ECLI:NL:RBMNE:2024:4033

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
UTR 23/5466 en UTR 23/5449
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA- en ZW-uitkering aan eiseres na medisch onderzoek en geschil over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, die als medewerker bediening in de horeca werkte, zich op 28 december 2020 ziek gemeld vanwege astmaklachten. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv besloten dat zij per 27 december 2022 geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheidspercentage op 0% is vastgesteld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. Op 27 februari 2023 meldde eiseres zich opnieuw ziek, maar ook dit verzoek om een ZW-uitkering werd afgewezen. Eiseres heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaken gelijktijdig behandeld en beoordeeld of het Uwv de regels correct heeft toegepast. Eiseres betwistte de medische beoordeling en stelde dat haar beperkingen niet goed zijn vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts de klachten van eiseres zorgvuldig had gewogen en dat er geen reden was om aan de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had geweigerd om eiseres een WIA- en ZW-uitkering toe te kennen, en verklaarde de beroepen ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5466 (WIA) en UTR 23/5449 (ZW)

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigden: mr. M. van Mourik en mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

Eiseres heeft gewerkt als medewerker bediening horeca voor gemiddeld 15,03 uur per week. Op 28 december 2020 heeft zij zich ziek gemeld in verband met astmaklachten. Na het doorlopen van de wachttijd heeft eiseres een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Hierna is een medisch en arbeidskundig onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 december 2022. De arbeidsdeskundige vindt eiseres aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 0%. Omdat dit minder dan 35% is, heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering. Dit heeft geleid tot het besluit van 25 januari 2023, waarbij het Uwv heeft beslist dat eiseres per 27 december 2022 geen WIA-uitkering krijgt (het primaire besluit 1).
Op 27 februari 2023 heeft eiseres zich opnieuw ziek gemeld vanwege lichamelijke en mentale klachten. Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Deze ziekmelding heeft het Uwv na een medisch onderzoek niet geaccepteerd, omdat eiseres volgens het Uwv geschikt is voor de functies die in het kader van de WIA-beoordeling zijn geselecteerd. Met het besluit van 15 mei 2023 heeft het Uwv daarom beslist dat eiseres per 27 februari 2023 geen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) krijgt (het primaire besluit 2).
Eiseres heeft tegen beide primaire besluiten bezwaar gemaakt. Met het besluit van 16 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren ongegrond verklaard.
Vervolgens heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. [1] Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van de WIA-zaak stond gepland op de zitting van 12 maart 2024. Daarbij zijn verschenen: de gemachtigde van eiseres en mr. M. van Mourik als gemachtigde van het Uwv. Op de zitting bleek dat, hoewel de rechtbank wel alle stukken in beide zaken had ontvangen, intern niet goed was doorgegeven dat in de WIA-zaak én in de ZW-zaak beroep is ingesteld. De rechtbank heeft daarom op de zitting beslist de behandeling van de WIAzaak aan te houden om de WIA- en de ZW-zaak, vanwege de overlap in gronden tussen beide beroepschriften, tegelijk te behandelen.
De twee zaken zijn vervolgens gelijktijdig behandeld op de zitting van 29 mei 2024. Namens eiseres was haar gemachtigde aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. E.F. de Roy van Zuydewijn.

Waar gaan deze zaken over?

1. De WIA-zaak gaat over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd aan eiseres per 27 december 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. In de ZW-zaak is in geschil of het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres per 27 februari 2023 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Het bestreden besluit gaat dus uit van twee beoordelingsmomenten (de data in geding): 27 december 2022 en 27 februari 2023.
2. Eiseres vindt dat zij wel recht heeft op zowel een WIA-uitkering als een ZWuitkering. Volgens eiseres is zij meer beperkt dan waar het Uwv vanuit gaat. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit.

Hoe toetst de rechtbank?

3. Bij de beoordeling van de zaken van eiseres moet de rechtbank bekijken of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe informatie van een arts of medisch behandelaar nodig.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Het oordeel van de rechtbank over het WIA-besluit
De medische beoordeling
4. Eiseres is het niet eens met de medische beoordeling van het Uwv. Zij vindt dat zij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Het Uwv is volgens eiseres volledig voorbijgegaan aan haar psychische klachten en haar beperkte psychische belastbaarheid. Ook aan de diagnose chronisch pijnsyndroom is volgens eiseres voorbijgegaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had volgens eiseres een grotere urenbeperking moeten aannemen. Eiseres wijst erop dat in het kader van de Eerstejaars ZW-beoordeling een urenbeperking is aangenomen van tien uur per week. Eiseres voert verder aan dat het Uwv haar verwijt dat zij de adviezen van de longarts niet opvolgt, terwijl zij vanwege overbelasting niet in staat is om alle adviezen op te volgen. Er is volgens eiseres onvoldoende oog geweest voor alles wat er speelt en voor de situatie waarin zij verkeert.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is. De beschikbare medische informatie biedt geen steun voor de stelling van eiseres dat haar beperkingen niet goed zijn vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de klachten die eiseres noemt meegewogen. Daarbij is zij ingegaan op het medisch dossier, waaronder de door eiseres ingebrachte medische stukken. Op basis van de verkregen medische informatie, maar ook haar eigen onderzoeksbevindingen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk gemaakt dat hieruit de objectieve beperkingen voortvloeien die in de FML van 20 december 2022 zijn vastgelegd. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank legt dat hierna verder uit.
6. Ten eerste kan de rechtbank de toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen dat zij ook op basis van de gegevens over de psychische klachten van eiseres, waaronder de informatie van Indigo GGZ, geen reden ziet om meer beperkingen aan te nemen. De door Indigo beschreven klachten komen overeen met de beschrijving van de klachten door de primaire verzekeringsarts. Er is geen indicatie voor verwijzing naar de specialistische GGZ. Klachten passend bij een PTSS zijn niet beschreven. Uit de informatie van Indigo blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet dat er sprake is van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld.
7. Ten tweede is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen rekening heeft gehouden met de diagnose chronisch pijnsyndroom. Een diagnose bepaalt niet automatisch welke beperkingen iemand heeft. [2] Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er op grond van de gegevens van onder meer de longarts over de fysieke klachten van eiseres geen objectiveerbare medische gronden op basis waarvan meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen. Eiseres heeft niet met medische informatie onderbouwd dat de diagnose chronisch pijnsyndroom onvoldoende is vertaald naar beperkingen.
8. Ten derde ziet de rechtbank in wat eiseres aanvoert geen reden dat een verdergaande urenbeperking had moeten worden aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom er onvoldoende aanleiding is om een grotere urenbeperking aan te nemen.
Om te beginnen is het Uwv is niet gebonden aan de Eerstejaars ZWbeoordeling. Het ging daarbij om een ander beoordelingsmoment, waardoor sprake kan zijn van een andere medische situatie en een andere beoordeling van de beperkingen. Ook blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts van 21 februari 2022 dat de urenbeperking toen onder meer vanwege het dagverhaal van eiseres is aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het kader van de WIA-beoordeling daarover gesteld dat de daginvulling passief dan wel inactief is en dat deconditionering vanwege inactiviteit niet is aan te merken als een beperking als gevolg van ziekte of gebrek.
Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten aanzien van de aangenomen urenbeperking toegelicht dat geen sprake is van een beperkte energiehuishouding op basis van een ernstige lichamelijke of psychiatrische aandoening. Er is ook geen sprake van een beperkte beschikbaarheid vanwege intensieve behandeling die meerdere dagdelen in beslag neemt. Verder is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van zelfoverschatting of dat eiseres de eigen grenzen niet kan aangeven.
9. Ten slotte overweegt de rechtbank dat niet aannemelijk is dat het al dan niet opvolgen van de behandeladviezen van de longarts door eiseres invloed heeft gehad op de aangenomen beperkingen. Op de zitting heeft de gemachtigde van het Uwv bevestigd dat de FML niet anders zou zijn als eiseres alle adviezen van de longarts had opgevolgd.
De arbeidskundige beoordeling
10. Eiseres vindt dat de geselecteerde functies niet passend zijn, maar heeft geen specifieke op die functies gerichte beroepsgronden aangevoerd. Eiser betwist niet dat deze functies in overeenstemming zijn met de FML, die onderdeel is van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld, is er geen reden om te twijfelen aan die beoordeling. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het selecteren van functies de FML als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de arbeidsdeskundige beoordeling onjuist is.
Het oordeel van de rechtbank over het ZW-besluit
De zorgvuldigheid van de medische beoordeling
11. Eiseres heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de zorgvuldigheid van de medische beoordeling. Wel heeft eiseres gesteld dat zij zich niet serieus genomen voelt door de primaire arts die haar heeft onderzocht in het kader van haar ziekmelding en dat er onvoldoende naar haar is geluisterd. Zij merkt op dat op basis van haar voorkomen niet meteen te zien is hoe ziek zij is.
12. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres teleurstellend is wanneer zij zich niet serieus genomen voelt en dat haar vertrouwen in de beoordeling door het Uwv niet groot is. Het onderzoek door de primaire arts, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport van 15 mei 2023, ligt hier echter niet ter beoordeling voor. De rechtbank moet beoordelen of de medische beoordeling waarop het bestreden besluit is gebaseerd, vastgelegd in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 29 september 2023, voldoende zorgvuldig is geweest. De rechtbank ziet geen reden om te vermoeden dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gebaseerd op andere gronden dan op een onbevangen oordeel over de gezondheidstoestand van eiseres. Dat eiseres het gevoel heeft dat er onvoldoende naar haar is geluisterd is erg jammer, maar het betekent niet dat die beoordeling onzorgvuldig is geweest.
De inhoudelijke medische beoordeling
13. Net als in de WIA-zaak voert eiseres aan dat de medische beoordeling onjuist is geweest. Eiseres heeft niet aangevoerd dat er een verschil zou moeten zijn tussen de twee beoordelingsmomenten (data in geding). In het rapport van 29 september 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de belastbaarheid van eiseres per 27 februari 2023 gelijk is aan haar belastbaarheid per 27 december 2022. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Gezien het hiervoor gegeven oordeel van de rechtbank over het WIA-besluit, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht heeft gesteld dat eiseres ook per 27 februari 2023 in staat is de in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies te verrichten.
Het beroep op het evenredigheidsbeginsel
14. Eiseres voert aan dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel, omdat te weinig rekening is gehouden met haar psychische en fysieke toestand. Volgens eiseres moet het Uwv bij een medische beoordeling een belangenafweging maken.
15. De rechtbank begrijpt dat de gevolgen van het bestreden besluit voor eiseres ingrijpend zijn. Het beroep op het evenredigheidsbeginsel slaagt echter niet. Het Uwv moet met een medische en een arbeidsdeskundige beoordeling de arbeids(on)geschiktheid van eiseres vaststellen. Op basis van die vaststelling moet het Uwv vervolgens al dan niet een WIA- en/of ZW-uitkering toekennen. Aan een belangenafweging komt het Uwv daarbij niet toe. De toepasselijke wetsbepalingen zijn namelijk dwingendrechtelijk van aard en bieden daarvoor geen ruimte. [3]

Conclusie en gevolgen

16. Het Uwv heeft terecht geweigerd om aan eiseres met ingang van 27 december 2022 een WIA-uitkering toe te kennen. Daarnaast heeft het Uwv terecht geconcludeerd dat eiseres per 27 februari 2023 geen ZW-uitkering krijgt. De beroepen van eiseres zijn ongegrond. Dit betekent dat zij in beide zaken geen gelijk krijgt en dat beide bestreden besluiten in stand blijven.
17. Daarbij wil de rechtbank opmerken dat het bij een WIA-uitkering uiteindelijk niet gaat over de vraag hoe ziek iemand is, maar over de vraag of diegene meer dan 65% kan verdienen van zijn of haar oude inkomen. Hoe lager dat inkomen is, hoe sneller iemand in staat is om meer dan 65% daarvan te verdienen. Het Uwv heeft de arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 0%. Dat betekent niet dat eiseres niet ziek zou zijn. Dat arbeidsongeschiktheidspercentage betekent alleen dat eiseres, ondanks haar beperkingen, nog in staat is om te verdienen wat zij verdiende voordat zij uitviel.
18. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ourahma, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het beroep tegen het bestreden besluit inzake de WIA-uitkering is geregistreerd met zaaknummer UTR 23/5466. Het beroep tegen het bestreden besluit inzake de ZW-uitkering is geregistreerd met zaaknummer UTR 23/5449.
2.Zie bv. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 15 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:798.
3.Zie bv. de uitspraken van de CRvB van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:100 en van 2 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:402.