ECLI:NL:RBMNE:2024:3844

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
564550 HA ZA 23-662
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bestuursbesluit en ALV-besluit van een vereniging op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW

In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de vernietiging van het besluit van het bestuur van de Marokkaans-Islamitische Vereniging El Mouahidine, waarbij hun lidmaatschap is opgezegd. De opzegging vond plaats op 16 augustus 2023, naar aanleiding van een geschil over de planning van een bijzondere algemene ledenvergadering (ALV) en een vermeende betalingsachterstand. Tijdens de ALV van 28 januari 2024 werd het besluit tot opzegging van hun lidmaatschap bevestigd, maar de andere leden kregen hun lidmaatschap terug. De rechtbank oordeelt dat het bestuur niet in redelijkheid tot de opzegging heeft kunnen komen, omdat [eiser 1] en [eiser 2] gebruik maakten van hun statutaire recht om een ALV te organiseren. De rechtbank vernietigt zowel het bestuursbesluit als het besluit van de ALV, waardoor [eiser 1] en [eiser 2] weer lid zijn van de vereniging. De rechtbank wijst de proceskosten toe aan de Vereniging, die in het ongelijk is gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in de besluitvorming van verenigingen en de rechten van leden.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/564550 / HA ZA 23-662
Vonnis van 26 juni 2024
in de zaak van

1.1. [eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. V.L.M.J. Boitelle,
tegen
MAROKKAANS-ISLAMITISCHE VERENIGING EL MOUAHIDINE,
te Leerdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Vereniging,
advocaat: mr. A. Sarioglu en mr. A. El Aqde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 oktober 2023 met producties 1 tot en met 25,
- de akte met een overzicht van de 25 producties die bij de dagvaarding zijn gevoegd,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de door de Vereniging toegezonden producties 1 tot en met 19,
- de akte houdende vermindering van de eis en tevens vermeerdering van de eis met producties 26 t/m 29,
- de mondelinge behandeling van 14 mei 2024, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd en voorgedragen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald. Dit vonnis wordt gewezen tussen [eiser 1] en [eiser 2] als eisende partijen en de Vereniging als gedaagde partij. Er waren in eerste instantie nog zeven andere eisende partijen. Deze andere eisende partijen hebben in de akte houdende vermindering van eis en tevens vermeerdering van de eis hun vorderingen tegen de Vereniging ingetrokken. De Vereniging heeft zich niet tegen die intrekking verzet.

2.De kern van de zaak

2.1.
Het bestuur van de Vereniging heeft het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] opgezegd vanwege een geschil over de planning van een bijzondere algemene ledenvergadering (hierna: ALV) en een betalingsachterstand. Tijdens deze bijzondere ALV wilden [eiser 1] en [eiser 2] samen met een aantal andere leden het ontslag van het bestuur van de Vereniging in stemming brengen. [eiser 1] en [eiser 2] zijn het niet eens met het bestuursbesluit tot opzegging en zijn daartegen in beroep gegaan bij de ALV. Tijdens het beroep bij de ALV van 28 januari 2024 is de beëindiging van het lidmaatschap van de andere leden teruggedraaid, maar van [eiser 1] en [eiser 2] in stand gelaten. [eiser 1] en [eiser 2] vorderen in deze zaak vernietiging van de besluiten van het bestuur en van de ALV. Deze vorderingen worden toegewezen, waardoor [eiser 1] en [eiser 2] weer lid zijn van de Vereniging. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.

3.De beoordeling

De vermeerdering van eis wordt toegestaan
3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben hun eis vermeerderd bij akte vóór de mondelinge behandeling. Zij vorderen aanvullend vernietiging van het besluit van de ALV van 28 januari 2024 over de opzeggingen. De Vereniging maakt bezwaar tegen deze vermeerdering van eis, omdat dat volgens haar in strijd is met de goede procesorde.
3.2.
Op grond van artikel 130 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) zijn [eiser 1] en [eiser 2] bevoegd de eis schriftelijk te vermeerderen, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. De Vereniging kan daartegen bezwaar maken op de grond dat de vermeerdering in strijd is met de eisen van de goede procesorde.
3.3.
De eisvermeerdering wordt toegelaten. [eiser 1] en [eiser 2] hebben hun eis schriftelijk vermeerderd in hun akte van 10 mei 2024. Er was toen nog geen eindvonnis gewezen. De eiswijziging voldoet daarmee aan de vereisten uit artikel 130 lid 1 Rv. Ook is de vermeerdering van de eis niet in strijd met de goede procesorde. De dagvaarding is op 18 oktober 2023 betekend en het besluit van de ALV, waarvan [eiser 1] en [eiser 2] de vernietiging vorderen, is daarna genomen op 28 januari 2024. [eiser 1] en [eiser 2] konden de door hen gevorderde vermeerdering van eis (vernietiging van het besluit van de ALV van 28 januari 2024) dus niet al bij dagvaarding instellen.
3.4.
De Vereniging kon er vanaf het moment dat het besluit van de ALV was genomen (28 januari 2024) er ook rekening mee houden dat [eiser 1] en [eiser 2] hun eis zouden vermeerderen en ook de vernietiging van het besluit van de ALV zouden vorderen. Het besluit tot bekrachtiging door de ALV ziet namelijk op het bestuursbesluit waarvan in deze procedure de vernietiging al werd gevorderd. Bovendien heeft de Vereniging [eiser 1] en [eiser 2] verweten deze procedure te zijn gestart, voordat de ALV over de opzegging had beslist. De vermeerdering van eis kan daarom geen verrassing voor de Vereniging zijn. Bovendien was de Vereniging zelf direct van de inhoud van het besluit van de ALV op de hoogte. Het is daarom niet in strijd met de goede procesorde dat [eiser 1] en [eiser 2] aanvullend vernietiging van dit besluit in hun akte van 10 mei 2024 hebben gevorderd.
De Vereniging krijgt geen gelegenheid voor een antwoordakte over de eisvermeerdering
3.5.
De Vereniging heeft gevraagd om een akte te mogen nemen over de eisvermeerdering. Dit verzoek wordt afgewezen. Het nemen van een akte na de mondelinge behandeling wordt alleen toegestaan als dit noodzakelijk is met het oog op (artikel 132 lid 3 Rv):
  • de beginselen van de hoor en wederhoor zoals bedoeld in artikel 19 Rv, of
  • een goede instructie van de zaak.
3.6.
Het nemen van een akte door de Vereniging is niet noodzakelijk met het oog op bovengenoemde gronden. Op de mondelinge behandeling heeft de Vereniging zich al uitgebreid uitgelaten over haar bezwaren tegen de vordering waarop de eisvermeerdering ziet. De Vereniging was hiertoe ook voldoende in staat, omdat zij al vóór de mondelinge behandeling bekend was met het besluit van de ALV en de redenen waarom [eiser 1] en [eiser 2] het niet eens waren met de opzegging van hun lidmaatschappen. De beginselen van hoor en wederhoor brengen daarom niet mee dat het de Vereniging nog toegestaan moet worden om nog een nadere akte te nemen op dit punt. De rechter is voldoende voorgelicht door partijen om een beslissing te kunnen nemen over de vorderingen na eisvermeerdering.
Het verweer van de Vereniging dat de rechter niet toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] , slaagt niet
3.7.
De Vereniging voert als verweer dat eerst de interne beroepsprocedure bij de ALV doorlopen had moet worden tegen de opzegging van het lidmaatschap, voordat [eiser 1] en [eiser 2] een zaak bij de rechter aanhangig maakten. Ondanks dat deze interne beroepsprocedure op 28 januari 2024 is afgerond, meent de Vereniging nog steeds dat dit in de weg staat aan een beoordeling door de rechter, omdat de dagvaarding is uitgebracht voordat de interne beroepsprocedure is gestart.
3.8.
De betreffende bepaling uit de statuten van de Vereniging luidt als volgt:
"Artikel 7(…)
6. Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap door de vereniging op grond dat redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren staat de betrokkene binnen vier weken na de ontvangst van de kennisgeving van dit besluit beroep open op de algemene vergadering. Hij wordt daartoe ten spoedigste van het besluit met opgave van redenen in kennis gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst."
3.9.
De uitleg van deze bepaling in de statuten moet worden gedaan aan de hand van de cao-norm. De cao-norm houdt in dat groot gewicht moet worden toegekend aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen. Er moet een uitleg naar objectieve maatstaven gegeven worden. Omstandigheden van het geval kunnen echter meebrengen dat toch een andere betekenis moet worden toegekend dan de taalkundige betekenis. [1]
3.10.
In de bepaling staat dat een lid tegen de opzegging van zijn lidmaatschap in beroep kan gaan binnen vier weken na ontvangst van de kennisgeving op de ALV. In dit artikel staat niet dat deze interne beroepsprocedure een gang naar de rechter in de weg staat. Er zijn geen omstandigheden gesteld door de Vereniging die meebrengen dat er toch een andere betekenis aan dit artikel moet worden toegekend. Het verweer van de Vereniging slaagt daarom niet, nog daargelaten dat de interne beroepsprocedure alsnog is gestart en afgerond.
3.11.
Daarmee komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] tot vernietiging van het bestuursbesluit en het besluit van de ALV.
Het juridisch kader voor vernietiging van een besluit van een orgaan van een rechtspersoon
3.12.
In artikel 2:15 lid 1 sub b BW is bepaald dat een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar is, indien het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid zoals genoemd in artikel 2:8 BW. In artikel 2:8 BW staat in lid 1 dat een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken zich moeten gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. In lid 2 staat dat een tussen hen geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
3.13.
Wat de redelijkheid en billijkheid concreet meebrengt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer een rol de positie van de betrokkenen binnen de rechtspersoon, hun maatschappelijke positie, de aard van de in het geding zijnde belangen, de tot dusver in soortgelijke situaties bij de rechtspersoon gevolgde gedragslijn en de ernst van het door een of meer betrokkenen te lijden nadeel.
3.14.
Bij de toetsing of het besluit vernietigbaar is, omdat dit besluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, moet de rechter terughoudend zijn. Dat komt omdat de organen van een rechtspersoon (zoals het bestuur en de ALV van een rechtspersoon) een zekere mate van beleidsvrijheid hebben. Deze beleidsvrijheid brengt mee dat de rechter niet op de stoel van die organen mag gaan zitten. De rechter beoordeelt daarom alleen of het orgaan van de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden en alle bij het besluit betrokken belangen afwegend, in redelijkheid tot het genomen besluit heeft kunnen komen.
Het bestuursbesluit wordt vernietigd
3.15.
Het bestuursbesluit van de Vereniging wordt vernietigd. Hierna wordt uitgelegd waarom de rechtbank tot deze beslissing is gekomen.
3.16.
Het bestuur van de Vereniging heeft het lidmaatschap van [eiser 1] en [eiser 2] per brief van 16 augustus 2023 opgezegd op grond van artikel 7 lid 1 sub c uit de statuten van de Vereniging. Het verwijt dat aan zowel [eiser 1] als [eiser 2] wordt gemaakt, is dat zij het bestuur onder druk hebben gezet om een ALV in te plannen op 10 september 2023, waarin het ontslag van het bestuur van de Vereniging op de agenda zou staan. [eiser 1] en [eiser 2] hebben het bestuur op 26 juli 2023 over dit verzoek gemaild. Hierdoor voelde het bestuur zich onder druk gezet, omdat zij zelf nog op vakantie waren en dan niet genoeg voorbereidingstijd hadden. Het bestuur wilde de ALV zelf inplannen op 14 oktober 2023. Omdat dit in de herfstvakantie zou zijn, heeft de ALV uiteindelijk op 8 oktober 2023 plaatsgevonden. Aan [eiser 1] wordt aanvullend ook het verwijt gemaakt dat hij een betalingsachterstand had aan de Vereniging, reden waarom zijn lidmaatschap is opgezegd.
3.17.
Op grond van artikel 15 lid 4 van de statuten van de Vereniging mogen leden met steun van 10% van de achterban van de vereniging zelf een ALV organiseren. [eiser 1] en [eiser 2] hadden die achterban van 10%. Dat is niet door de Vereniging betwist en volgt ook uit het kort geding vonnis van 10 juli 2023 dat tussen partijen is gewezen. [2] Het was [eiser 1] en [eiser 2] dus op grond van de statuten toegestaan om de bijzondere ALV op deze wijze uit te roepen. Zij hebben dit ook ruimschoots vóór 10 september 2023 aangekondigd.
3.18.
Dat het bestuur zich onder druk gezet voelde, omdat [eiser 1] en [eiser 2] in de zomervakantie hebben gemaild over de ALV die in september, na de zomervakantie, zou plaatsvinden, is niet voldoende om het lidmaatschap van een langdurig lid, die zich intensief en financieel heeft ingezet voor de Vereniging, op te zeggen. Het opzeggen van een lidmaatschap is een ingrijpend middel. De opzegging heeft voor [eiser 1] en [eiser 2] ook grote gevolgen gehad, omdat zij en hun familieleden vaak naar de Vereniging gingen en sprake is van een hechte gemeenschap, waaraan zij jarenlang actief hebben deelgenomen.
3.19.
Daarbij lag het in de lijn der verwachtingen dat de ALV in september of oktober 2023 plaats zou vinden. Dat is namelijk in het kort geding vonnis van 10 juli 2023 al overwogen. [3] In zoverre kon dit het bestuur ook niet overvallen. Het gaat hier om leden die gebruik maken van hun statutaire recht en dat meermaals, vroegtijdig hebben aangekondigd.
3.20.
Voor zover er ook een betalingsachterstand wordt verweten aan [eiser 1] , heeft de Vereniging dit niet voldoende onderbouwd, gezien de betwisting daarvan door [eiser 1] . Het is niet gebleken hoe hoog die betalingsachterstand zou zijn. Het is ook niet komen vast te staan of het bestuur [eiser 1] in de gelegenheid heeft gesteld om zijn betalingsachterstand te betalen. Dit blijkt ook niet uit de opzeggingsbrief van de Vereniging aan [eiser 1] .
Conclusie
3.21.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het bestuur niet in redelijkheid tot het besluit van opzegging van de lidmaatschappen van [eiser 1] en [eiser 2] heeft kunnen komen. Het bestuursbesluit wordt daarom op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW vernietigd, met dien verstande dat het gaat om het besluit van 16 augustus 2023, en niet van 19 augustus 2023. Dat is een kennelijke schrijffout van de advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] in het petitum.
Het ALV besluit wordt ook vernietigd
3.22.
Het besluit van de ALV is gestoeld op dezelfde opzeggingsgronden zoals hiervoor genoemd bij het bestuursbesluit, die de opzegging niet kunnen dragen. Daarom wordt het ALV besluit om dezelfde redenen als het bestuursbesluit vernietigd, aangezien het daarop voortborduurt, ondanks dat het besluit tot opzegging door de ALV met een nipte meerderheid voor [eiser 1] en [eiser 2] (in tegenstelling tot de andere leden) in stand is gelaten.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn weer lid van de Vereniging
3.23.
De rechtbank constateert dat [eiser 1] en [eiser 2] door de vernietiging weer lid zijn van de Vereniging.
3.24.
Ten overvloede merkt de rechter nog op dat beide partijen zichtbaar lijden onder de huidige situatie en de emoties onderling hoog oplopen. Helaas voor alle betrokkenen is het partijen niet gelukt om een minnelijke regeling te bereiken. Tijdens de mondelinge behandeling is daar wel over gesproken en is duidelijk geworden dat beide partijen daarvoor open staan. De rechter moedigt partijen aan om opnieuw met elkaar in gesprek te treden over een duurzame oplossing, gezien hun verleden waarin zij een goede band hadden, de hechte gemeenschap waarin zij participeren en hun gemeenschappelijke wens dat eenieder weer ongestoord naar de moskee en de Vereniging kan gaan. Dit is een verantwoordelijkheid van beide partijen, waar zij zich hopelijk voor zullen inzetten.
De proceskosten
3.25.
De Vereniging is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser 1] en [eiser 2] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
69,77
(2/9 x € 314,-)
- salaris advocaat
1.535,00
(2,50 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.911,91
Het bedrag voor het griffierecht is vermenigvuldigd met 2/9 omdat er door eisende partijen, aanvankelijk waren dat er negen, één keer het griffierecht van € 314,- is betaald.
3.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.27.
Het vonnis wordt, zoals gevorderd door [eiser 1] en [eiser 2] , uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
vernietigt het besluit van het bestuur van de Vereniging van 16 augustus 2023 waarbij het lidmaatschap van [eiser 1] is opgezegd,
4.2.
vernietigt het besluit van het bestuur van de Vereniging van 16 augustus 2023 waarbij het lidmaatschap van [eiser 2] is opgezegd,
4.3.
vernietigt het besluit van de ALV van 28 januari 2024 over de opzegging van het lidmaatschap van [eiser 1] ,
4.4.
vernietigt het besluit van de ALV van 28 januari 2024 over de opzegging van het lidmaatschap van [eiser 2] ,
4.5.
veroordeelt de Vereniging in de proceskosten van € 1.911,91, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de Vereniging niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
veroordeelt de Vereniging tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Hurenkamp en door mr. A.A.T van Rens in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.
Type: LLO 5719

Voetnoten

1.HR 12 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3550.
2.Rb Midden-Nederland 10 juli 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3577, r.o. 3.4.
3.Rb Midden-Nederland 10 juli 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3577, r.o. 3.5 en 4.9.