ECLI:NL:RBMNE:2024:353
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 25 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de waardering van onroerende zaken onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van 10 onroerende zaken in de gemeente [gemeente] voor het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar van 14 december 2021 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 8 januari 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van de heffingsambtenaar en de taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar met het verweerschrift en de bijbehorende stukken aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de resterende onroerende zaak niet te hoog is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gemachtigde van eiseres zich niet aan de goede procesorde heeft gehouden door op de zitting pas inhoudelijke standpunten in te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van eiseres om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn niet is overschreden, omdat de handelswijze van de gemachtigde van eiseres heeft geleid tot een verlenging van de procedure. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de vastgestelde WOZ-waarde in stand gelaten, evenals het verzoek om schadevergoeding.