Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
€ 1.518.000,-. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2019 en geldt voor het belastingjaar 2020. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelasting opgelegd. De WOZ-waarde is daarvoor als heffingsmaatstaf gehanteerd.
Overwegingen
- [adres 2] , verkocht op 12 januari 2019 voor € 1.500.000,-;
- [adres 3] , verkocht op 11 juli 2019 voor € 1.362.500,-;
- [adres 4] , verkocht op 4 juni augustus 2018 voor € 1.055.000,-;
- [adres 5] , verkocht op 7 december 2018 voor € 1.243.750,-.
[adres 4]is € 3.031,-. Volgens eiser is door de heffingsambtenaar niet inzichtelijk gemaakt dat deze referentiewoning zou beschikken over een mindere staat van voorzieningen, waardoor het verschil tussen de m2-prijzen tussen de referentiewoning en de woning van eiser niet te verklaren is.
[adres 4]te verklaren valt door de staat van de voorzieningen. Zo zijn de voorzieningen van die referentiewoning gewaardeerd op eenvoudig/verouderd. De voorzieningen van de woning van eiser zijn gewaardeerd op normaal/gemiddeld. De rechtbank kan de toelichting die door de taxateur op zitting is gegeven volgen. Ook blijkt volgens de rechtbank uit de iWOZ-fotopresentatie voldoende dat de referentiewoning aan de
[adres 4]beschikt over gedateerde voorzieningen zoals keuken en badkamer. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat zou moeten worden afgeweken van de waardering eenvoudig/verouderd voor de referentiewoning aan de
[adres 4]. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van € 50,- aan schadevergoeding aan eiser;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 218,75 aan proceskosten aan eiser.