer heeft tot het verrichten van arbeid in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever. Het gaat bij de arbeidskundige aspecten van de re-integratie [3] om het bezien van de mogelijkheden om weer aan het werk te gaan. De werkgever en de werknemer moeten bij de start van de re-integratie, vaak op grond van de probleemanalyse, nagaan welke (tijdelijke of blijvende) mogelijkheden er zijn of gecreëerd kunnen worden door aanpassing van de eigen functie of de eigen werkplek, de werkorganisatie en dergelijke of dat hervat kan worden in een andere passende functie binnen het eigen bedrijf. Ook moet worden nagegaan of een andere functie passend kan worden gemaakt. Als inschakeling in het eigen bedrijf niet of onvoldoende mogelijk is, moet worden gekeken naar mogelijkheden bij een andere werkgever.
Beoordeling van de beroepsgronden
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Is de werknemer werkzaam in aangepast werk met een structureel karakter op de datum in geding?
11. Eiseres voert aan dat de werknemer op 4 april 2023 en daardoor dus ook ten tijde van het opleggen van de loonsanctie, werkzaam was in passend werk met een structureel karakter met een loonwaarde van meer dan 65% van het oorspronkelijk loon. De werknemer werkt namelijk sinds 4 april 2023 bij [bedrijf] ( [bedrijf] ) in Marknesse in de functie van Logistiek Medewerker USA. Deze functie heeft dezelfde loonwaarde als de eigen functie van de werknemer.
11. De rechtbank is het op dit punt niet eens met eiseres. Het klopt dat de werknemer ten tijde van het opleggen van de loonsanctie werkzaamheden uitvoerde bij [bedrijf] . Dit waren werkzaamheden in het kader van een werkervaringsplek. Hiervoor hebben eiseres en [bedrijf] een overeenkomst afgesloten voor de (korte) periode van 3 april 2023 – 12 mei 2023. Deze overeenkomst heeft de arbeidsdeskundige meegenomen in haar overwegingen. De rechtbank stelt voorop dat het een mooi resultaat is dat deze werkervaringsplek uiteindelijk heeft geleid tot een structurele baan voor de werknemer. De rechtbank moet echter beoordelen of op de datum in geding sprake is van aangepast werk met een structureel karakter. Daarvan is in dit geval geen sprake. In de overeenkomst is naast de korte duur nadrukkelijk aangegeven dat het niet om een arbeidsovereenkomst gaat. Ook krijgt de werknemer van [bedrijf] geen vergoeding voor zijn werkzaamheden. Naar het oordeel van de rechtbank is het Uwv terecht tot de conclusie gekomen dat de werknemer op de datum in geding niet in passend werk met een structureel karakter werkt. Er is dus geen sprake van een bevredigend re-integratieresultaat.
Re-integratie-inspanningen spoor 1
13. Eiseres voert aan dat zij steeds de focus heeft gelegd op het laten terugkeren van de werknemer in het eigen werk. Toen de re-integratie in het eerste spoor in augustus 2022 stagneerde, is spoor 2 ingezet. Evenwel was de re-integratie nog altijd gericht op werkhervatting in aangepast eigen werk binnen de eigen organisatie. Vanaf 15 februari 2023 is de werknemer gedurende enkele weken werkzaam geweest als plaatwerker op de kantafdeling van eiseres. In de tussentijd is spoor 2 doorgezet. Dit heeft geleid tot een werkervaringsplaats buiten de organisatie van eiseres.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv kunnen overwegen dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft verricht om de werknemer na de werkhervatting begin 2023 in spoor 1 te laten re-integreren. De rechtbank kan het Uwv volgen in zijn conclusie dat het eigen aangepaste werk passend was voor de werknemer. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige volgt dat de bedrijfsarts in december 2022 dezelfde beperkingen aangeeft in het actueel oordeel als in het inzetbaarheidsprofiel van april 2022. Op basis van deze belastbaarheid was het eigen werk passend te maken, door het laten vervallen van de taak magazijn en het volledig verrichten van de taak expeditie door de werknemer. Dit is in juni 2022 onderzocht door de arbeidsdeskundige van eiseres. De bedrijfsarts heeft op 1 december 2022 geadviseerd om de werknemer in januari 2023 te laten starten met de re-integratie in zijn werk. Uit het dossier blijkt niet dat eiseres dit advies heeft opgevolgd en dat het aangepaste eigen werk nadien aan de werknemer is aangeboden. Eiseres heeft daarbij aan de arbeidsdeskundige aangegeven dat het eigen werk inmiddels is ingevuld en het planningstechnisch niet mogelijk was om de werknemer daarin een doorstart te laten maken. De stelling van eiseres dat deze invulling tijdelijk zou zijn geweest, vindt geen steun in de dossierstukken. De werknemer heeft namelijk aan de arbeidsdeskundige verklaard dat hem is verteld dat het eigen aangepaste werk vergeven was. Daarop heeft de werknemer uit drie gegeven opties gekozen voor de kantafdeling en daar werkzaamheden uitgevoerd. Uit de stukken is verder niet op te maken dat eiseres heeft onderzocht of deze werkzaamheden wel passend zijn voor de werknemer. Dit had wel van eiseres mogen worden verwacht. [4] Zo is onder andere niet duidelijk welke eigen werkzaamheden van de werknemer deel uitmaken van de functie op de kantafdeling. Tot slot is door eiseres ook geen onderzoek uitgevoerd naar andere passende werkzaamheden binnen haar organisatie. Hierdoor zijn mogelijk re-integratiekansen in spoor 1 onbenut gebleven.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Kjellevold, voorzitter, en mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De grondslag voor deze toets is onder meer te vinden in de artikelen 7:658a en 7:660a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de artikelen 25 en 65 van de Wet WIA.
3.Zie paragraaf 8 van de Beleidsregels.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:575.