8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft geprobeerd een wapen aan te schaffen en heeft meerdere mensen met de dood bedreigd. Dit zijn ernstige strafbare feiten die veel impact hebben gehad. Door ernstige (doods)bedreigingen te uiten, heeft verdachte op indringende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die daar - zo blijkt uit de verklaring die de medewerkers van het buurtteam hebben geschreven - tot op de dag van vandaag last van hebben. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft bij haar beslissing ook rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 29 januari 2024 waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt het strafblad daarom niet in strafverzwarende zin mee.
Rapportages
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van rapporten die over verdachte zijn opgemaakt, waaronder het genoemde Pro Justitia Rapport van 21 november 2023, het rapport van psychiater [D] en een Reclasseringsadvies van 22 november 2023.
Verdachte wordt door de deskundigen gediagnosticeerd met meerdere stoornissen: een autismespectrumstoornis, een depressieve stoornis met chronische suïcidaliteit en een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarnaast is sprake van een zwakke persoonlijkheidsstructuur op basis van vroege traumatisering met onveilige gehechtheid die tot uiting komt in problemen in gehechtheidsrelaties en in problemen om zijn leven een eigen vorm te geven op de diverse levensterreinen. In het Pro Justitia Rapport staat dat een gedwongen klinische behandeling in een gespecialiseerde, gesloten forensische setting met een hoog beveiligingsniveau de enige manier lijkt te zijn om voldoende garantie te geven om het gevaar terug te dringen en behandeling en resocialisatie te realiseren. De deskundigen adviseren daarom om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
In het Reclasseringsadvies worden bovenstaande bevindingen onderschreven. De Reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Bij een gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling adviseren zij een gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht) op te leggen, zodat gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na het aflopen van de terbeschikkingstelling.
Bij de inhoudelijke behandeling van de zaak waren deskundigen [A] (psychiater) en [B] (psycholoog) ter zitting aanwezig. Daarbij hebben zij, ter toelichting op het Pro Justitia Rapport, nog het volgende naar voren gebracht.
Het advies tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is met name gestoeld op het recidiverisico. Er is een langdurige geschiedenis van pogingen tot behandeling geweest. Die zijn ook vaak weer afgebroken. Op basis van de complexe diagnostiek van verdachte en het grote recidiverisico, is de inschatting van deze deskundigen dat een traject in de reguliere geestelijke gezondheidzorg niet mogelijk is. Er is lange behandeling nodig op tenminste twee sporen die elkaar over en weer kunnen compliceren. Dat maakt de behandeling erg gecompliceerd. De behandeling zal regelmatig ook erg confronterend zijn. Het is niet waarschijnlijk dat verdachte altijd vrijwillig zal blijven meewerken. Daardoor zijn minder ingrijpende alternatieven (zoals verplichte opname in het kader van een voorwaardelijke straf, een zorgmachtiging of terbeschikkingstelling met voorwaarden) niet afdoende. Terbeschikkingstelling met voorwaarden zou naar de mening van de deskundigen naar alle waarschijnlijkheid slechts leiden tot een faalervaring en het onnodig uitstellen van het benodigde traject. De kans dat de behandeling dan meer kwaad dan goed doet, is erg groot.
Daarnaast was ook de heer [C] (psycholoog) op verzoek van de verdediging ter zitting aanwezig. Hij heeft desgevraagd aangegeven dat hij de hechtingsproblematiek die in het rapport wordt beschreven herkend, dat als de bevindingen van de Pro-Justitia-rapporteurs juist zijn, deze de door hen getrokken conclusies ook kunnen dragen, maar dat hij zijn vraagtekens heeft bij de gestelde diagnose ‘autisme’. Daarnaast benadrukte [C] dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging volgens hem moet worden gezien als een
ultimum remediumdat bewaard moet worden voor gevallen waarin het écht niet anders kan. In dit geval is er volgens [C] nog een heel scala aan minder ingrijpende mogelijkheden voorhanden.
Terbeschikkingstelling met dwangverplegingDe rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht voldaan moet zijn aan een aantal vereisten voordat de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd. Allereerst moet het begane feit één van de in artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht genoemde feiten betreffen. De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan, nu de gepleegde feiten vallen onder artikel 37a lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht.
Vervolgens moet sprake zijn geweest van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens ten tijde van het gepleegde feit. De rechtbank concludeert op basis van de genoemde rapporten dat verdachte meerdere psychische stoornissen heeft en had toen hij de feiten pleegde. De deskundigen zeggen dat bij verdachte toen hij de feiten pleegde sprake was (en thans nog is) van een autismespectrumstoornis, een depressieve stoornis met chronische suïcidaliteit en een stoornis in gebruik van cannabis.
Ter zitting zijn de deskundigen kritisch bevraagd over het Pro Justitia Rapport, en de conclusie dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging de best passende maatregel zou zijn. De rechtbank is ervan overtuigd geraakt dat de conclusies van het Pro Justitia Rapport door de bevindingen worden gedragen. Dat zegt ook de door de verdediging meegenomen deskundige [C] . Die twijfelt aan de bevinding dat sprake zou zijn van autisme, maar niet is gebleken dat het wegvallen van die bevinding zou betekenen dat het risico op herhaling zou afnemen. Het lijkt er eerder op dat verdachte zelf ook meent dat de diagnose van autisme helpend is bij het vormen van zelfbegrip. De rechtbank volgt dan ook de conclusie van de deskundigen dat er een groot gevaar is voor herhaling als verdachte niet wordt behandeld.
Het is de rechtbank ook duidelijk geworden dat de noodzakelijke behandeling langdurig, complex en confronterend voor verdachte zal zijn; en dat het gevaar op en risico van onttrekking aan behandeling, gelet op de behandelgeschiedenis, groot is. De rechtbank is van oordeel dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging passend en geboden is.
De rechtbank is zich ervan bewust dat dit een ingrijpende maatregel is, maar vindt de psychische problematiek van verdachte dermate zorgelijk dat het onverantwoord is om hem zonder behandeling te laten terugkeren in de maatschappij. Het verkleinen van de herhalingskans en het realiseren van behandeling voor de problematiek van verdachte is alleen mogelijk binnen het kader van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Behandeling in een minder streng kader (terbeschikkingstelling met voorwaarden of een zorgmachtiging) acht de rechtbank niet toereikend. Dat komt door de lengte en complexiteit van de noodzakelijke behandeling, de impulsproblemen, het escalatiegevaar en omdat verdachte zich in het verleden meermaals aan een behandeling heeft onttrokken. Een voorwaardelijk strafdeel biedt dan ook onvoldoende waarborg dat de behandeling die verdachte nodig heeft ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. Bij het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden blijft immers het risico bestaan dat verdachte geen medewerking verleent (of blijft verlenen) aan de noodzakelijke hulp, behandeling en begeleiding. Dan zou verdachte, na een eventuele tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafdeel, terugkeren in de maatschappij zonder gepaste behandeling en begeleiding en is er (dus) sprake van een hoog recidiverisico.
Uit het voorgaande volgt dat de algemene veiligheid van anderen het opleggen van terbeschikkingstelling vereist. Aan de voorwaarden voor oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling is dan ook voldaan.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte gedwongen wordt behandeld en zal daarom gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, omdat de (algemene) veiligheid van personen en goederen dit eist.
Maximering
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling met dwangverpleging beperken tot de duur van maximaal vier jaar omdat de bewezen verklaarde feiten waarvoor deze maatregel wordt opgelegd onder de omstandigheden waaronder deze zijn begaan niet zijn aan te merken als misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam.
Voorwaardelijk verzoek om contra-onderzoek
Voor het geval de rechtbank zou komen tot het opleggen van de door de officier van justitie gevorderde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, heeft de raadsvrouw ter zitting het voorwaardelijk verzoek gedaan om een contra-expertise te laten verrichten, inhoudende een nader onderzoek door deskundigen naar de autisme-diagnose. De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet omdat het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw onvoldoende onderbouwd en onvoldoende noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt als volgt. De autisme-diagnose is volgens de Pro Justitia-deskundigen niet dragend voor het ingeschatte hoge recidiverisico en voor het advies tot terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat als die bevinding zou wegvallen, daarmee het risico op herhaling zou afnemen. Dan resteert immers de overige en onderliggende problematiek van verdachte. Dat geeft een dermate groot herhalingsgevaar dat behandeling in een gedwongen kader noodzakelijk is. Bij deze stand van zaken ziet de rechtbank niet in wat het belang zou zijn van nader onderzoek naar de autisme-diagnose. De verdediging heeft dat belang ook niet genoemd noch geconcretiseerd. Daarmee is een contra-expertise naar de autisme-diagnose naar oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk en zal het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw worden afgewezen.
Gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op de genoemde adviezen, vindt de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte, ook na het beëindigen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, (aanvullend) wordt behandeld en langdurig onder toezicht wordt gesteld. Daarom zal de rechtbank, voor de beveiliging van de maatschappij en het voorkomen van strafbare feiten, aan verdachte de gedragbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
Er is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van deze maatregel nu verdachte wordt veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank merkt tenslotte nog ten overvloede op dat deze maatregel pas ten uitvoer gelegd kan worden na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie tegen het einde van de maatregel van terbeschikkingstelling en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank (artikel 6:6:23a en verder van het Wetboek van Strafvordering).
Nog een straf?
Verdachte heeft op het moment van de uitspraak 396 dagen in voorarrest gezeten. Gelet op de straffen die normaal gesproken worden opgelegd voor soortgelijke feiten, het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en het feit dat verdachte naar verwachting een intensieve en langdurige behandelperiode tegemoet gaat in een gedwongen kader, zal de rechtbank naast de maatregel van terbeschikkingstelling niet ook nog een straf opleggen.