ECLI:NL:RBMNE:2024:3731

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
C/16/566731 / HA ZA 23-747
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de uitvoering van coatingwerkzaamheden en de aansprakelijkheid van de gedaagde

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, staat de vraag centraal of de gedaagde, een besloten vennootschap, de overeengekomen coatingwerkzaamheden aan aluminium kozijnprofielen correct heeft uitgevoerd. De eiseres, een Belgische N.V., heeft in 2018 de gedaagde opdracht gegeven om de profielen te coaten. In 2021 kwamen er klachten van de opdrachtgever van eiseres over loslatende coating, wat leidde tot schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een deskundige benoemd zal worden om de kwaliteit van de coatingwerkzaamheden te beoordelen. De rechtbank heeft eerst de inhoud van de overeenkomst tussen partijen vastgesteld, waarbij het gaat om de vraag of de coating een éénlaagse of dubbellaagse toepassing vereiste en of de profielen geschikt waren voor buitentoepassing. De rechtbank concludeert dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor deskundigenonderzoek, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moeten worden. De rechtbank heeft ook de procedurele stappen uiteengezet voor de verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/566731 / HA ZA 23-747
Tussenvonnis van 19 juni 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar Belgisch recht
[eiseres] N.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] (België),
eiseres,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.A.J. Hooymayers,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. D.M.A. van Zijl.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 november 2023, met 24 producties;
  • de conclusie van antwoord, met 12 producties;
  • de brief van mr. Hooymayers van 18 april 2024, waarmee productie 25 en 26 zijn ingediend;
  • de brief van mr. Van Zijl van 22 april 2024, waarmee producties 13 tot en met 21 zijn ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 2 mei 2024 plaatsgevonden. Bij deze behandeling was namens [eiseres] aanwezig de heer [A] (directeur), bijgestaan door mr. Hooymayers. Namens [gedaagde] waren aanwezig de heer [B] (directeur) en mevrouw [C] (financieel medewerker). Zij werden bijgestaan door mr. Van Zijl. Namens partijen zijn de standpunten toegelicht en is antwoord gegeven op vragen van de rechtbank. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
Vervolgens is bepaald dat er een (tussen)vonnis komt.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft aluminium kozijnprofielen geleverd voor het project ‘ [projectnaam] ’ in [locatie] . In opdracht van [eiseres] heeft [gedaagde] deze profielen voorzien van een coating. In juni 2018 is het project opgeleverd. In december 2021 heeft de opdrachtgever van [eiseres] geklaagd over het feit dat de coating op de kozijnprofielen losliet. Een aantal kozijnen moest daarom verwijderd en opnieuw gecoat worden. Volgens [eiseres] komt dit doordat [gedaagde] de coatingwerkzaamheden niet goed heeft verricht. [eiseres] wil dat [gedaagde] de schade vergoedt, die daarvan het gevolg is. De rechtbank stelt in dit tussenvonnis eerst vast wat [eiseres] en [gedaagde] precies hebben afgesproken. De rechtbank is van plan om vervolgens een deskundige te benoemen. Deze moet beoordelen of [gedaagde] de coatingwerkzaamheden wel of niet goed heeft uitgevoerd. Partijen mogen zich uitlaten over dit voornemen, de persoon van de deskundige en de aan hem of haar te stellen vragen.

3.De beoordeling

De rechtbank is bevoegd en past Nederlands recht toe
3.1.
Omdat [eiseres] in België is gevestigd, heeft deze zaak een internationaal karakter. De rechtbank moet eerst beoordelen of zij bevoegd is om de zaak te behandelen. Dat is het geval. [gedaagde] is de gedaagde en is in Nederland gevestigd. Daarom is de Nederlandse rechter bevoegd. Dat volgt uit artikel 4 van de zogeheten ‘Brussel I-bis-verordening’. [1]
3.2.
Vanwege het internationale karakter van de zaak, moet ook de vraag worden beantwoord welk recht van toepassing is op de door partijen gesloten overeenkomst. Partijen zijn het erover eens dat Nederlands recht van toepassing is.
De uitleg van de overeenkomst tussen partijen
3.3.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] bestaat discussie over de vraag wat zij nu precies hebben afgesproken. Omdat het antwoord op die vraag belangrijk is om te kunnen vaststellen of [gedaagde] die afspraken is nagekomen, stelt de rechtbank eerst vast wat de inhoud van de overeenkomst is. Naar het oordeel van de rechtbank zijn partijen overeengekomen dat:
  • i) een éénlaagse coating zou worden aangebracht,
  • ii) de profielen niet specifiek geschikt hoefden te zijn voor buitentoepassing, en
  • iii) de profielen alleen van een standaard voorbehandeling werden voorzien.
De rechtbank licht hierna toe hoe zij tot dit oordeel komt.
3.4.
De afspraken tussen [eiseres] en [gedaagde] zijn schriftelijk vastgelegd in de bestelbonnen waarmee [eiseres] aan [gedaagde] opdracht heeft gegeven de profielen te coaten. In deze bestelbonnen is de gewenste coating als volgt omschreven: ‘59 7016 Ral 7016 glansgraad 70% ALESTA AE7001-7701620’. Meer staat er niet in de bestelbonnen.
3.5.
De vraag wat partijen hebben afgesproken, moet volgens vaste rechtspraak echter niet alleen worden beantwoord aan de hand van de schriftelijke vastlegging van de afspraken. Het is ook belangrijk wat partijen verder nog gezegd en gedaan hebben, en wat zij op grond daarvan van elkaar mochten verwachten. [2] Hierbij speelt ook een rol om wat voor partijen het gaat en hoeveel ervaring zij hebben met het sluiten van bepaalde overeenkomsten. Dat alles moet bij de uitleg van een overeenkomst worden betrokken.
3.6.
In dit verband is van belang dat zowel [eiseres] als [gedaagde] over een bepaalde mate van deskundigheid beschikken op het gebied van het coaten van profielen. Deze deskundigheid mag van [gedaagde] worden verwacht, omdat het coaten haar kernactiviteit is. Hoewel [eiseres] zich hoofdzakelijk bezighoudt met het buigen van profielen, is het de rechtbank gebleken dat ook zij over de nodige kennis over het coaten beschikt. Zij is thuis in de kwaliteitskeurmerken en heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij zeer regelmatig vergelijkbare opdrachten verstrekt aan verschillende bedrijven.
(i)
Partijen zijn een éénlaagse coating overeengekomen
3.7.
De omschrijving ‘59 7016 Ral 7016 glansgraad 70% ALESTA AE7001-7701620’ op de bestelbonnen houdt, zo hebben [eiseres] en [gedaagde] allebei verklaard, een éénlaagse coating in. Dat is dus in ieder geval afgesproken tussen partijen.
(ii)
Partijen zijn geen specifieke buitentoepassing overeengekomen
3.8.
Over de vraag of de profielen geschikt moesten zijn voor buitengebruik, zijn partijen het niet eens. Hierover staat niets in de bestelbonnen. Dat wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat [gedaagde] geen rekening hoefde te houden met buitengebruik. In een e-mail over een andere coating-opdracht, aan een ‘concullega’ van [gedaagde] , heeft [eiseres] namelijk het volgende geschreven: “
[m]ateriaal in 2 lagen coaten aub want is voor buiten. (…)” In reactie heeft de concullega bericht: “
[i]k moet in verband met de wijziging van 1 laag naar twee lagen poedercoating een nieuwe offerte opstellen. (…)” Uit deze mailwisseling leidt de rechtbank af dat op die oorspronkelijke offerte een éénlaagse coating was vermeld, en dat [eiseres] heeft gemeend dit te moeten corrigeren omdat de profielen voor buitengebruik waren bestemd. Zoiets heeft [eiseres] niet gedaan bij de opdracht aan [gedaagde] , terwijl [eiseres] zelf wel wist dat de profielen buiten zouden worden geplaatst, en uit de omschrijving op de bestelbonnen volgt dat éénlaags zou worden gecoat. Het had dus op de weg van [eiseres] gelegen om ook deze opdracht te corrigeren. [gedaagde] heeft niet bij [eiseres] nagevraagd of de profielen voor binnen- of buitengebruik waren bestemd, maar vanwege de eigen deskundigheid van [eiseres] lag dit ook niet op de weg van [gedaagde] . Het was tussen partijen ook niet gebruikelijk dat [gedaagde] zulke dingen navroeg. Tot slot: [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog betoogd dat haar voormalige contactpersoon bij [gedaagde] (de vader van de heer [B] , [D] senior) wist dat nagenoeg alle profielen van [eiseres] voor buitentoepassing bestemd waren. Dit blijkt echter nergens uit en [gedaagde] heeft dit betwist.
(iii)
Partijen zijn geen seaside-voorbehandeling overeengekomen
3.9.
Volgens [eiseres] zijn partijen voor deze profielen geen standaard voorbehandeling overeengekomen, maar een seaside-voorbehandeling die voldeed aan de eisen van Qualicoat. Dit is een specifieke behandeling van aluminium die het materiaal beter bestand maakt tegen bepaalde klimaatinvloeden, bijvoorbeeld klimaatomstandigheden in een kustregio. Qualicoat is een kwaliteitskeurmerk voor aluminium deklagen. Naar het oordeel van de rechtbank is geen seaside-voorbehandeling afgesproken. [eiseres] heeft ervoor gekozen [gedaagde] in te schakelen, wetende dat zij geen Qualicoat certificering had. Dat er desondanks toezeggingen zijn gedaan over een seaside-voorbehandeling of een daaraan gelijk te stellen voorbehandeling, is nergens uit gebleken. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] senior tegen haar gezegd dat, hoewel [gedaagde] niet is aangesloten bij Qualicoat, haar voorbehandeling precies hetzelfde is als die van bedrijven die dat wel zijn, maar dit blijkt nergens uit. Volgens [gedaagde] kan [gedaagde] senior dit ook niet hebben gezegd, omdat hij niet precies zou weten wat een seaside-voorbehandeling inhoudt en omdat [gedaagde] bovendien helemaal niet in staat is om profielen op deze specifieke wijze voor te behandelen. Ook uit de door haar gehanteerde prijzen blijkt volgens [gedaagde] dat slecht een éénlaagse coating zonder bijzondere behandelingen werd afgesproken.
Verweren van [gedaagde] : (i) algemene voorwaarden en (ii) herstelmogelijkheid
3.10.
Nu is vastgesteld wat partijen hebben afgesproken, moet beoordeeld worden of [gedaagde] die afspraken is nagekomen. Vóórdat de rechtbank daaraan toekomt, beoordeelt zij eerst twee algemene verweren van [gedaagde] . Als een van die verweren zou slagen, wordt namelijk niet meer toegekomen aan de vraag of [gedaagde] is tekortgeschoten. Zoals de rechtbank hierna toelicht, is dat echter niet aan de orde: de verweren slagen niet.
(i)
De Metaalunievoorwaarden zijn niet van toepassing
3.11.
[gedaagde] stelt dat zij in het geheel niet kan worden aangesproken voor eventuele schade als gevolg van een tekortkoming. Volgens haar zijn de Metaalunievoorwaarden op de overeenkomst van toepassing, en in artikel 14.1 van deze voorwaarden is bepaald dat [gedaagde] slechts voor een periode van zes maanden na oplevering instaat voor de goede uitvoering van de overeengekomen prestatie. De rechtbank is echter van oordeel dat de Metaalunievoorwaarden niet op de overeenkomst van toepassing zijn.
3.12.
Wil de gebruiker van algemene voorwaarden deze van toepassing laten zijn op de overeenkomst, dan moet hij deze voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij ter hand stellen. [3] Dat is hier niet gebeurd. [gedaagde] stelt dat de voorwaarden wel aan [eiseres] zijn verstrekt in de periode waarin [gedaagde] senior nog aan het roer stond, maar zij kan dit niet aantonen en [eiseres] heeft dit betwist.
3.13.
De rechtbank volgt [gedaagde] ook niet in haar standpunt dat de Metaalunievoorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn omdat daarnaar op de factuur voor deze opdracht is verwezen. In zijn algemeenheid geldt namelijk dat een eerste verwijzing naar de algemene voorwaarden op de factuur niet op tijd is. [4] Dat tussen partijen sprake is van een langere samenwerking en [gedaagde] naar eigen zeggen op eerdere facturen ook naar deze Metaalunievoorwaarden heeft verwezen, maakt dit niet anders. Ook een verwijzing naar de voorwaarden op eerdere facturen maakt – als die al gedaan is, wat [eiseres] betwist heeft – niet dat die voorwaarden ook van toepassing zijn op déze overeenkomst.
3.14.
Ook uit de ‘verlengde garantieverklaring’ die door [gedaagde] aan [eiseres] is afgegeven, kan de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden niet worden afgeleid. Deze verklaring is van 18 april 2018, en dus van een latere datum dan de overeenkomst waar het in deze zaak om gaat. De bestelbonnen dateren namelijk van 19 januari 2018 en 24 januari 2018.
(ii)
[eiseres] heeft voldoende mogelijkheid gegeven voor herstel (art. 7:759 lid 1 BW)
3.15.
Voor een vordering tot schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming is noodzakelijk dat sprake is van verzuim, of dat nakoming blijvend onmogelijk is [5] . Volgens [gedaagde] is daarvan geen sprake, omdat nakoming nog wel mogelijk was en [eiseres] haar in weerwil van artikel 7:759 lid 1 BW niet in de gelegenheid heeft gesteld de vermeende gebreken binnen
een redelijke termijnweg te nemen. Dat is wel nodig voor het intreden van verzuim. [6]
3.16.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 2 februari 2022 voor het eerst aansprakelijk gesteld. In die brief heeft zij niet expliciet gelegenheid voor herstel geboden. In een e-mail van 27 juni 2022 staat dit wel en is [gedaagde] gevraagd om binnen twee dagen aan te geven of zij voor herstel wilde zorgen. [gedaagde] vindt dat deze termijn van twee dagen te kort is en daarom niet als
redelijke termijnvoor nakoming kan worden aangemerkt.
3.17.
De rechtbank is van oordeel dat met deze e-mail wel aan de eisen van artikelen 6:82 en 7:759 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het verzuim van de schuldenaar ook intreedt als de schuldenaar niet of niet toereikend reageert op een verzoek van de schuldeiser om zich binnen een redelijke termijn uit te laten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij gaat herstellen. [7] Voor de vraag welke termijn ‘redelijk’ is, is relevant of de schuldeiser voorafgaand aan de aanmaning termijnen heeft gesteld of de schuldenaar heeft gesommeerd, zodat de schuldenaar zich heeft kunnen voorbereiden. In dit geval heeft [eiseres] op 27 juni 2022 expliciet de herstelmogelijkheid geboden en gevraagd om binnen twee dagen te reageren. Twee dagen is weliswaar vrij kort, maar de eerste aansprakelijkstelling van [eiseres] dateerde al van 2 februari 2022. [8] [gedaagde] had in de tussenliggende maanden dus voldoende tijd om eventuele voorbereidende handelingen voor herstel te treffen. [9] Gelet op dit alles is naar het oordeel van de rechtbank vanaf 30 juni 2022 sprake van verzuim, omdat de op 27 juni 2022 gestelde termijn op die datum was verstreken.
Beoordeling vermeende tekortkoming [gedaagde]
3.18.
Nu de twee algemene verweren van [gedaagde] niet slagen, moet de rechtbank beoordelen of [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de afspraken met [eiseres] .
3.19.
Tussen partijen staat vast dat van een deel van de door [gedaagde] gecoate profielen, de coating heeft losgelaten. Op deze plekken is vocht onder het lakwerk terechtgekomen. Dit heeft geleid tot zogeheten filiforme corrosie van de profielen, waardoor de coating heeft losgelaten.
3.20.
De verzekeraar van [eiseres] heeft een deskundige ingeschakeld. Deze heeft de profielen op 30 juni 2022 onderzocht. [gedaagde] heeft op 27 juni 2022 een uitnodiging gekregen om bij dit deskundigenonderzoek te zijn, maar was daartoe niet in de gelegenheid. Van het deskundigenonderzoek is een rapport gemaakt. In dit rapport heeft de deskundige onder andere het volgende geconcludeerd:

Uit het QuickScan onderzoek blijkt dat op de rand van het profiel, daar waar de glaslatten geplaatst worden, de coating over grote stukken niet gesloten is. Dit defect komt structureel op alle onderzochte kozijnen voor. Door het defect is vocht onder de coating toegetreden waardoor filiforme corrosie is ontstaan. Filiforme corrosie is een degradatieproces waarbij op het grensvlak van het aluminium en de coating (lichte) aantasting van het aluminium ontstaat waardoor de coating onthecht van de ondergrond. Filiforme corrosie is een proces dat optreedt als het aluminium onder de coating bevochtigd wordt.
De meest waarschijnlijke oorzaak van het falen van de conservering, gebaseerd op de resultaten van deze quickscan is dat onvoldoende kantendekking geleid heeft tot filiforme corrosie van het kozijn.
De locatie waar het kozijn geplaatst is geweest ( [locatie] ) (licht industrieel/ gematigd zee invloed (C4 klimaat) heeft de aantasting bespoedigd. Indien het kozijn in een mildere omgeving geplaatst zou zijn, zou filiforme corrosie op het kozijn, als gevolg van de niet gesloten coating, ook optreden.
3.21.
De deskundige heeft dus geconstateerd dat de hechting van de coating aan de buitenzijde van de profielen niet overal voldoende is, en dat sprake is van scheurvorming in de coating op de randen en de hoeken van het kozijnprofiel. [eiseres] stelt dat de tekortkoming van [gedaagde] erin is gelegen dat zij de hoekranden van de profielen niet of onvoldoende heeft gelakt, waardoor sprake is geweest van onvoldoende kantendekking.
3.22.
[gedaagde] heeft betwist dat zij de profielen niet goed heeft gecoat. Na het coaten heeft zij de profielen zorgvuldig nagelopen en daaruit bleek dat sprake was van een volledige en egale dekking van de profielen. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] bij de oplevering van de profielen ook geen opmerkingen gemaakt over de kwaliteit van de door haar uitgevoerde coatingwerkzaamheden.
3.23.
[gedaagde] heeft de door [eiseres] gestelde oorzaak van de schade gemotiveerd betwist. Zij meent in de eerste plaats dat de
buitentoepassingvan de profielen in een zogeheten C4-zone, een klimatologisch agressieve omgeving, vraagt om een dubbellaagse coating, althans een coating met een specifieke voorbehandeling. Die was hier niet afgesproken. Verder meent [gedaagde] dat de coating mogelijk onvoldoende heeft gehecht door de aanwezigheid van te scherpe randen aan de profielen. Volgens [gedaagde] is goed voorstelbaar dat de te scherp afgeronde hoeken van de profielen hebben bijgedragen aan een verminderde kantendekking. Dat zou betekenen dat de loslatende coating wordt veroorzaakt door de door [eiseres] geleverde profielen. Ten slotte heeft [gedaagde] betoogd dat de schade mogelijk te wijten is aan het handelen van [eiseres] . Nadat de profielen door [gedaagde] zijn gecoat, heeft [eiseres] de glaslatten in het profiel geplaatst. De deskundige heeft naar aanleiding van het QuickScan onderzoek geconcludeerd dat de coating juist op de rand van het profiel, daar waar de glaslatten geplaatst worden, over grote stukken niet gesloten is. Volgens [gedaagde] is niet uit te sluiten dat [eiseres] de profielen heeft beschadigd bij het inlijmen van de glaslatten.
3.24.
Al met al is er dus aan de ene kant sprake van onderbouwde stellingen van [eiseres] . [eiseres] heeft een deskundigenrapport overgelegd en betoogd dat daarin aanknopingspunten te vinden zijn voor de conclusie dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de overeenkomst – het éénlaags coaten van de profielen – niet goed is nagekomen. Aan de andere kant heeft [gedaagde] deze stellingen gemotiveerd betwist. [gedaagde] heeft geschetst dat de schade – geheel of mede – door andere dingen veroorzaakt kan zijn. De rechtbank vindt dat deze onderbouwde stellingen en betwistingen op dit moment met elkaar in evenwicht zijn. Dat betekent dat er bewijs geleverd dient te worden. Omdat [eiseres] zich op de rechtsgevolgen van haar stellingen beroept - zij vordert immers schadevergoeding - is het op grond van artikel 150 Rv aan haar om de stelling te bewijzen dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de deugdelijke nakoming van de overeenkomst.
Voornemen deskundigenonderzoek
3.25.
De rechtbank overweegt om in het kader van deze bewijslevering een onderzoek door een deskundige/deskundigen in te laten stellen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over:
  • de wenselijkheid van een deskundigenbericht;
  • het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige;
  • de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
3.26.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van oppervlaktebehandeling van aluminium profielen. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat slechts een deel van de door [gedaagde] gecoate profielen zijn aangetast. [eiseres] heeft deze aangetaste profielen verwijderd uit het project en opgeslagen in haar magazijn. Deze profielen kunnen dus nog worden onderzocht. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige zowel deze in het magazijn opgeslagen aangetaste profielen moet onderzoeken als de niet-aangetaste profielen die zich nog in het werk (project [projectnaam] ) bevinden. Aan de deskundige moeten de volgende vragen worden gesteld:
1. Is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de afgesproken coatingwerkzaamheden (zoals beschreven onder randnummer 3.3. van dit tussenvonnis), en zo ja, waaruit bestaat die tekortkoming?
2. Zo ja, zou de schade aan de aangetaste profielen ook zijn opgetreden zonder die tekortkoming van [gedaagde] , en in welke mate?
3. Hebben de volgende omstandigheden aan de schade bijgedragen, en zo ja, in welke mate?
a. de omgeving waarin de profielen zijn geplaatst (buiten en in een C4-zone);
b. te scherpe profielen;
c. verlijmen van de profielen door [eiseres] .
3.27.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere een eigen deskundige voorstellen, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
3.28.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) door de eisende partij moet worden betaald. Dit voorschot moet daarom door [eiseres] worden betaald. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet betalen.
3.29.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich over het een en ander bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
3.30.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag
17 juli 2024om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht;
4.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week voor de onder randnummer 4.1 genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. J.M. Atema en in het openbaar uitgesproken door mr. A.A.T. van Rens op 19 juni 2024. [10]

Voetnoten

1.Verordening (EU) 1215/2012,
2.Dit is verkort weergegeven wat de Hoge Raad heeft bepaald in HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158,
3.Dat staat in artikel 6:234 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
4.Vgl. bijvoorbeeld HR 15 maart 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0170,
5.Dat staat in artikel 6:74 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
6.Dat staat in artikel 6:82 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
7.HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581, r.o. 3.4.4,
8.Productie 5 bij dagvaarding.
9.HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581, r.o. 3.2.1,
10.5447