ECLI:NL:RBMNE:2024:3808
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en procesbelang bij sluiting van een schuur op basis van de Opiumwet
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 juni 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Almere. De eiser, die huurder was van een woning met een schuur, had bezwaar gemaakt tegen een last onder bestuursdwang die hem was opgelegd op 5 juli 2022. Deze last hield in dat de schuur voor een periode van zes maanden gesloten zou worden vanwege de vondst van hard- en softdrugs en een vuurwapen in de schuur. De burgemeester verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond in een besluit van 14 maart 2023, waarna de eiser beroep instelde.
Tijdens de zitting op 1 mei 2024 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De eiser betoogde dat hij geen procesbelang meer had, omdat de sluiting van de schuur inmiddels was geëindigd en hij de woning niet meer huurde. De rechtbank oordeelde dat de eiser geen actueel belang had bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien de sluiting per 26 januari 2023 was opgeheven. De rechtbank concludeerde dat de eiser geen schade had geleden door de sluiting en dat zijn verzoek om vergoeding van bezwaarkosten ook geen procesbelang opleverde. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd behandeld.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder een rechter inhoudelijk kan oordelen. De rechtbank volgde hierbij de recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat het onwenselijk is om een geschil enkel omwille van een vergoeding van bezwaarkosten inhoudelijk te behandelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.